vrijdag 31 augustus 2012

Interview: Joke van Leeuwen over 'Feest van het begin' (BOEK)


Ze werd beroemd met kinderboeken. De laatste jaren schreef Joke van Leeuwen ook steeds meer boeken voor volwassenen. Feest van het begin gaat over de woelige jaren tijdens de Franse revolutie. Of eigenlijk: over de beginblik die iedereen moet proberen vast te houden. En daarmee over de essentie van Van Leeuwens oeuvre.

Zoek het moment waarop het allemaal begon

Begin juni. Op de officiële opening van de tentoonstelling over letters die ze heeft samengesteld in het Haagse Museum Meermanno draagt Joke van Leeuwen het gedicht ‘Vel’ voor. Daarna speelt ze met Caroline Deutman een duet voor piano en handvliesje – de strak getrokken huid tussen duim en wijsvinger waaruit ze een geluid als van een trompet krijgt als ze erop blaast. En wanneer het publiek na afloop door het museum dwaalt, ziet iedereen wat Van Leeuwen zelf heeft bijgedragen aan haar expositie: een fotografisch ‘toevallig alfabet’, een abc gemaakt uit tekeningen en collages van oude gravures, en een serie filmpjes waarin Europeanen het Latijnse alfabet in hun eigen taal opzeggen.
Poëzie, muziek én beeldende kunst. Wie durft te beweren dat Joke van Leeuwen (1952) alleen maar de kinderboekenauteur van klassiekers als Deesje, Iep! en Ozo heppie is? Ze is een veelzijdig kunstenaar die steeds meer terreinen verovert. Ook als dichter en romancier voor volwassenen timmert ze met toenemend succes aan de weg. Naast Gouden en Zilveren Griffels voor haar kinderboeken won ze de C. Buddingh’ Prijs voor poëziedebuten. Haar roman Alles nieuw stond op de shortlist van de AKO Literatuurprijs. Eerder dit jaar schreef ze de speciale bundel ter gelegenheid van Nationale Gedichtendag.
Eind augustus verschijnt Van Leeuwens derde roman voor volwassenen. Feest van het begin volgt een aantal Parijzenaars in de eerste, moeilijke jaren tijdens de Franse revolutie. De vondeling Catho vlucht de straat op als het hospice dreigt te worden gesloten omdat de nieuwe machthebbers religieuze instituties verbieden. De rijke Berthe, die vroeger als non de lerares en vertrouwenspersoon van Catho was, probeert op voet van gelijkheid te leven met de voormalige bedienden van haar ouders. En pianobouwer Tobias, die het financieel moeilijk heeft in een tijd waarin geen geld overblijft voor kunst, onderhoudt een gevaarlijke vriendschap met de beul.
Feest van het begin is opnieuw een stap in haar ontwikkeling als romanschrijver. In Vrije vormen was ze merkbaar op zoek naar een goede balans tussen de springerigheid die haar proza voor kinderen kenmerkt en een strak opgebouwd plot. Saaie opsommingen en mooie vondsten wisselden elkaar af. Het ondanks alle vindingrijkheid melancholieke Alles nieuw sloot door de uitbundige, zeer geslaagde mengeling van tekst en beeld sterk aan bij haar kinderboekenoeuvre. In haar nieuwe roman is Van Leeuwen daarentegen een afstandelijke verteller die met veel psychologisch inzicht de subtiele veranderingen van haar personages in kaart brengt.
De taalkundige opmerkingsgave en omkeringen die het werk van Joke van Leeuwen zo herkenbaar maakt is ook in Feest van het begin terug te vinden. Catho’s vagina wordt consequent een i genoemd. Een landschapje in een drukke lijst lijkt verlegen. En: de hoofdletter R ‘lijkt op een P die een steunbalk heeft gekregen omdat hij anders zou omvallen’. Maar je komt zulke vondsten maar zelden tegen in het sober vertelde verhaal. Alsof ze – terecht – heeft aangevoeld dat te veel inventiviteit op het niveau van de taal niet past bij de almaar groeiende onzekerheid van haar personages.

Hoe is Feest van het begin ontstaan?
‘Ik herinnerde me dat ik als 18-jarige zocht naar vrouwen die niet in de geschiedenisboekjes stonden maar daar wel in hadden moeten staan. Ik wilde schrijven en tekenen, maar die scheppingsdrang werd niet aan een vrouw gekoppeld. Er was een sterk beeld van hoe meisjes hoorden te wezen: brave huisvrouwen. Nu drongen mijn ouders dat beeld niet op, maar ze hadden wel die rolverdeling: mijn moeder is gestopt met werken, voedde haar zes kinderen liefdevol op en ging pas toen wij op de middelbare school zaten weer studeren. Daarom zocht ik in die tijd in de geschiedenis naar voorbeelden. En opeens herinnerde ik me een van die vrouwen weer: Olympe de Gouges.’

Is Catho of Berthe op haar gebaseerd?
‘Nee. Olympe de Gouges was een achttiende-eeuwse toneelschrijfster die haar tijd vooruit was. Ze was voor de vrijheid van slaven en voor de gelijkwaardigheid van vrouwen. Ze vond dat vrouwen het recht hadden om een huwelijk op te doeken. Maar ze was niet anti-koning. Tijdens de Terreur is ze toen onder de guillotine terecht gekomen.’

Olympe de Gouges komt wel als figurant in het boek voor.
‘Ja. Het is alsof zij het kapstokje was om de rest van het boek te vinden. Ik ben na het boek over Olympe de Gouges allerlei andere dingen uit die tijd gelezen. Het leuke van het Frans is dat dat ook zo goed kan. Je krijgt helemaal niet het idee dat het lang geleden geschreven is. Stijl en taal zijn veel minder veranderd dan van het Nederlands. Er staat in de onvoltooid verleden tijd alleen nog -oit in plaats van -ait. Je moet wennen aan de s-sen die als f-fen zijn geschreven. En hoe gaat het dan? Tijdens het lezen ontstaan vanzelf flarden tekst. Als er dan opeens een halve pagina in mijn schriftje staat, weet ik dat het onderwerp potentie heeft.’

Alle personages zijn dus volkomen verzonnen?
‘Alleen Tobias en de beul niet. Over Tobias stond niet meer vermeld dat hij een winkel had en dat hij uit het buitenland kwam. De beul Charles-Henri Sanson heeft echt bestaan. Net als ik in het boek beschrijf, was hij onderdeel van een dynastie. Pas zijn kleinzoon kon ontsnappen aan dat vak. Zijn overwegingen heb ik uit zijn dagboek. Verder wilde ik dat de roman historisch goed onderbouwd was, maar de personages zijn geheel aan mijn verbeelding ontsprongen.’

Wat trekt u aan in die tijd van de Franse revolutie?
‘Het is een overgangstijd, net als in mijn vorige boek dat rond het millennium speelt. Dat is een periode waarin alles verschuift. Waarin waarden worden omgekeerd. Voor een romanschrijver is dat interessant. Wel wilde ik het verhaal los maken van de bekende kreten: Parijs, 1789, de Bastille. Ik noem die nergens. Zo denk je als lezer niet meteen aan wat je weet van die periode, maar kun je met meer afstand in de hoofden kruipen van de gewone mensen die toen leefden. Het verhaal wordt er ook universeler door. Nadat ik het feitelijke Bezoekjaren had geschreven, gebaseerd op het verhaal van Marokkaanse vrienden van mij, hoorde ik van iemand uit Tunesië dat het ook haar kindertijd beschreef. En van een vrouw hier die de angsten herkende van haar jeugd in de Tweede Wereldoorlog. Je kan feiten dus ook weglaten.’

Waarom heet de roman Feest van het begin?
‘Eerst wilde ik het Weest gelukkig noemen - naar het motto van Retif de la Bretonne: “Wees gelukkig, want jullie zijn niet schuldig”. Mijn personages moeten gelukkig proberen te zijn omdat ze niets kunnen doen aan de grote historische omwenteling die hun levens overspoelt. Het gaat om de keuzes die ze zelf maken. Maar mijn redacteur vond dat te archaïsch. In samenspraak met haar is het toen deze titel geworden. Ik moest er even aan wennen – soms heb je zo lang een werktitel dat het al de definitieve titel lijkt te zijn. Nu ben ik er blij mee.’

Waarom is Feest van het begin zo’n goede titel?
‘Het begin van de revolutie is altijd een feest. Maar het gaat altijd te ver: wie niet aan het feest wil deelnemen, is een vijand van het volk. Iedereen wordt zo meegetrokken in een bepaalde idealisering van de toekomst. Het wordt een nieuw soort geloof, waardoor de revolutie juist misloopt. En ik denk dat als het eenmaal zo ver gekomen is, je moet proberen iets van het begin vast te houden. Het vasthouden van de beginblik – daar gaat het om. Dat je die beginblik niet laat overwoekeren door de vanzelfsprekendheden en ontsporingen. Ik vind dat heel belangrijk. Misschien dat ik daarom iemand ben geworden die voor kinderen schrijft.’

Houden Berthe en Catho aan het eind aan de roman het begin vast?
‘Dat proberen ze wel. Wat Berthe terugzoekt, en ik denk Catho ook, is het moment waarop de verandering van hun levens begon, toen het nog goed was. Ze pellen af wat daarna is gebeurd. Ze zoeken de kern. Dat is het moment waarop, in het hospice, ze elkaar net hebben leren kennen en Catho op haar handen gaat staan.’

Maar ze moeten daarin wel genoegen nemen met een substituut. Zonder het einde te willen verklappen: Berthe en Catho hebben elkaar niet meer, ze hebben alleen een herinnering aan elkaar.
‘Tja, daar moet ik zelf over nadenken. Ik denk niet: en nu ga ik hier over dit thema of dat motief schrijven. Associatief en intuïtief groeit een roman vanzelf. Ik denk wel dat het einde ruimte biedt voor hoop. Je kunt het lezen als een nieuw begin. Het is alleen nog wachten op het moment waarop Berthe en Catho elkaar ontmoeten. En waarom zou dat niet kunnen? Parijs was toen al groot, maar ik heb in Antwerpen ook de meest onverwachte ontmoetingen.’

Over de lijn-Tobias in de roman heb ik het gevoel dat zijn verhaal nog niet af is. Dat zijn neergang nog moet komen.
‘In mijn interpretatie is het wel afgerond. Het verhaal stopt als hij een onomkeerbare keuze maakt, die hem wegleidt van de essentie van wat voor hem belangrijk is, en – noodgedwongen – kiest voor het geld. Hij is altijd op zoek geweest naar zuiverheid. Hij is bezig met de ideale klank, met ontroering. En dan zet hij zijn vernuft in voor iets heel anders. Ik zal niet zeggen wat, omdat dat te veel verklapt voor wie het boek nog niet heeft gelezen.’

Waarom heeft het eigenlijk zo lang geduurd voor u, als afgestudeerd historicus, een historische roman schreef? Met uitzondering van Wijd weg dat deels in het interbellum speelt.
‘Wanneer heet iets historisch? Ik vind dat maar een beperkend etiket dat je op boeken plakt. Als ik over de jaren tachtig van de vorige eeuw schrijf, is het niet historisch. En wanneer speelt een boek als Iep!?’

Laat ik het anders vragen. Waarom ging u geschiedenis studeren?
‘Toen ik klaar was met de Academie in Brussel kreeg ik het eerste jaar geen voet aan de grond bij uitgevers. Dat eh... ondermijnde mij enigszins. Ik ging me steeds krampachtiger aanpassen om ertussen te komen. Zoveel dat ik mijn innerlijke vrijheid kwijt raakte. Ik moest iets anders doen om het gevoel kwijt te raken dat ik met mijn diploma van de Academie geld moet verdienen. Wat mij ook interesseerde was geschiedenis. Ik was weg van auteurs als P.J. Bouman: historisch precies, maar wel verhalend. Daarom begon ik aan die studie. Een foute gedachte overigens, want in die tijd was de studie heel kwantitatief. Het liefst berekende men hoeveel manuren een staking duurde, waarbij het onduidelijk bleef of 100 manuur staking honderd man waren die één uur staakten of één man die honderd uur staakte.’

Heeft u die studie wel afgemaakt?
‘Ja. Vanuit het gevoel: wat je begint, moet je afmaken. Ik studeerde af op een scriptie over de Belgische Werkliedenpartij en de kwestie van het vrouwenkiesrecht. Ik heb er ook wel van geleerd: het opzoekwerk, het kritisch kijken naar bronnen. Ook werd er veel gepraat over mentaliteitsgeschiedenis: hoe kijken gewone mensen aan tegen gebeurtenissen. Dat zie je terug in Feest van het begin.’

En toen heeft u als schrijfster niets meer met de studie gedaan?
‘In die tijd dat ik studeerde aan de Vrije Universiteit Brussel begon alles. Ik won het Camarettenfestival. Ik publiceerde mijn eerste kinderboek: De Appelmoesstraat is anders. En vervolgens kwam er steeds als ik iets af had, een nieuw idee in mijn kop waar ik achteraan ging. Blijkbaar kwam er nooit een historisch idee op.’

Hoe past Feest van het begin dan in uw oeuvre?
‘Misschien juist omdat het iets anders is dan wat ik tot nu toe heb geschreven, terwijl de roman wel herkenbaar van mij is. Tijdens het schrijven van Feest van het begin zag ik de link met mijn vorige roman. De oude vrouw in Alles nieuw wil de geschiedenis herschrijven terwijl dat niet kan. Blijkbaar is dat een terugkerend motief. Het zou ongetwijfeld commercieel interessanter zijn om een goede serie te bedenken, maar ik vind het leuk telkens andere vormen en invalshoeken te vinden voor wat ik teken en schrijf. De twee prentenboeken die ik heb gemaakt zijn bijvoorbeeld allebei ontstaan omdat ik iets met een bijzondere vorm wilde maken. Het verhaal van Waarom lig je in mijn bedje? is gedicteerd door de leporellovorm.’

Is die drang naar vernieuwing ook de reden dat u de laatste jaren steeds vaker poëzie en proza voor volwassenen schrijft?
‘Ik heb vanaf het begin dingen voor volwassenen gemaakt. Mijn cabaretprogramma’s – drie na het winnen van Camaretten – waren voor volwassenen. Mijn poëzie is daaruit voortgevloeid, omdat ik meer kanten en vormen wilden gebruiken dan op het podium mogelijk was. In 1990 schreef ik al een novelle voor volwassenen omdat ik bang was dat mijn hoofd niet springerig genoeg meer was om kinderboeken te blijven maken. Achteraf viel dat mee. Nu vind ik het fijn om het af te wisselen. De ideeën komen dan wel spontaan op, maar als ik me voorneem iets in een bepaald genre te maken, krijg ik daar ideeën voor. Zo wil ik na Feest van het begin, waar vrijwel geen beeld in staat, weer iets met heel veel beeld maken. Als ik me hoofd daarnaar richt, komt dat wel.’

Waarom legde u als schrijver dan wel de nadruk zo op kinderboeken?
‘Toen ik van de Academie kwam, wilde ik geen vrije kunstenaar worden. Ik merkte dat ik nogal sombere dingen maakte, dat wilde ik niet mijn hele leven doen. Toen kwam ik terug bij wat ik in mijn jeugd altijd maakte: tekst en beeld samen. Dat zag je eigenlijk alleen terug in kinderboeken. Of beter: leeftijdloze boeken – al sinds mijn moeder Winnie the Pooh voorlas en daar zelfs het hardst om schaterde, weet ik dat goede kinderboeken ook voor volwassenen leuk zijn. En nadat ik mijn eerste kinderboek had gemaakt ontdekte ik al doende steeds meer de kracht en mogelijkheden van de combinatie beeld en tekst.’

Die eerste novelle uit 1990 – De tjilpmachine – staat trouwens niet in de bibliografie op uw site.
‘Nee. Dat beschouw ik nu als een vingeroefening die ik heb weggestopt in mijn geheugen. Het werd niet slecht ontvangen, maar het had te weinig body. Dat weet je gewoon van jezelf, wat niet je beste werk is. Zo is er ook een boekje voor eerste lezers waarvan ik nu denk: dat was te snel gemaakt. Het was juni, ik had het hele jaar al hard gewerkt. Maar dat is ook niet zo erg.’

Wordt u inmiddels gezien als meer dan kinderboekenschrijfster?
‘Ik denk het wel. Ik ben nog steeds het bekendst van mijn kinderboeken, maar als ik dan wordt gevraagd voor de gedichtendagbundel denk ik: ok, dat is dan ook weer een genre waar ik blijkbaar een rolletje mag spelen. Dat is prettig. Zo moet je in ieder genre weer je eigen plekje veroveren. Zo strijdbaar als dat klinkt bedoel ik het overigens niet. Ik doe niet anders dan zo goed mogelijk schrijven, maar in de praktijk werkt dat zo. Kinderboeken, proza, poëzie - het zijn aparte werelden.’

Het lijkt wel een trend. Na u hebben recent ook kinderboekenschrijvers Bart Moeyaert, Ted van Lieshout, Carry Slee en Karlijn Stoffels romans voor volwassenen geschreven.
‘Ik weet het niet. Zelf ben ik ermee begonnen omdat ik een keer vanuit een volwassen hoofdfiguur wilde schrijven. Dan kun je weer andere dingen doen. Misschien hebben zij het gedaan omdat ze de kinderboekwereld ook minder inspirerend vinden dan vroeger. In de jaren tachtig was er echt een bedding voor goede kinderboeken. Nu wordt dat niet meer zo belangrijk gevonden. De kranten, het publiek – de algemene sfeer is echt commerciëler geworden. Ik hoop maar dat de serieuze kinderliteratuur niet helemaal verdwijnt. Hoe dan ook blijf ik maken wat ik graag wil maken en dat zal voor mijn collega’s niet anders zijn.’

(Eerder gepubliceerd in BOEK 4, 2012)

Zie ook:

donderdag 30 augustus 2012

Na E.L. James krijgen we Lucinda Carrington, Sylvia Day, Jennifer Probst - en ongetwijfeld nog veel meer (Boekblad)



Xander Uitgevers, A.W. Bruna en De Boekerij zetten in op erotische fictie



Na het gigantische succes van E.L. James volgt uiteraard meer erotische fictie. Xander Uitgevers scoort met Lucinda Carrington. En A.W. Bruna en De Boekerij brengen binnenkort trilogieën van Sylvia Day en Jennifer Probst.

Deze week komt Negentig dagen Geneviève van Lucina Carrington binnen op 56 in de Bestseller 60. Het is pas de tweede uitgave van Xander Uitgevers. Aanvankelijk had uitgever Sander Knol het boek gepland voor november, maar na het succes van het genre heeft hij publicatie naar voren gehaald. Vorige week lag de eerste druk van 5.000 exemplaren in de winkel, de tweede druk is inmiddels opgelegd.
Negentig dagen Geneviève gaat over een zakenman die van zijn vrouwelijke tegenspeelster eist dat zij negentig dagen aan zijn verlanges toegeeft. ‘Carrington heeft drie boeken in dit genre geschreven – geen trilogie, maar toevallig ook drie,’ zegt Knol. ‘Die andere twee gaan nu mee in onze voorjaarsaanbieding, maar publiceer ik waarschijnlijk nog dit najaar.’
A.W. Bruna volgt komend weekend met de Crossfire-trilogie van Sylvia Day. Het eerste deel, Verslaafd aan jou, ligt vanaf zaterdag in de winkel – en op de Manuscripta-stand van de uitgeverij. Het vertelt het verhaal van Gideon Cross en Eva Tramell die een beschadigd verleden met zich meedragen en elkaar in een even bedwelmende als gevaarlijke explosie van passie vinden.
‘Wij waren destijds al geïnteresseerd in E.L. James,’ vertelt uitgever Steven Maat. ‘Toen dat naar Prometheus ging, was het voor ons logisch om naar een alternatief te kijken. Het internationale succes van E.L. James geeft aan dat erotiek een trend is, dat er echt behoefte aan is. Wij wilden daarom echt iets in dit gebied doen. Er wordt ons ook veel aangeboden.’
Voor Maat was Day – aanvankelijk uitgegeven in eigen beheer, en sinds 12 juni bij Berkley – het geschikte alternatief omdat het ‘qua schrijfstijl het niveau een stuk hoger ligt dan wat we verder kregen aangeboden. En het boek heeft bewezen dat het goed is: in Amerika zijn een miljoen exemplaren in druk van het eerste deel en in Engeland 650.000. Dat zijn geen kleine aantallen. Deel twee en drie zijn daar nog niet verschenen.’
Op Valentijnsdag 2013 publiceert De Boekerij het eerste deel van The Marriage to a Billionaire-serie van Jennifer Probst. ‘Wij krijgen veel aangeboden in dit genre,’ zegt redacteur Paloma Sanchez van Dijck die de trilogie heeft aangekocht. ‘Dit vonden we weer iets anders dan E.L. James: het is licht, het heeft een hele vrolijke toon, het is in de eerste plaats echt romantisch – met natuurlijk steamy seksscènes.’
The Marriage Bargain, het eerste deel van de serie, verscheen in februari uitsluitend als e-boek bij de kleine uitgeverij Entangled en haalde de e-boektop 10 in de New York Times. Binnen een half jaar was het boek meer dan een half miljoen keer gedownload. Pocket, een dochter van Simon & Schuster, brengt de serie nu als paperback op de markt. De vertaalrechten werden al aan meer dan tien landen verkocht.
Net als bij E.L. James treuzelen uitgevers niet om de trilogie te completeren. Van Sylvia Day verschijnt deel twee in november en deel drie in januari. Van Probst volgen de resterende delen in maart en april.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 29 aug 2012)

Zie ook:
- Interview met uitgever Mai Spijkers van E.L. James

woensdag 29 augustus 2012

Annejet van der Zijl: waar het leven van haar hoofdpersoon en de geschiedenis samenkomen, ontstaat het verhaal


Al jaren geeft Annejet van der Zijl het onomwonden toe. Ze was een slechte journalist. Ze stelt geen scherpe vragen. Gaat niet graag de confrontatie aan. En ze ontbeert een oog voor primeurs. Ooit liet ze Freddy Heineken in HP/De Tijd zonder er verder bij na te denken vertellen over de nieuwe vriendin van Willem-Alexander. De Telegraaf bracht de ontboezeming daarna groot op de voorpagina.
Van der Zijl handhaafde zich alleen op de redactie van het weekblad door de uitmuntende portretten en reconstructies die ze schreef. Verhalen zonder dringende actualiteit of schokkende scoops, maar toonbeelden van diepgravende research en psychologisch inzicht. En zeer leesbaar dankzij de levendige stijl waarmee ze haar lezers aan de hand van een of meerdere hoofdpersonen door de tekst leidt.
In de luxe feesteditie van Jagtlust, verschenen ter gelegenheid van de uitreiking van de Gouden Ganzenveer, zijn vier van zulke stukken opgenomen. Over de geschiedenis van de Lucky Star – vanaf eind jaren vijftig the place to be aan het Leidseplein voor de hippe, met drugs experimenterende avant-garde van Amsterdam. Of over het charmante rijkeluiszoontje Olivier Boelen die in de jaren zestig zijn erfenis er doorheen jaagde en zichzelf de vernieling in fuifde.
Mooie verhalen. Maar Van der Zijl zou alleen in kleine kring bewonderd worden als ze tot in lengte van jaren hiermee door was gegaan – als de verhalen en anekdotes die ze opving over het mythische landgoed Jagtlust, juist tijdens het schrijven van deze stukken over kunstenaars- en schrijverskringen in de eerste decennia na de oorlog, haar niet hadden geprikkeld om een groter verhaal te vertellen.
Jagtlust moest het onderwerp voor haar eerste boek worden. Ze liep de schrijvers, tekenaars, muzikanten, filmers en uitgevers af die tussen 1954, toen Fritzi ten Harmsen van der Beek het vervallen herenhuis betrok, en 1971 de uitbundige, dagenlange feesten bijwoonden op een kwartier rijden van Amsterdam. Het zou toch zonde zijn als alle herinneringen met de bewoners en bezoekers mee het graf in gingen?
Het werk aan Jagtlust opende haar ogen. Hoe veel meer bleek haar grondigheid, zachtzinnige aanpak en historische belangstelling geschikt voor het schrijven van boeken – ver weg van de waan van de dag, de dwang om te scoren en het cynisme en wantrouwen waarmee haar collega-journalisten de wereld bekeken. De lengte bood haar onbeperkt de ruimte om haar eigen verhaal te vertellen.
Dat wilde ze met haar leven doen. Boeken schrijven.

Achteraf leek het voorbestemd. Als kind van twee leraren vertoonde Annejet van der Zijl (1962) al de ideale karaktereigenschappen van een schrijver. Ze las veel, het liefst dikke boeken waarin ze kon verdwijnen. Ze was dromerig, op de fietstochten met haar ouders merkte ze nauwelijks waar ze geweest was. En ze bezat het concentratievermogen om geduldig, stukje voor stukje, de grootste legpuzzels te maken.
Na het gymnasium in Leeuwarden studeerde ze kunstgeschiedenis en massacommunicatie. In 1988 ging ze naar Londen voor een master International Journalism aan de City University. Daar leerde ze al snel dat ze de droom om een gereputeerde nieuwsjager te worden beter kon vergeten. ‘Ik had in Londen al heimwee naar Nederland. Stel je voor dat ik ook nog over de wereld moest gaan rondzwerven’, zei ze ooit.
Vanaf het begin zocht ze als journalist liever de luwte. Begonnen als stagiaire bij Haagse Post werd ze na de fusie met De Tijd redacteur bij HP/De Tijd. Daar richtte ze zich niet op de frontlinies van het nieuws zoals het Haagse Binnenhof, maar op tijdloze onderwerpen die veel onderzoek vergden. Ze schreef verhalende, op Angelsaksische leest geschoeide stukken over kunstenaars en misdaad.
Na haar, in eigen woorden, ‘tamelijk onopgemerkte’ debuut nam Van der Zijl in 2000 ontslag om de biografie van Annie M.G. Schmidt te schrijven. Omdat ze ooit een biografie wilde schrijven naar Engels voorbeeld: als een spannend verhaal, dat je met rode oortjes leest, ook al ken je de persoon niet. En omdat ze achter het beeld dat de kinderboekenschrijfster van zichzelf presenteerde een echt mens vermoedde.
Het ontmythologiserende portret van de nationale knuffeloma betekende haar doorbraak. Meeslepend, ontroerend, menselijk, oordeelde de pers, die unaniem het eerlijke portret van een nurkse vrouw van wie je toch bleef houden loofde. Er gingen vervolgens meer dan honderdduizend exemplaren van Anna over de toonbank. Burny Bos en Dana Nechustan bewerkten het tot een zevendelige televisieserie.
Daarna leek alles wat Van der Zijl aanraakte te veranderden in goud. Het succes van haar biografie gaf haar de ruimte om een petite histoire te vertellen. Maar de onwaarschijnlijke liefdesgeschiedenis van de Surinaamse Waldemar Nods en zijn bijna twintig jaar oudere hospita Rika, die beiden omkwamen in de oorlog, werd pas echt een megaseller. De teller van Sonny Boy staat, mede dankzij een uiterst succesvolle verfilming, inmiddels boven het half miljoen exemplaren.
Met haar biografie van prins Bernhard promoveerde zij, aangespoord door koningshuis-biograaf Cees Fasseur, aan de Universiteit van Amsterdam. Ook voor Bernhard. Een verborgen geschiedenis, dat onthult hoe een jeugdige, tweederangs prins in een tijd waarin de adel zijn glans verloor hogerop probeert te komen, regende het onderscheidingen: de M.J. Brusseprijs en nominaties voor de Libris Geschiedenis Prijs en de AKO Literatuurprijs.

De onderwerpen van Annejet van der Zijl lijken divers. Toch ligt er aan ieder boek een sterk persoonlijke vraag ten grondslag. Voor Jagtlust was dat de vraag of zo’n leven van drinken, snuiven en nachten doorhalen in hippe clubs dat haar HP/De Tijd-collega’s leidden de moeite waard was. In Anna onderzocht ze of iemand ooit kan ontsnappen aan de vorming van zijn jeugd.
Maar ook een diepe interesse in de drijfveren van mensen stuwt haar voort. What makes Sammy run, noemt ze dat vaak in interviews. Het lijkt daarbij alsof ze extra gemotiveerd wordt wanneer haar personages hun innerlijke beweegredenen met fabels, leugens en verdichtsels zo goed mogelijk probeerden te verdoezelen, zoals Annie M.G. Schmidt en prins Bernhard met veel energie deden.
Meestal riep de bravoure waarmee deze publieke bekendheden zich roerden, juist meer nieuwsgierigheid op. Met haar boeken hoopt Van der Zijl die te bevredigen, zodat er een zekere rust bij de nabestaanden kan optreden, zoals Annies enige zoon Flip van Duijn en Waldy, zoon van Waldemar en Rika, bevestigden. Het is een subtiele manier om te zeggen dat ze het definitieve boek over haar onderwerp wil schrijven.
Tegelijk gaat het Van der Zijl allerminst om de persoon alleen, maar ook om de tijd waarin deze leeft. Ze wilde meer dan boven water krijgen waarom Bernhard er alles voor over had om prins te worden, ze wilde ook het milieu van de bedreigde Duitse adel in de jaren voor en na de Eerste Wereldoorlog beschrijven waaruit hij afkomstig was. Zo kon ze Bernhards motivatie in perspectief plaatsen.

Net als de achterliggende drijfveer vertoont Van der Zijls werkwijze ongeacht het onderwerp sterke overeenkomsten. Eerst probeert ze met onbevooroordeelde nieuwsgierigheid het vertrouwen van de mensen rond haar hoofdpersoon te winnen. Intensief speurt ze de verhalen bij elkaar – op de thee bij mogelijke bronnen, op reis naar de belangrijke locaties uit het leven van haar hoofdpersoon, en in talrijke archieven.
Dat vertrouwen is essentieel, herhaalt ze vaak. Als Remco Campert zich niet zo veilig bij haar voelde, door haar kennis van zaken en haar open benadering, had hij nooit als eerste toegezegd te praten over zijn jaren in Jagtlust. Zonder Campert, zei ze daarom bij de overhandiging van het eerste exemplaar van de luxe feesteditie aan hem, had ze misschien wel nooit schrijfster kunnen worden.
Alle informatie brengt ze onder in een chronologisch factsheet – documenten die kunnen uitgroeien tot meer dan duizend pagina’s vol details, feiten en weetjes uit het leven van haar personage én de grote en kleine historische gebeurtenissen die tegelijkertijd plaatsvonden. Waar het leven van de hoofdpersoon en de geschiedenis samenvallen, ontstaat Van der Zijls verhaal.
Ze breidt haar document uit tot het moment dat ze voelt dat ze klaar is met verzamelen. Vaak merkt ze het tijdens gesprekken voor haar boek. Op een gegeven moment heeft ze de geïnterviewde meer te vertellen dan te vragen. Dan is het verhaal blijkbaar rond, dan moet het eruit. Alle overgebleven benodigde research doet ze gaandeweg het eindeloze schrijven en schrappen.
En dan draait het ook echt om het verhaal – niet om de scoops die haar boeken óók bevatten: de zelfgekozen dood van Annie M.G. Schmidt, prins Bernhards lidmaatschap van de NSDAP. Net als indertijd met de nieuwe vriendin van de kroonprins mag de pers de primeurs uit haar werk vissen en ermee pronken. Als haar honderdduizenden lezers maar genieten van een meeslepend verhaal.

(Verschenen in het boekje ter gelegenheid van de uitreiking van de Gouden Ganzenveer 2012 aan Annejet van der Zijl, dat gisteren is gepresenteerd.)

dinsdag 28 augustus 2012

Boekreviewers betaalt consumenten voor online reviews (Boekblad)


Boek weggeven aan consumenten in ruil voor online reviews op internetboekhandels. Dat is het idee achter Boekreviewers.nl dat Han Peeters, schrijver en eigenaar van een de gloednieuwe clusteruitgeverij Clustereffect, heeft opgezet.

Consumenten kunnen zich sinds vorige week maandag aanmelden op Boekreviewers.nl. Zij moeten daarbij minimaal twee favoriete genres uitkiezen, waarna ze een boek uit dat genre krijgen aangeboden. Als zij op grond van een omschrijving en het opgegeven aantal pagina’s akkoord gaan met toezending van het boek, verplichten zij zich binnen drie weken een recensie van maximaal zeventig woorden te schrijven op vijf door de uitgever uitgekozen internetboekhandels. Wie het nalaat, krijgt alsnog een factuur voor het boek. De uitgever betaalt consumenten 2,50 euro – een bedrag dat zij ook aan Villa Pardoes, een vakantieverblijf voor ernstig zieke kinderen, mogen schenken.
‘Iedereen weet dat reviews bijdragen aan de verkoop van boeken,’ zegt Peeters. ‘Als je online alleen een plaatje van het omslag en een korte omschrijving hebt, weet je niet goed wat je krijgt. Daarom ga je af op reviews. Een partij als Bol vraagt niet voor niets al een paar dagen nadat je een boek hebt besteld of je een review wilt schrijven. Zij zijn daar ook van doordrongen. Wij gaan daar nu tussen zitten door uitgevers de service te bieden zo’n review te krijgen. De 2,50 die we consumenten betalen, moet je dan zien als het muntje in een winkelwagentje: het zorgt voor de commitment om de recensie ook te plaatsen.’
Boekreviews heeft inmiddels 38 uitgevers als klant die gezamenlijk 110 titels op de markt hebben gebracht. Deze uitgevers zijn aangesloten bij Clustereffect, de clusteruitgeverij die Peeters heeft opgezet en per 1 september operationeel is. Clustereffect is een voortzetting van clusteruitgeverij Schijverspost, waar Peeters ook bij betrokken was. De grootste klant is Erya Media, die twintig e-boeken en twee fysieke boeken heeft uitgebracht. Daarnaast zijn onder meer De Verteller, Aad Vlag, Meibergen en Terrade (het label waaronder Peeters zijn eigen boeken uitgeeft) aangesloten. Ook claimt Peeters in gesprek te zijn met een grote algemene uitgeverij.
Na een week telt de pool van Boekreviewers zo’n honderd proeflezers. Nog te weinig voor Peeters om een grote campagne voor zijn service onder uitgevers te starten. Maar genoeg om nu al acht reviews te hebben binnengekregen – die dus op in totaal veertig plekken online staan. Daarvan staan er drie bij Peeters’ eigen boek Occupy de nieuwe wereldorde. Deze bewijzen ook dat consumenten geheel vrij blijven om hun eigen mening te geven: geen van de drie recensies is onverdeeld positief. ‘Een interessant thema dat op het ene moment met vaart wordt verteld en dan weer verzand in uitwijdingen en erg gedetailleerde beschrijvingen,’ schrijft Caleido.
Van de honderd proeflezers heeft zestig procent aangegeven e-boeken te willen ontvangen. Dat is interessant voor deelnemende auteurs omdat het weggeven van een e-boek aanzienlijk goedkoper is dan het cadeau doen van een fysiek boek.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 27 aug 2012)

Zie ook:

zondag 26 augustus 2012

Des romans français: Pierre Bayard, 'Comment parler des lieux où l ón n'a pas été'


Na Comment parler des livres que l’on n’a pas lus presenteert Pierre Bayard met zijn recentste boek Comment parler des lieux où l ón n’a pas été een verhandeling over het beschrijven van plekken waar de schrijver niet geweest is. Aan de hand van voorbeelden uit de literatuur laat hij niet alleen zien dat sommige auteurs minutieuze beschrijvingen gaven van plekken waar ze helemaal nooit geweest waren, maar het is bovenal een pleidooi voor de voyageur casanier, voor de wereldreiziger die achter zijn bureau blijft en zijn fantasie gebruikt.
Door afstand te nemen en te houden is het juist makkelijker een plek te beschrijven dan wanneer je er midden in zit, beweert Bayard. Hij voert auteurs op die net doen alsof ze gereisd hebben, zoals bijvoorbeeld Marco Polo door China, of recenter, een auteur die op een plek geweest is voor een belangrijk journalistiek stuk, terwijl hij in werkelijkheid zijn huis niet uit durfde. Jayson Blair beweerde de familie van een in Irak verdwenen Amerikaanse soldaat te hebben bezocht, totdat het tegendeel bleek. Hoewel Bayard beweert dat deze teksten niet onderdoen voor echte reisverslagen is natuurlijk dat natuurlijk moeilijk te bewijzen. Wat had Marco Polo opgeschreven wanneer hij werkelijk in China was geweest of wat voor emoties had Blair kunnen oproepen als hij de familie wel had gesproken?
Schrijver Édouar Glissant heeft daarentegen niemand iets voorgehouden en koos er bewust voor over de gebruiken en gewoonten van Paaseiland te schrijven zonder er heen te gaan. Om gezondheidsredenen bleef hij thuis en hij stuurde zijn vrouw om het eiland te observeren en fotograferen. Aan de hand van haar verslagen en beeldmateriaal schreef hij als voyageur casanier over alle hoeken van het eiland en leek hij er meer van te weten dan welke native dan ook.
Om een goed boek te schrijven is thuisblijven beter dan op pad gaan, betoogt Bayard. Niet allen omdat reizen gevaarlijk kan zijn en veel gedoe oplevert:

Les inconvénients des voyages ont été suffisamment étudiés pour que je ne m’attarde pas sur ce sujet. Démuni face aux animaux sauvages, aux intempéries et aux maladies, le corps humain n’est à l’évidence nullement fait pour quitter son habitat traditionnel et moins encore pour se déplacer dans des terres éloignées de celles où Dieu l’a fait vivre.
Maar vooral ook om de volgende redenen. Ten eerste is het in veel gevallen niet eens mogelijk ergens fysiek bij aanwezig te zijn (denk aan de slag bij Waterloo), ten tweede kan de aanwezigheid van de auteur/onderzoeker ter plekke juist van alles beïnvloeden doordat hij er is (zoals Georges Perec in Het leven een gebruiksaanwijzing een antropoloog opvoert die de bewegingen van een inheemse stam volgt terwijl die hem juist probeert te ontvluchten) en ten derde omdat voyageurs casaniers vaak gedegener en fantasierijker te werk gaan om verre locaties te beschrijven.
Karl May wist bijvoorbeeld duizenden lezers aan zich te binden met verhalen over indianen terwijl hij pas tegen het einde van zijn leven Amerika bezoekt. Maar doet dat af aan de geloofwaardigheid van zijn boeken?

Ainsi l’observation à distance, contrairement à ce que produit souvent l’observation participante à laquelle Karl May était farouchement opposé, permet-elle non seulement d’inventer ou de ré-inventer le monde, mais de transformer par l’ecriture en le rendant plus juste.
Bayard schrijft vermakelijk en voert zelfs gevallen op van buiten de literatuur, zoals de marathonloopster Rosie Ruiz die beschuldigt werd een deel van de marathon per metro te hebben afgelegd, omdat ze de route niet helemaal kon beschrijven. Maar zou de allereerste marathonloper Philippides ook niet de metro hebben genomen als hij de mogelijkheid had gehad?
Waarschijnlijk heeft hij gelijk dat men niet op reis hoeft om een gedegen literaire reisbeschrijving te maken of om het gevoel dat een bepaalde plek of stad oproept over te brengen op de lezer. Want die maakt van wat hij leest ook weer een fantasiewereld die uiteindelijk niet zal stroken met de werkelijkheid.
Met dat besef zal ik de volgende keer zeker op een andere manier reisliteratuur ter hand nemen of episodes in een literair werk over ‘bestaande’ locaties lezen. Maar of ik voortaan thuis zal blijven?

Relire avec prudence les auteurs les plus reconnus n’implique nullement, d’ailleurs, de constater ce qu’ils racontent, [...] mais de savoir apprécier leurs récits sous un autre éclairage, non plus dans leur seule valeur documentaire, mais avec toute la force poétique et heursitique qu’ils possèdent dans l’invention des mondes possibles.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl)

zaterdag 25 augustus 2012

Boekenmusea: Het kasteel van Belle van Zuylen (Knack)


Aflevering 8. Tientallen ruimten telt Slot Zuylen. Maar de drie vertrekken van schrijfster Belle van Zuylen verdienen meer aandacht dan alle andere bij elkaar.

Slot Zuylen ontkent niet dat ze het grootste deel van haar aantrekkingskracht dankt aan haar beroemdste bewoner: Belle van Zuylen. De schrijfster werd in 1740 als Isabelle van Tuyll van Serooskerken op het tot buitenplaats verbouwde kasteel geboren en bleef er 31 jaar wonen. Uit angst voor het verlies van haar zelfstandigheid wees ze de ene adellijke huwelijkskandidaat na de andere schatrijke pretendent af. Pas toen ze een voormalige huisleraar bereid vond om op háár voorwaarden te trouwen, stapte ze in het huwelijk. En vertrok naar Zwitserland, waar ze tot aan haar dood in 1805 bleef.
Toch draait een bezoek aan Slot Zuylen, net buiten Utrecht gelegen aan de Vecht, om het kasteel zelf. Het is alleen met een rondleiding te bezoeken. Die begint in de verrassend smalle entree – in 1752 ontstaan, toen Belle’s vader om het Middeleeuwse kasteel een nieuwe muur liet bouwen – en voert langs de keuken, de bibliotheek, de eetkamer, de kinderhoek, de balzaal en al die andere vertrekken waar een ruime woning van een gegoede familie niet zonder kan. Pas tegen het einde kom je, op de bovenste verdieping, bij de drie vertrekken van Belle zelf.
De inrichting roept niet de achttiende eeuwse wereld op van een schrijfster uit het tijdperk van de Verlichting. De baronnen Van Tuyll van Serooskerken bewoonden het kasteel tot 1952, toen de onderhoudskosten te groot waren geworden en het slot werd ondergebracht in een stichting die het openstelde voor bezichtiging en het organiseren van ontvangsten en trouwpartijen. Het interieur ademt dus vooral de luxueuze sfeer van de eerste helft van de twintigste eeuw. Zo bezit de keuken een waterkraan die de laatste baron heeft aangebracht.
Een geluk voor de lezers van Belle van Zuylen is wel dat de familie altijd spaarzaam en voorzichtig met hun eigendommen is geweest. Weggooien deden ze niets. Dat komt mooi tot uiting in de rijkgevulde bibliotheek, waar circa 5000 boeken uit alle tijdperken staan. Hoogtepunten zijn oude exemplaren van de Statenbijbel en de sprookjes van La Fontaine, die Belle allebei in handen moet hebben gehad. Maar het spreekt nog meer uit het 144-delig Chinees servies dat Belle’s vader ooit kocht. Dat is nog altijd compleet omdat de baronessen er altijd op stonden het zélf af te wassen.
De drie bescheiden kamers van Belle zijn niet origineel. Haar eigengereidheid en haar ambitie stond haar familie niet aan. Toen haar vader ontdekte dat zij de schrijfster was van Le Noble, een satire op het adellijke milieu van haar tijd, liet hij uit schaamte alle resterende exemplaren verbranden. En toen Belle naar Zwitserland vertrok liet haar broer haar kamers onmiddellijk strippen. Hij had weinig behoefte aan een herinnering aan zijn opstandige zus. Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw zijn de schrijfkamer, slaapkamer en ontvangstkamer gerestaureerd in de stijl van Belle’s tijd.
De herinrichting is smaakvol gedaan. Vooral het bureau met uitzicht op de slotgracht en de toegangspoort waarop een ganzenveer ligt en enkele papieren, boeken en andere paperassen. Zo moet het eruit hebben gezien. En het kasteel bezit een aantal mooie bezittingen die in een volwaardig schrijversmuseum bepaald niet misstaan: de elegante buste in de pose van een wijsgeer die Jean-Antoine Houdon van haar maakte. Of het portret van Constant d’Hermenches en twee andere soldaten in rood uniform, met wie Belle jaren correspondeerde.
Het is alleen jammer dat je bij een rondleiding nooit ergens zo lang kan blijven staan als je zelf wilt. Voor je het weet ben je vergeten achter het Chinese kamerscherm een flard van Belle’s bad op te vangen, dat wel van haar is geweest, en sta je in de logeerkamer van de familie Van Tuyll van Serooskerken het negentiende eeuwse hemelbed te bewonderen. En is het hoogtepunt alweer voorbij.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be 24 aug 2012)