De opsomming van citaten en feiten in Wim Hazeus biografie van
Lucebert geven een goed beeld van diens eerste jaren als dichter en schilder.
Dat de biograaf zich amper waagt aan analyse is echter een gemis.
Wat voor invloed had Luceberts kortstondige flirt met het nationaalsocialisme op zijn leven en werk? Na de stortvloed van nieuwsberichten, interviews en opiniestukken die de verschijning van Wim Hazeus biografie van de schilder en dichter op gang bracht, verwacht je dat het bijna duizend pagina's tellende boek daar antwoord op geeft. Helaas. Daar is deze biograaf het type niet voor. Hazeu is een boekhouder, die feiten en citaten bij elkaar heeft gezocht. Hij doet dat voorbeeldig, maar hij is geen schrijver die in zijn biografie een verhaal over Lucebert vertelt.
Hazeu, die eerder biografieën schreef van onder meer Gerrit
Achterberg, Simon Vestdijk en Marten Toonder, vertelt in zijn inleiding dat hij
het levensverhaal van Lucebert al had voltooid toen hij de beschikking kreeg
over de brieven die zijn hoofdpersoon midden in de oorlog schreef aan een tot
dan toe voor hem onbekende Tiny Koppijn. De lof voor Nazi-Duitsland, dat kort
na aankomst als vrijwilliger voor de Arbeitseinsatz in 1943 zijn Wahlheimat
werd, dwong hem tot 'herschrijven' van het boek.
Herschrijven is een groot woord. Hazeu heeft weinig meer gedaan
dan de nieuwe informatie op de juiste chronologische plaats in zijn verhaal
monteren. En in de rest van het boek, als Lucebert het contact met Koppijn
heeft verbroken, heeft hij een terzijde toegevoegd aan passages die zich in
Duitsland afspelen, waarin Lucebert wordt geconfronteerd met de herinnering aan
de oorlog of als zijn levenspad dat van Hans Andreus kruist - zijn jeugdvriend
met wie hij de bewondering voor de nationaalsocialistische bezetter deelde. Dat
gaat dan zo:
'De zomer leek als vanouds een periode van onbekommerd werken,
totdat Lucebert het bericht bereikte dat in de nacht van 8 op 9 juni 1977 in
zijn slaapkamer te Putten, na een zware, het lichaam totaal afbrekende ziekte,
zijn eenenvijftigjarige vriend Hans Andreus was overleden. Precies een jaar na
de dood van de vijfenvijftigjarige dichter en essayist Paul Rodenko. Lucebert
schreef in Spanje een emotioneel gedicht. [...] Met de dood van broeder Andreus
was de enige dichter met wie Lucebert het geheim van een oorlogsverleden
deelde, verdwenen.'
Het is typerend voor Hazeus werkwijze. Hij heeft alle
briefwisselingen gelezen, relevante vrienden, collega's en nabestaanden geïnterviewd,
het primaire en secundaire werk gelezen - en dat vervolgens opgesomd. Zijn
eigen inbreng als schrijver van dit levensverhaal blijft beperkt tot het met
tussenzinnen aan elkaar lassen van alle bij elkaar geschraapte feiten en dat
voorzien van uiterst beknopt commentaar. Daaruit blijkt veelal Hazeus
bewondering voor zijn hoofdpersoon. Of zijn afkeer van de kunstpolitiek van
opeenvolgende ministers of iets dergelijks.
Alle feiten geven bij elkaar wel een goed beeld van Luceberts
leven en carrière in de context van zijn tijd. Zeker in de beginjaren wekken de
vele citaten pro en contra de dichter van 'Minnebrief aan onze gemartelde bruid
Indonesia' en 'Ik tracht op poëtische wijze' een fraai indruk van de weerstand
die de experimentele dichters destijds opriepen én de direct onaantastbare
positie van Lucebert als de Keizer van de Vijftigers. Je voelt tussen de regels
iets van de opwindende sfeer van de vernieuwingsdrang tegen de stroom in.
Raadselachtig is alleen waarom Lucebert als beeldend kunstenaar zo
laat werd erkend. Hij viel al op als assistent van zijn vader, schilder van
reclameborden, toen hij nog een puber was. En toch kreeg hij pas na twintig
jaar bijna onafgebroken werken zijn eerste grote tentoonstellingen - waarna hij
ook gelijk internationaal een van de succesvolste Nederlandse kunstenaars van
zijn tijd werd. Maar waarom? Er zijn wel getuigenissen, van bijvoorbeeld Gerrit
Kouwenaar, dat Luceberts dichterlijk talent meteen werd gezien. Die ontbreken
voor Lucebert de schilder.
Het zij Hazeu vergeven. Anders is dat met het ontbreken van een
rode draad. Naarmate de biografie vordert wordt dat een steeds groter gemis.
Zodra Luceberts leven begin jaren zestig zijn bedding heeft gevonden - zeg
vanaf bladzijde 500 - begint de boekhoudkundige opsomming steeds meer te
irriteren. Expositie volgt op expositie, gedicht volgt op gedicht, incident
volgt op incident. En Hazeu schrijft daarbij voortdurend onberedeneerde dingen
op als: Luceberts optreden was het hoogtepunt van Poetry International. Wat
word je daar wijzer van?
Zeker, er is die Tweede Wereldoorlog. Hazeu poneert dat die
Luceberts leven heeft bepaald. Het geweld en de angst in de beslissende
jeugdjaren zadelden hem op met het donkere mensbeeld waar zijn werk zo vaak van
getuigt. Zijn eigen affaire met nazisme was een loodzwaar geheim dat de
herinnering nog zwaarder maakt. Maar hij maakt die stelling nauwelijks
aannemelijk. Hoe werkte de oorlog precies door in zijn leven? Waarom citeert Hazeu
de dichter dan instemmend als hij zegt ook licht te zijn geweest? Hoe
beïnvloedde het geheim Lucebert exact?
De oppervlakkigheid van deze biografie die daar het gevolg van is,
doet je van de weeromstuit zelfs vraagtekens zetten bij Hazeus grote onthulling.
In navolging van de neerlandici Marc van Oostendorp en Jos Joosten op
het weblog Neerlandistiek.nl vraag ik me af hoe serieus we het 'Sieg Heil en
Heil Hitler' van de achttienjarige Lucebert moeten nemen. De biograaf vertelt
niets over de betekenis van de brieven op dát moment. Was Koppijn misschien een
overtuigd nazi bij wie Lucebert in het gevlei wilde komen? Of eerder andersom?
Het is een gemiste kans.
Het beste is dan ook om deze biografie te beschouwen als een
aanzet. Als een bronnenverzameling op basis waarvan iemand anders te zijner
tijd een definitieve biografie kan schrijven.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 5 mrt)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten