woensdag 30 november 2016

Interview Frank Westerman over zijn nieuwe functie als editor at large (Boekblad)

Hoe ervaren schrijvers de boekhandels, uitgevers en boekenvakorganisaties waar ze mee samenwerken? In de rubriek 'Schrijvers & het boekenvak' een schrijver die editor at large wordt bij een uitgeverij. Frank Westerman hoopt bij Querido Fosfor net zo'n geode redacteur te zijn voor andere als zijn oud-redacteur Henk Pröpper voor hem was.

Fosfor gaat op in een grote, gevestigde uitgeverij. Welke knowhow verwacht u daarvan?
'De naam Querido, om te beginnen, geeft Fosfor vleugels, de uitgeverij gaat Querido Fosfor heten en daar zie ik een legendarisch luchtschip bij, dat een kleiner, experimenteel zweefvliegtuig optilt. Waarvan we gaan profiteren? Van de thermiek. 'Knowhow' is precies het goeie woord. Querido kent de kortste lijnen naar ground control, het CB in Culemborg, maar ook die naar de boekhandel, de boekverkopers als ambassadeurs, de lezers en de beroepslezers.'

Is dat dezelfde meerwaarde die u als schrijver altijd hebt gezocht?
'Uitgeven is samenwerken, het is niet top down. Als het goed is creëer je een keten, een menselijke keten, elke schakel is wezenlijk, redactie, productie, ontwerp, distributie, promotie, rechtenmanagement tot en met het sluitstuk: de ontmoeting tussen lezer en schrijver in een literaire café of op een festival.'

Tegen welke problemen liep Fosfor precies aan bij het uitgeven van boeken, zoals recent Tegels lichten van H.J.A. Hofland?
'Fosfor was te klein voor de ambities die we hadden. Als je net begint lukt alles, je bent een start-up, the new kid on the block, je krijgt subsidie, je mag ongestraft een paar keer mistasten. Maar dan, op een gegeven moment, zijn de wittebroodsweken voorbij. Dan moet je het waarmaken. Fosfor was net op het punt beland dat het digitale platform volledig was opgetuigd met losse verkoop en een lidmaatschapsmodel (elke maand een nieuwe longread, elke week een classic en toegang tot 150 eboeken voor 40 euro per jaar). Het was een lange weg om daar te komen. De eerste longreads waren multimediaprojecten, met alle digitale toeters en bellen die het internet te bieden heeft. Dat bleek de leeservaring in de weg te staan, misschien zelfs de verbeelding. We hebben de longreads weer ‘gestript’, het audioboek behouden. Toen bleek dat ‘digitaal’ niet doorzette op een manier die vrijwel iedereen vijf jaar geleden had voorspeld. Sterker: de behoefte om de beste verhalen te kunnen vasthouden, lijkt alleen maar toegenomen. Fosfor had simpelweg niet de menskracht om ook die laatste slag (om waar mogelijk het beste werk ook op papier uit te brengen) op een goede, structurele manier uit te voeren. Nu met Querido Fosfor publiceren we in het voorjaar een kleine biografie van Bibeb, niet alleen als digitale longread, maar ook in een gebonden uitgave met stofomslag. Daar ben ik nu al supertrots op.'

Waarom gaat Fosfor op in Singel Uitgeverijen en niet in bijvoorbeeld Atlas Contact, met wie Fosfor kort geleden samenwerkte?
'Fosfor-oprichter Jeroen van Bergeijk en ik (als mede-eigenaar) hebben verschillende gesprekken gevoerd over samenwerking en overname. Samenwerken deed Fosfor sowieso, met de Arbeiderspers als het ging om niet eerder vertaald werk van Ryszard Kapuściński, met Atlas Contact als het ging om de essays van Geert Mak en met de Bezige Bij als het ging om mijn slothoofdstuk uit De slag om Srebrenica, dat we vorig jaar apart onder de titel De naschok als Fosfor-longread hebben uitgebracht. Voor overname bleek Singel Uitgeverijen de meest geïnteresseerde partij, ook vanwege de dwarsverbanden met Querido Academie.'

Waarom heeft u de ambitie om editor at large te worden?
'Ik wil graag datgene doen wat ik zelf altijd heb gezocht in een redacteur. Een goede redacteur is als een schaatscoach langs de zijlijn, die je aanmoedigt met heel z’n lijf, zelfs een stukje mee schaatst, achterwaarts op het rechte stuk, zich omdraait en je dan nog meer bemoedigingen toeschreeuwt als je alweer de bocht in gaat. Maar ook iemand die je er ronde na ronde op wijst dat je er nog niet bent, dat je als auteur twee of drie seconden onder schema rijdt, dat er meer in zit.'

Wat houdt de functie precies in?
'Editor at large, ik vind het een mooie titel. Wat het inhoudt? "Redacteur op afstand" lijkt me de beste omschrijving. Samen met Annette Portegies, de uitgever van Querido en dus ook van Querido Fosfor, wil ik meedenken over de titels die we de lezers willen voorschotelen. Het is de bedoeling dat we tweemaal per jaar, voorjaar en najaar, een aanbieding maken van onze papieren uitgaven, voor de boekhandel. Per aanbieding zal ik enkele auteurs begeleiden als redacteur. Gewoon van huis uit.'

Zullen uw eigen boeken er baat bij hebben?
'Van het redigeren van andermans werk word je in ieder geval niet dommer. Misschien helpt het me helderder of sneller in te zien waarom een bepaalde vorm of toon niet werkt, en een andere wel. Maar in eerste instantie zie ik die zaken als strikt gescheiden. Andersom komt overigens vaker voor. Ik kende Peter Buwalda eerst van zijn werk in de uitgeverij, nu ken ik hem als collega-schrijver. Het is een gezonde reactie – een redacteur die denkt: dat kan ik beter. Nu denk ik als redacteur: dat kan beter.'

Is het een optie dat u als schrijver op termijn De Bezige Bij – die nu zo veel auteurs verliest – verruilt voor Singel?
'Mijn hoofdwerk verschijnt bij de Bezige Bij. Ook mijn backlist wordt daar met toewijding en zorg uitgebracht. Ik heb geen enkele reden om daar verandering in aan te brengen. Dit laat onverlet dat de tijden voorbij zijn dat een auteur gedurende zijn of haar schrijversleven vanzelfsprekend bij een en dezelfde uitgeverij blijft. In februari verschijnt, inderdaad bij Querido Fosfor (en dus Singel Uitgeverijen): In het land van de ja-knikkers. Verhalen uit de polder, een bundeling van mijn reportages over het veranderende Nederland van de afgelopen vijfentwintig jaar. Het is zo gegaan. Ik ken Annette Portegies al jaren, we hebben eerder samengewerkt toen ik met mijn dochter Vera het kinderboek Larski slaat alarm schreef, dat bij Querido Kinderboeken is verschenen. Afgelopen zomer vroeg zij, naar aanleiding van mijn gastschrijverschap aan de universiteit van Leiden dit najaar, of ik ook een masterclass voor Querido Academie wilde verzorgen. Er was meteen zoveel wederzijds enthousiasme dat we de mogelijkheden verkenden om ook een bundel samen te stellen van bestaand werk, aangevuld met niet eerder gepubliceerde reportages. Ik wilde wel maar twijfelde over de inhoud. Moest het gaan over de rotgans, of toch maar beter over Rusland? Annette Portegies wierp zich onmiddellijk op als redacteur die zich op haar zolderkamer aan het Spui opsloot met een kartonnen doos vol artikelen en typoscripten van al dan niet gepubliceerde voordrachten en essays. Ze riep Josje Kraamer te hulp, en na drie sessies schemerde er een echte bundel door het materiaal. Van het een kwam het ander, Singel Uitgeverijen bleek bereid om Fosfor te omarmen en op te tillen, waarna het voor de hand lag om In het land van de ja-knikkers als eerste titel op te nemen van de eerste aanbieding van het nieuwe Querido Fosfor.'

Waarom verlaten zo veel auteurs eigenlijk De Bij?
'De Bezige Bij verkeert in zwaar weer. Voor mij persoonlijk was het een tegenslag dat zowel commercieel directeur Anne Schroën en uitgeefdirecteur Henk Pröpper het bedrijf dit jaar verlieten. Met name voor hen beide had ik een paar jaar eerder de overstap naar de Bezige Bij gemaakt. Henk Pröpper was mijn redacteur voor zowel Stikvallei als Een woord een woord, en een goeie ook. Er werken fantastische mensen bij De Bezige Bij met wie ik kan lezen en schrijven. Gek genoeg doet het vertrek van Anne Schroën en Henk Pröpper me meer dan dat van de trits auteurs die hun heil elders zoekt.'
(Eerder in licht ingekorte vorm gepubliceerd op Boekblad.nl, 23 nov) 

Zie ook:

dinsdag 29 november 2016

Directeur De Waal: 'Boekencentrum kiest voor overname om weer grotere slagkracht te krijgen' (Boekblad)

Boekencentrum leed geen verlies. Maar de christelijke uitgeverij kiest wel voor overname door VBK om na jaren stapjes terug te hebben gezet weer grotere slagkracht te krijgen.

Dat zegt directeur Nico de Waal van Boekencentrum in een toelichting op de aangekondigde overname per 1 januari aanstaande. 'Onze markt wordt kleiner. Ook wij hebben te maken met afnemend leesgedrag. Bovendien daalt het aantal kerkelijke christenen. Onder druk van de situatie op onze thuismarkt pasten wij ons voortdurend met kleine stapjes aan. Fondsen werden kleiner, vertrekkende mensen werden niet vervangen. Tot we onszelf de vraag stelden: moeten we niet groter durven denken? Daarom stootten we al ons magazijn af en hebben we ons pand te koop gezet om het voordeel daarvan te realiseren.'
Dat proces draaide uit op overname door een groot concern. De Waal: 'Onze eigenaar Protestantse Kerk Nederland (PKN) is ook bezig met een bezinningstraject over haar toekomst. In het plan "Kerk 2025" is nadrukkelijk de vraag op tafel gelegd: is het uitgeven van boeken wel een kernfunctie van de kerk in deze tijd? Dan kon Boekencentrum misschien zelfstandig verder, maar dan moet je toch kapitaal aantrekken of een andere vorm van een management buy out verzinnen. Daarbij: op welke schaal ga je opereren?'
Verdere marktverbreding was voor Boekencentrum immers geen optie meer. 'Vanaf de start heeft Boekencentrum zich ontwikkeld van een non-fictieuitgevers met boeken, liedboeken en tijdschriften naar iets groters. Wij hebben Meinema overgenomen, het fictiefonds Mozaïek opgezet en ontwikkeld, het filosofiefonds Klement overgenomen. Maar op een gegeven moment stuit je op grenzen. Vanuit ons profiel kunnen wij geen succesvol esoteriefonds opzetten. En voor bijvoorbeeld een hobbylijn tropische vogeltjes – ja, die had ik vroeger – hebben wij niet het personeel in huis. Die hebben verstand van andere markten.'
Binnen VBK samengaan met Kok maakt de uitgeverij direct sterker. 'VBK heeft een sterke backoffice en verkoopafdeling. Hierdoor zal Boekencentrum bredere verkoopmogelijkheden hebben voor alle titels en tijdschriften. Daarnaast is binnen VBK veel expertise in huis op het gebied van digitalisering. Mooi is ook dat het van oorsprong gereformeerde Kok en het van oorsprong hervormde Boekencentrum in navolging van deze kerken, die al in 2004 samengingen in de PKN, nu ook samenkomen. Ook al geven beide uitgeverijen al langer voor de hele christelijke markt uit – protestants en katholiek.'
In maart verhuizen Boekencentrum én Kok naar een speciaal voor hen nieuw gehuurde vleugel in het VBK-gebouw in Utrecht. Niet alle medewerkers gaan mee uit Zoetermeer. Naast twee magazijnmedewerkers en een tijdelijke medewerker is één medewerker op het gebied van abonnementenbeheer door de overname boventallig geworden. De 63-jarige De Waal blijft ook Boekencentrum leiden. 'Op een gegeven moment was ik zo bezig met steeds verkleinen dat ik mezelf de vraag stelde: waar zit nu je passie? Ik wilde die vraag weer positief beantwoorden. Door nog een paar jaar Boekencentrum te leiden in de nieuwe constellatie kan dat.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 25 nov)

Zie ook:

vrijdag 25 november 2016

Elly Kamp, 'Ferdinand en Johanna' – het goede huwelijk van de Bordewijks (Athenaeum.nl)

Met welke biograaf kan Elly Kamp het best worden vergeleken? De neerlandica schreef met Ferdinand en Johanna een schoolse, maar rijke dubbelbiografie van de schrijver Ferdinand Bordewijk en zijn vrouw, de componiste Johanna Bordewijk-Roepman. Volgens Kamp haalde het echtpaar het beste in elkaar naar boven. Die centrale stelling maakt ze niet waar.

Een biograaf moet het doen met het materiaal dat is overgeleverd. Elisabeth Leijnse kon voor haar Libris Geschiedenis Prijs-winnende dubbelbiografie van de zusjes-De Jong van Beek en Donk putten uit een kist vol dagboeken, brieven en familiedocumenten. Elly Kamp moest voor haar dubbelbiografie van het echtpaar-Bordewijk het bombardement van 3 maart 1945 slikken, die hun Haagse woning volledig verwoestte. Alleen een huissleutel en een fiets konden worden gered. Het echtpaar trok 'op een schoen en een slof' bij aangetrouwde familie in, schreef de auteur van Bint en Karakter later. Dat maakt nogal verschil. Daarbij waren de zussen bijna exhibitionistisch te noemen vergeleken bij de gereserveerde Bordewijk.
Maar dan nog. Er zijn biografen die ook bij gebrek aan materiaal een levendig beeld van hun hoofdpersoon weten te schetsen. Een sterk voorbeeld is het levensverhaal dat Annejet van der Zijl van Gerard Heineken schreef. Zijn weduwe had hem vakkundig geprobeerd uit de annalen te verwijderen. Door het Amsterdam van zijn tijd in geur en kleur op te roepen en gedetailleerd de ontwikkeling van de negentiende-eeuwse biermarkt te schetsen, zie je de brouwerijdirecteur toch voor je. Zo'n biograaf is Elly Kamp niet. Ze lijkt evenveel weerzin te voelen als haar belangrijkste hoofdpersoon om op basis van snippers - de toon van een brief, een losse observatie van een buitenstaander - te speculeren over de diepe zielenroerselen van de schrijver en zijn componerende te tonen. Kamp houdt afstand.
Ferdinand en Johanna is daarom in de eerste plaats een feitenrelaas. De biografe somt in vierhonderd dichtbedrukte pagina's alle gebeurtenissen uit het leven van het artistieke echtpaar op: van verhuizingen en geboortes tot toevallig in brieven opgedoken anekdotes. Dat levert een schat aan kennis op voor wie meer wil weten over de schrijver en de componiste - al was de laatste in haar discipline een stuk minder belangrijk, getuige het ontbreken van composities van haar hand op een platform als Youtube (met uitzondering van een kort fragment, opgenomen tijdens de presentatie van dit boek). Van de carrière van Bordewijks vader tot de loopbaan van Bordewijks dochter, het staat er allemaal in.
Kamp toont zich daarbij een kritische biograaf, die ieder gegeven zorgvuldig afweegt. Het pregnantst gebeurt dat bij de antisemitische personages die Bordewijk direct na de oorlog opvoert in De doopvont en Bloesemtak. Ze verwerpt op grond van de context van beide romans en de manier waarop tot circa 1960 over de Jodenvervolging werd gedacht het idee dat Bordewijk zelf antisemiet zou zijn, maar zet ook vraagtekens bij zijn standpunt dat nationaliteit voor ras gaat en een goede Jood boven alles Nederlander is. En zo doet ze dat bij meerdere zwakke eigenschappen van de Bordewijks. Hadden ze bijvoorbeeld door hun concentratie op hun scheppende kunst wel voldoende aandacht voor hun dochter?
De biograaf met wie Kamp het beste kan worden vergeleken is Nop Maas, die een kroniek van Gerard Reves leven schreef. Alleen schrijft Kamp niet zo goed. In plaats van één helder doorlopend verhaal hopt ze tamelijk schools van paragraaf naar paragraaf, die alleen door een chronologische volgorde met elkaar verbonden zijn. Ze lijkt er daarbij vanuit te gaan dat lezers de paragrafen ook los moeten kunnen lezen. Dan wordt wéér uitgelegd dat Ewijk, hoofdpersoon uit Apollyon, lijkt op Bordewijk. Dan lees je wéér dat oudste broer Han een onecht kind had, wat Bordewijk in Karakter en Rood paleis als gegeven gebruikte. Hier had strenge redactie wonderen voor het boek kunnen doen.
Door de aanpak die Kamp in haar dubbelbiografie hanteert, kan ze ook haar centrale stelling onvoldoende waarmaken. De 'geremde, afstandelijke en argwanende' man verschilde hemelsbreed van zijn 'aardige, charmante en spontane' vrouw, schrijft ze, maar hun band was zo hecht dat ze elkaars carrière tegen de klippen van aanvankelijke tegenstand op tot een succes maakten. Maar waar blijkt dat uit? Ze droegen werk aan elkaar op. Ze maakten samen een opera en een declamatorium. Ze lachten liefdevol naar elkaar in een gezamenlijk tv-optreden. Bordewijk verwerkte een geheim motief in zijn werk als eerbetoon aan zijn vrouw (alle vrouwennamen in zijn oeuvre eindigen op -a). En hij bleef haar geloven toen zij paranoïde wanen begon te vertonen. Zoals ook zij hem steunde. Maar dat is niet genoeg.
Waarom zouden dit niet gewoon bewijzen van een goed huwelijk zijn? Ze hielden ongetwijfeld veel van elkaar. Maar zouden hun carrières zonder een liefhebbende levensgezel nooit van de grond zijn gekomen? Voor Ferdinand was het schrijven een diepgevoelde noodzakelijke levensvervulling. Hij deed weliswaar alsof hij het er maar bij deed naast een druk leven als advocaat, inclusief nevenfuncties als adviseur en hoofd van het Bureau voor rechtsbijstand in Rotterdam, maar dat was onderdeel van het masker dat hij altijd ophield. Alleen in literatuur durfde hij zich werkelijk te uiten. Voor Johanna gold dat allemaal minder. Zij heeft tijdens diverse periodes in haar leven langere tijd geen enkele compositie geschreven.
Het gekke is: Kamp probeert zich nu wel met speculatie te redden. Zo schrijft zij - zonder bronvermelding: 'Geld was belangrijk om hun beider carrière als kunstenaar een start te geven maar nog belangrijker was ongetwijfeld de onderlinge steun. Zij zullen elkaar moed ingesproken hebben na weer een slechte recensie, waar ze in de jaren twintig allebei royaal mee werden bedeeld. Ze werden beide beschuldigd van imitatie: Ferdinand van Poe, Johanna van Debussy. Hun werk werd niet begrepen, het was te akelig, te raar, te modern. De buitenwereld (recensenten) vormden de gezamenlijke tegenstander - en er is niets dat ze zo verbindt als een gezamenlijke vijand.'
Maar wat het echtpaar werkelijk onderling besprak na een slechte recensie? Om dat te weten zou eerst een kist vol dagboeken, brieven en familiedocumenten moeten opduiken. Tot die tijd blijft het levensverhaal van de Bordewijks een reeks feiten waarover het moeilijk is conclusie te trekken over hun persoonlijkheid en hun diepste drijfveren. In ieder geval in de biografie van Elly Kamp.

(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 17 nov)

donderdag 24 november 2016

Interview Martin Michael Driessen blikt terug op toekenning ECI Literatuurprijs 2016 (Boekblad)

Hoe ervaren schrijvers de boekhandels, uitgevers en boekenvakorganisaties waar ze mee samenwerken? Martin Michael Driessen kreeg de ECI Literatuurprijs 2016 voor zijn novellebundel Rivieren. Hij droeg dit boek op aan de uitgever die hij kort geleden heeft verlaten.

Driessen (1954) had een lange carrière in het theater voor hij schrijver en vertaler werd. Hij debuteerde in 1999 met de roman Gars. Pas dertien jaar later volgde zijn tweede roman Vader van God. Voor Rivieren stapte Driessen over van Wereldbibliotheek naar Van Oorschot. Met succes – hij won voor deze bundel zowel de ECI Literatuurprijs van de lezers als van de jury. 'Rivieren is een boek van een ingetogen grootheid, met schitterende beeldende zinnen en een onbestemde dreiging, en tegelijkertijd van een weldadige tijdloosheid', aldus de jury.

Beschouwt u de ECI Literatuurprijs als uw doorbraak als schrijver? En wat is dan belangrijker: de juryprijs of de lezersprijs?
'De prijs betekent, denk en hoop ik, de doorbraak bij een veel groter lezerspubliek dan ik tot nog toe had. Het betekent erkenning en aandacht, en is tevens een bevestiging voor de mensen die altijd al in mijn werk hebben geloofd, zoals de recensenten Herman Jacobs en Sonja de Jong. Dat ik allebei de prijzen gewonnen heb en zogezegd zowel congres als senaat achter me staan, is natuurlijk fenomenaal. De lezersprijs is me ontzettend dierbaar omdat ik die (naast de prestigieuze 'grote prijs') als een bijzonder blijk van liefde voor mijn boek ervaar.'

Waarom maakte u – relatief laat – de overstap naar de literatuur? Had u het idee hierin succesvoller te kunnen zijn, zoals deze prijs bewijst?
'Het verlangen naar succes speelt geen enkele rol in mijn schrijverschap. Het heeft geen invloed op wat ik schrijf, en dat wil ik om elke prijs zo houden. In het theater was dat welbeschouwd niet anders, hoewel succes daar natuurlijk een sine qua non is om door te mogen werken... maar ook als regisseur ging het mij erom verhalen te mogen vertellen – in dat geval met behulp van vele, soms honderden mede-kunstenaars. Als schrijver ben je alleen. Dat is denk ik ook de reden voor de overstap: ik wil geen interferentie, geen ruis, geen afleiding, geen mogelijk excuus voor alles wat niet volmaakt is.'

Uw uitgever Mark Pieters zei na de toekenning van de prijs „minimaal 25.000 tot 30.000 exemplaren” van Rivieren te kunnen verkopen. Houdt u daar ook rekening mee?
'Geen idee. Ik ben niet erg mercantiel ingesteld. Maar ik hoop het van harte, voor Van Oorschot en voor mezelf.'

Wat is tot nu toe uw best verkopende boek?
'Dat is denk ik Vader van God. Dat had drie drukken en wordt nu opnieuw uitgebracht door Wereldbibliotheek, in een prachtig vormgegeven midprice uitgave. Ik hoop vurig dat ook mijn andere boeken een herkansing krijgen – mijn woeste eersteling Gars, de novelle Een ware held, en het volgens mij schromelijk onderschatte Lizzie uit 2014, de breed opgezette roman over liefde en kunst die ik samen met Liesbeth Lagemaat schreef.'

Is Rivieren geschikt voor een groot publiek?
'Ja. Ik denk dat het in wezen een toegankelijk boek is, omdat het over de diepste menselijke drijfveren gaat in de vorm van spannend vertelde verhalen – ook als niet elke lezer de vele literaire verwijzingen herkent. De melodieën van een Mozart of een Verdi werden per slot ook zowel aan de hoftheaters gespeeld als op straat gefloten... Het kan allebei en sluit elkaar niet uit, mits het werk een intrinsieke schoonheid heeft.'

Hoe kijkt u terug op de ontvangst van het boek door de boekhandel tot nu toe?
'Met groot respect en met dankbaarheid. Volgens mij is het succes van mijn boek voor een groot deel te danken aan hun inzet.'

Waarom is uw boek opgedragen aan Koen van Gulik, de uitgever van Wereldbibliotheek – terwijl u zelf voor dit boek bent overgestapt naar Van Oorschot?
'Deze vraag is mij natuurlijk de laatste weken heel vaak gesteld. Koen van Gulik zelf – zo trots als hij is op die opdracht – meent dat het telkens weer beantwoorden ervan afleidt van het boek zelf, en dat ik er eigenlijk voortaan niet meer op in zou moeten gaan... Dat zegt iets over het formaat van deze man. Zijn liefde voor de literatuur is zo groot dat hij mij uit zichzelf heeft aangeraden over te stappen naar een andere uitgeverij, omdat hij onderkende dat een hechte persoonlijke vriendschap als de onze niet compatibel is met de rollen van uitgever en auteur. Waarbij hij zich tegelijkertijd onvermoeibaar blijft inzetten voor mijn eerdere titels.'

Speelde bij de overstap ook een rol dat Wereldbibliotheek werd overgenomen door Nieuw Amsterdam? Is Wereldbibliotheek nu een fundamenteel andere uitgeverij dan Van Oorschot?
'Ik zie geen direct verband. Het is wel zo dat Van Oorschot is wat Wereldbibliotheek was: een onafhankelijke uitgeverij. Ik maak er geen geheim van dat ik als auteur een aversie heb tegen grote, gelikte bedrijven met enorme anonieme back-offices – ook als ze wat promotie betreft misschien over grotere middelen beschikken. Voor mij is de directe, intensieve en consistente samenwerking met een kleine groep toegewijde mensen die in mijn en hun belang de allerhoogste eisen stellen onmisbaar. Zo'n samenwerking had ik met Koen van Gulik en Koos Hageraats bij Wereldbibliotheek. Nu heb ik die met Mark Pieters, Menno Hartman en Merijn de Boer bij Van Oorschot. Zo hoort het te zijn. Ik hoop dat Wereldbibliotheek binnen het enorme concern waarvan zij nu deel uitmaakt de grootst denkbare vrijheid krijgt om de kwaliteit van dat prachtige fonds te handhaven.'

Loopt het werk aan een volgend boek nu vertraging op? Ik kan me voorstellen dat er sinds donderdagavond heel wat op u af is gekomen.
'Ja! De tijd die ik nodig heb om uw vragen te beantwoorden had ik anders wellicht besteed aan twee nieuwe alinea's van mijn volgende roman, De pelikaan... Maar ik beklaag me natuurlijk niet. Veel interviews en verzoeken om optredens. De boekhandelaren die zich zo enorm voor Rivieren hebben ingezet, kunnen te allen tijde een beroep op mij doen, ook zonder honorarium. Zoals Maartje Swillen van Boekarest in Leuven, Dick Anbeek van De Drvkkery in Middelburg, en Daan Welboren van Nauta Boek in Den Burg.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 17 nov)

zaterdag 19 november 2016

Waarom je Eva Rovers' biografie van Boudewijn Büch beter nu kunt lezen (Athenaeum.nl)

In haar biografie van Boudewijn Büch legt Eva Rovers op schitterende wijze bloot hoe de schrijver en televisiepresentator een mythomaan werd. En waarom hij bereid was de hoogste prijs te betalen om zijn fabels in stand te houden. Ook verklaart Boud waarom de naam Boudewijn Büch gedoemd is om in de vergetelheid te raken.

Niemand kon zo makkelijk vrienden maken als Boudewijn Büch. Hij overweldigde iedereen met zijn charme, zijn spraakwaterval, zijn schijnbare vrolijkheid. En toch. Nadat hij op 23 november 2002 – 53 jaar oud, nog midden in het leven – overleed aan een hartstilstand, kwamen amper twintig mensen opdagen op de begrafenis in Driehuis. Bijna allemaal waren het mensen met wie hij op dat moment werkte. Zijn personal assistent. De presentatoren van Barend & van Dorp, waar hij sinds kort vaste gast was. Een derde van de aanwezigen waren boekverkopers wiens trouwe klant hij was geweest. Onder hen winkelchef Herm Pol van Athenaeum Boekhandel.
Als je Boud van Eva Rovers helemaal hebt doorgewerkt, verbaast het je eerder te lezen op bladzijde 462 dat er nog zo veel mensen waren. De vriendschappen van Büch gingen uiteindelijk maar één kant op. Anderen voelden vriendschap voor hem, hij niet voor hen. Dat wil zeggen: Büch was ook innig bevriend met hen, maar alleen zolang ze hem kritiekloos bewonderden; zolang ze hem de aandacht en het applaus gaven waar hij naar hengelde. Het was niet de bedoeling dat ze moeilijke vragen stelden. Of verwachtten dat hij zich net zo aan hen blootgaf als zij aan hem. Dan verbrak hij zonder opgaaf van redenen alle contact. En dus bleef er aan het einde van zijn leven niemand over.
De eenzaamheid is de prijs die Büch betaalde voor zijn overlevingsstrategie, maakt Rovers duidelijk in haar indrukwekkende biografie. Hij had een ongelukkige jeugd – door zijn godsdienstwaanzinnige, driftige vader; de scheiding van zijn ouders, waarna hij zijn vader jarenlang niet meer zag; een traumatisch verblijf in een herstellingsoord. Hij kon die gevoelens alleen vergeten als hem bewondering en aandacht ten deel viel. Zodra hij ontdekte dat hij troost putte uit de waardering die hij oogstte omdat hij zo veel wist en zo makkelijk praatte, probeerde hij (uiteraard onbewust) steeds actiever zijn ongeluk te dempen.
Het probleem daarbij was dat Büch toch niet genoeg had aan zijn talenten om zijn onrust te stillen. Het was leuk, hoor: opvallen met weergaloze spreekbeurten, matige gedichten of absurde anekdotes. Maar hij had behoefte aan méér. Altijd maar meer. Daarom begon Büch te fabuleren. Dat hij homoseksueel was bijvoorbeeld. En toen dat eind jaren zestig eigenlijk niet meer zo choquerend was: dat hij pedofiel was. Of dat zijn vader zelfmoord pleegde en hem een miljoenenerfenis had nagelaten. Dat hij meerdere studies had afgerond. Of – Büchs bekendste mythe – dat hij een zoon had verwekt, die veel te jong overleed.
Zonder dat Büch er erg in had, liep hij zo een fuik in waar hij nooit meer uit zou komen. Vooral met het verhaal over het overleden zoontje laat Rovers haarscherp zien hoe dat verhaal stap voor stap ontstond en welke invloed het vervolgens op hem had. Zeker, hij genoot van de aandacht die het hem gaf en molk het verzonnen leed zonder enige scrupules uit voor zijn winkel. Maar het betekende ook dat hij boven alles ontmaskering moest zien te voorkomen. Anders zou alles wat hij bereikt had, in rook opgaan. Zelfs tegen zijn trouwste en oudste vrienden moest hij blijven volhouden dat het allemaal echt waar was. Daar bleek geen vriendschap tegen bestand.
Boud maakt zo de premisse waar die Rovers in haar inleiding uiteenzet. Dat Boudewijn weliswaar een mythomaan was, maar dat de stroom aan ontmaskerende artikelen, boeken en tv-programma’s na zijn dood hem veel te hard aanpakten. Büch was geen dwangmatige leugenaar. Hij wilde alleen maar zijn diepe wanhoop vergeten. Niet alleen door de persoonlijkheidscultus rond zijn persoon voortdurend op te stoken, maar ook door de klok rond te werken en aan de lopende band boeken te kopen. Het werk schonk hem vergetelheid. De ontvangst van een begeerd boek gaf hem een kortstondig moment van geluk.
Daarnaast laat de biografie nog iets anders zien: Büch was in de eerste plaats een BN’er – en geen schrijver. Natuurlijk besteedt Rovers aandacht aan zijn vroege poëzie, de romans van de jaren tachtig (met De kleine blonde dood uit 1985 als zijn bekendste werk) en een groeiende stroom non-fictie en gelegenheidswerkjes daarna. Maar eigenlijk ligt de focus vooral op datgene waar Büch de meeste tijd aan besteedde en de grootste bekendheid mee verwierf: de televisie (met name De wereld van Boudewijn Büch dat van 1988 tot 2001 te zien was) en de ontelbare schnabbels en spin-offs die daar het gevolg van waren.
De keuze van Rovers is begrijpelijk. Wat valt er te analyseren aan eendimensionale, stilistisch zwakke romans, die vrijwel zonder uitzondering slecht werden ontvangen? Waarom zou je de inhoud beschrijven van late romans als De bocht van Berkhey en het vervolg Het geheim van Eberwein, dat vlak na zijn dood verscheen? Büch had tegen die tijd ingezien dat hij nooit het geniale boek zou schrijven waar hij vanaf zijn vroege jeugd van had gedroomd. Daarom verwerd ook zijn literaire werk tot niet meer dan rekwisieten in het Theater Büch. Het was alleen maar bedoeld om de spotlights om hem gericht te houden.
Dat inzicht doet het ergste vermoeden voor Büchs postume roem. Rovers mag in haar epiloog opmerken dat de BN’er wordt geëerd met straatnamen, een naar hem vernoemde prijs (ter ere van iemand die het antiquarische boek onder de aandacht brengt) en twee nog actieve Büch-gezelschappen. Toch is het onvermijdelijk dat de afwezigheid van de persoon die de bewondering oproept, ertoe zal leiden dat hij eerder vroeg dan laat uit het collectieve geheugen zal verdwijnen. Büch heeft niets van blijvende waarde achtergelaten. Nu al staat Büch niet meer bij de lijst fondsauteurs van zijn vaste uitgeverij De Arbeiderspers.

Daarom zeg ik: lees Boud nu. Over een jaar of tien zal het leven van deze fraaie biografie zoiets zijn als het lezen van een biografie van – nou ja, noem een willekeurige voetnoot uit de geschiedenis.

Zie ook:

vrijdag 18 november 2016

Interview DBC Pierre over Crossing Border en zijn Nederlandse uitgeverij Podium

Hoe ervaren schrijvers boekhandels, uitgevers en de boekenvakorganisaties? In de rubriek 'Schrijvers & het boekenvak' DBC Pierre, die ter gelegenheid van zijn nieuwste boek op Crossing Border optrad. Het is zeldzaam dat een auteur een persoonlijke relatie heeft met een buitenlandse uitgever. DBC Pierre heeft dat wel met Joost Nijsen van Podium.

DBC Pierre (1961) is vaak in Nederland. Eigenlijk vliegt hij na ieder boek wel een keer over. Zojuist verscheen, na zijn debuut Vernon God Little uit 2003 en nog drie romans, de 'a-typische schrijfgids' Laat ze maar denken dat je als schrijver geboren ben­. En hij was afgelopen weekend zeker al voor de vijfde keer te gast op Crossing Border, vermoedt hij, dus dat kan haast niet anders. In Laat ze maar denken... vertelt DBC Pierre hoe hij, zonder enige relevante opleiding, vanuit het niets een Booker Prize-winnende roman schreef. Hij maakte dit boek op aanraden van zijn Engelse uitgeverij Faber & Faber, die liever met een nieuwe roman van zijn hand wachtte tot het tij voor literaire fictie gunstiger wordt.

Komt u graag naar Crossing Border?
'Zeker. Dit festival behoort tot de beste in de wereld. Er is hier een heel bijzondere vibe. Ik werd hier bovendien al uitgenodigd voordat ik de Booker Prize won. Het boek was nog niet eens ingestuurd voor die prijs. Het was daarom ook het eerste festival waar ik heenging. Voor ik schrijver was wist ik niet eens dat er zo'n internationaal circuit van literaire festivals bestond. Bijzonder is ook dat het al heel lang literatuur en muziek combineert. Nu zie je dat vaker, maar Crossing Border was een van de eerste. Die mix maakt literatuur opwindend. Geeft het rock-'n-roll. Tegelijk geeft het de muziek zwaartekracht en prestige.'

Wat maakt een literair festival goed?
'Er zijn heel veel verschillende festivals. Festivals op bijzondere locaties. Festivals met een grote portemonnee die veel grote schrijvers kunnen uitnodigen. Maar dat verklaart hun succes niet. Dat zit hem in de alchemie van vaak niet meer dan één persoon, die precies weet welke schrijvers goed samen passen, die verschillende evenementen perfect op elkaar afstemt, die voortdurend op de achtergrond bezig is om te kijken of alles goed gaat. Bij Crossing Border heeft Louis Behre die alchemie – en nu zijn zoon Michel, die het van hem heeft overgenomen.'

Is het belangrijk voor een internationaal bekende auteur om het festivalcircuit over de wereld af te reizen?
'Festivals zijn zeker belangrijk. Vooral dát ze bestaan. Alles wordt tegenwoordig overheerst door de markt. De kunst is een van de laatste vrije zones. Kunst is daarom betekenisvoller geworden dan het ooit is geweest. Veel meer dan vroeger zijn we met elkaar verbonden via de kunst. De plekken waar dat gestalte krijgt zijn de festivals. In een volledig gefacebookte wereld kunnen lezers elkaar daar ontmoeten. Kunnen ze daar ontdekken hoe belangrijk en cool boeken zijn.'

Zijn de festivals noodzakelijk voor het inkomen van een schrijver?
'Lang niet alle festivals betalen hun auteurs. Sterker, de meeste festivals redeneren dat het voordeel van een optreden ligt in de aandacht die het genereert voor je werk. Crossing Border is een van de weinige die de auteurs een honorarium betalen. Is dat dan veel? Het is in ieder geval genoeg om tijdens het festival een goede fles whisky te drinken, vijf gram goede kwaliteit hasj te roken en nog een paar sloffen shag mee naar huis te nemen.'

Hoe ervaart u het literaire klimaat in Nederland?
'Opwindend – dat komt natuurlijk ook door Crossing Border. Net als in Duitsland heb je in Nederland een intelligent, goed opgeleid publiek. Het verschil is dat in Duitsland iedereen ernstiger is. Vragen zijn studieuzer, het publiek is stiller en beleefder. Het is de sfeer van: de plicht van cultuur. In Nederland is het publiek eerder een groep vrienden, met wie je makkelijk en informeel in gesprek komt. Er is geen grens tussen artiest en publiek, zoals in de rest van de wereld. Ik vind dat heerlijk. Ik ben normaal behoorlijk nerveus voor een optreden, maar hier een stuk minder.'

Van alle 42 landen waarin uw werk verschijnt, komt u het liefst naar Nederland?
'Het klinkt slijmerig om te zeggen nu ik hier ben, maar: ja. Mijn Nederlandse uitgeverij Podium is naast Faber & Faber in mijn eigen land de enige uitgeverij die niet alleen de succesvolle boeken, maar ook de flops heeft gepubliceerd. Ze blijven me trouw, ook als ze geen geld aan mijn werk verdienen. Daar ben ik heel blij mee. Ik kan ook goed overweg met Joost Nijsen van Podium. Hij ondersteunt volledig die opdracht die ik voel te hebben – de opdracht om beter proberen te schrijven dan ik eigenlijk kan. En mijn werk wordt bij Podium altijd zo mooi vormgegeven. Dat is voor mij belangrijk. Ik kocht vroeger al boeken alleen omdat ik ze als object zo mooi vond. Ik had geen idee van de inhoud.'

Kunt u een persoonlijke relatie opbouwen met een buitenlandse uitgever?

'In het algemeen leer je hen nooit kennen. In, zeg, 34 van de 42 landen hebben de uitgeverijen mijn boeken uit de catalogus van de agent gekocht. Daarom nemen ze ook veel makkelijker afscheid van een auteur als die onvoldoende verkoopt. En omdat het land zo klein is betalen ze nog minder voor de vertaalrechten dan de prijs van een vliegticket om mij te laten overkomen – dus dan kom ik er nooit. Het levert mij ook weinig inkomsten op. Het is vooral een leuk idee dat je werk ook in die landen bestaat. Daarom ken ik eigenlijk alleen de uitgevers in de grotere landen: Frankrijk, Duitsland, Nederland, Denemarken. Laatst was ik overigens wel in Georgië. Heel leuk. De uitgevers bleken een groep advocaten te zijn die in hun vrije tijd literatuur uitgaven.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad, 10 nov)