maandag 30 maart 2015

Bibnet heeft veel geleerd over het gebruik van e-boeken. Directeur Jan Braeckman legt uit (Bibliotheekblad)

Vlaamse bibliotheken lenen vanaf mei geen e-boeken meer uit. De pilot heeft echter voldoende positieve tekenen en lessen opgeleverd om verder te kunnen. Bibnet belooft voor volgend jaar een verbeterde app met een uitgebreidere collectie.

Nog een week of zes, dan – op 6 mei – trekt Bibnet de stekker uit 'E-boeken in de Bib'. Tot grote teleurstelling bij directeur Jan Braeckman? 'Nee. Het was vanaf het begin een pilot dat we gingen evalueren.' Liever benadrukt hij de positieve opbrengst van de proef. Bibliotheken waren enthousiast: 215 van de 308 organisaties deden mee. De 'zeer voorzichtige' uitgevers toonden zich in de loop van het project bereidwilliger om samen te werken. En gebruikers blijken bereid te betalen voor e-boeken. 
De reden dat Vlaamse bibliotheekleden over anderhalve maand desondanks geen e-boeken meer kunnen lenen, is het falen van de app. Uit de afgenomen enquête bleek dat 64 % van de gebruikers in de categorie detractors valt– ofwel de groep mensen die actief een negatieve ervaring deelt. Voor iets meer dan de helft van de detractors was technische ongemak de reden hiervoor. Ze klaagden over onstabiliteit van de app, problemen met offline lezen en het ontbreken van paginanummers en een vastgehouden leespositie.

Niet permitteren
Braeckman: 'We hadden van tevoren nooit gedacht dat juist de techniek het doorslaggevende probleem zou zijn. Het is sneu dat we net daarom moeten besluiten het project niet te verlengen. Maar het is natuurlijk niet de bedoeling om nog meer mensen te verleiden om ons product te gaan gebruiken als de helft ervan gefrustreerd raakt en daar vervolgens nogal wat ruchtbaarheid aan geeft. Dat kunnen we ons als bibliotheeksector niet permitteren.'
De enquête, ingevuld door 30 procent van de 4594 gebruikers, gaf de doorslag. Het bestuur van Bibnet besloot daarop de pilot niet te verlengen – óók omdat de leverancier van de app er niet in slaagde de problemen op te lossen. Evenmin kon het voldoende garanties geven dat het in de nabije toekomst wel met een stabiele app zou komen. In feite heeft de leverancier, zegt Braeckman, 'nooit de app opgeleverd die Bibnet heeft besteld'.

Schuld
Is het staken van het project dan de schuld van de leverancier? Braeckman wil lopende de 'gespannen' dialoog 'voorzichtig zijn' in zijn uitspraken. Wel zegt hij: 'Wij waren er vroeg bij. Al in 2010 legden we de basis van het project. We hebben toen keuzes gemaakt in de context van toen. Technische oplossing van bijvoorbeeld CB bestonden nog niet. We hebben daarom in de aanbesteding nogal wat gevraagd van leveranciers. Het voert wellicht wat te ver om precies uit te leggen wat.'
Bibnet heeft last gehad van de wet van de remmende voorsprong, meent hij. 'Maar het is ook een voordeel dat we opnieuw beginnen en dus kunnen uitgaan van de huidige, sterk gewijzigde context. Zowat alle uitgevers met wie ik spreek, verwijzen naar CB als hún oplossing en dat wij ons bij hen moeten aansluiten. Het is ook een voordeel dat Nederland – tegenwoordig de KB – ook gebruik maakt van CB. Wij kunnen leren van hun ervaringen. '

Belangstelling
Bibnet is tevreden over de belangstelling voor e-boeken – zeker in relatie tot het marktaandeel van e-boeken in Vlaanderen, dat in 2014 steeg van 1,2 % naar 2,9 %. Braeckman: 'Daarbij was het opvallend, zoals een bibliothecaris vertelde tijdens onze Denk- en Discussiedag over de pilot, dat vrij veel mensen langs kwamen om te vragen wat e-boeken zijn, hoe het werkt enzovoort – maar dat slechts een derde overging op aanschaf van een e-boekenkaart.'
Dat is een relevante les. 'Kennelijk verwachten mensen wel spontaan kennis over e-boeken van de bibliotheek, maar zien ze deze niet als de vanzelfsprekende plek om ze ook te lenen. De mensen die naar ons toekomen zijn vooral mensen die onzeker zijn: hoe zet je een e-boek precies op je tablet? Om een voorbeeld te geven. Het is niet heel kundig publiek. Daarin zit de meerwaarde van een e-boekaanbod voor de bibliotheek, maar dat heeft wel gevolgen voor de dienstverlening.'

Gebruik
Bibnet had daarentegen een groter gebruik van het e-boekaanbod verwacht. In de eerste tien maanden kochten de gebruikers bij elkaar 4594 e-boekenkaarten à 5 euro. Zij konden daarmee drie titels lenen uit het aanbod van in totaal 436 e-boeken. Zij hebben hun volledige tegoed nog niet gebruikt. Sterker: 44 % van het aangeschafte tegoed staat nog open. Tot nu toe leende slechts 58 % van de first users al een tweede titel na hun eerste, in te veel gevallen negatieve ervaring.
'Deels komt het tegenvallende gebruik doordat het veel tijd kost voordat het publiek het digitale aanbod van bibliotheken kent én bibliotheken weten hoe die onder de aandacht te brengen. We hebben dat gezien met onze digitale krantenbank. Pas nu, na een jaar of tien, is die optimaal geïntegreerd in ons aanbod en promotie naar specifieke groepen, en zien we het gebruik stijgen. Het klassieke gebruik van bibliotheken is verbonden met fysieke materialen. Het is een hele uitdaging dat uit te breiden naar digitale producten.'

Collectie
Het afhaken na het eerste e-boek komt natuurlijk door haperende technologie. Maar ook door de collectie. Een derde van de detractors klaagt over geringe omvang, te oude titels en het ontbreken van jeugdboeken en vertaalde titels. Al waren er creatieve bibliotheken die het probleem opvingen: in Bornem focuste de bibliotheek op e-boek als alternatief voor grootletterboeken. Zo werd én een duidelijke doelgroep aangesproken die goed bij de bibliotheek past én leek het aanbod opeens groot. Ook deze aanpak ziet Bibnet als een belangrijke les voor de toekomst.
Braeckman heeft goede hoop dat het aanbod vrij snel kan worden uitgebreid – voor actiematige producten à la de Vakantiebieb én een bredere basiscollectie, die ook andere dan Vlaamse auteurs bevat. De zes uitgevers met wie contracten zijn afgesloten (Vrijdag, Van Halewyck, Acco, Lannoo, WPG en VBK)  'zijn mee in het belang van e-boeken bij de openbare bibliotheken en willen erover praten', zegt Braeckman. Ook gesprekken met meer uitgevers ligt in de rede.

Gezamenlijke inkoop
Een gelijke werkwijze als in Nederland, uitgaande van het principe van multiple use, is een voordeel bij de inkoop. 'Het is belangrijk om in gesprek te blijven met KB en ervoor te zorgen dat onze modellen evolueren tot één model. Uitgevers vinden het ook interessant als er in het hele taalgebied maar één model is. Ik sluit daarbij niet uit dat we zelfs gezamenlijk inkopen. Het is nu nog te vroeg, maar het is zeker interessant om daar op termijn mee te experimenteren.'
Een verschil tussen beide landen is wel de financiële draagkracht. Niet alleen door het verschil in inwoneraantal, maar ook door het hogere bedrag per inwoner dat in Nederland voor een digitale bibliotheek beschikbaar is. Daarbij wordt de financiering ingewikkelder nu minister van cultuur Sven Gatz de financiering van bibliotheken volledig heeft overgedragen op gemeentes. Lokale besturen hebben daardoor meer invloed op het beleid van hun bibliotheek.

Financiering
'Ten gronde verandert er niets', zegt Braeckman. 'De piloot hebben we deels geïnvesteerd vanuit innovatiemiddelen van de Vlaamse overheid. Uit dat potje zal de minister nog steeds geld beschikbaar willen stellen aan Bibnet. Daarmee kunnen we een nieuwe app financieren. De uitbatingskosten van onze projecten moeten we omslaan naar de lokale bibliotheken. Dat blijft. Maar doordat de minister de financiering van bibliotheken volledig heeft overgedragen op de gemeentes zullen lokale besturen nadrukkelijker bereid moeten zijn om in te zetten op digitale producten in hun bibliotheek.'
Wel wordt in de toekomst bekeken wat de verhouding is tussen de bijdragen van overheid, bibliotheek en gebruikers. Het is daarbij verheugend dat het project aantoont dat klanten bereid zijn voor e-boeken. Ze betaalden nu feitelijk 1,66 euro per e-boek. Uit de enquête bleek dat 21 % 50 cent wilde betalen, 35 % 1 euro en 11 % 1,50 euro. Dat is meer dan bibliothecarissen hadden ingeschat. Slechts 21 % van de gebruikers vindt dat e-boeken gratis moet zijn.

Zelf e-readers kopen
Bibnet gaat nu werken aan de lancering van een nieuwe app. Volgend jaar moet die er zijn. 'Het is op dit moment belangrijk dat het belang van e-boeken in de bibliotheek door de sector massaal wordt onderstreept.' Dat bleek zonneklaar uit de enquête onder bibliothecarissen. 'Maar ook zie je dat bibliotheken het initiatief hebben genomen om e-readers te kopen en er e-boeken op hebben gezet, zodat ze hun gebruikers toch iets kunnen bieden. Ook in de periode tot de nieuwe app er is.'
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 24 maart)

Zie ook:

zaterdag 28 maart 2015

Het rijm tussen Yves Petry en Annelies Verbeke: het auteursinterview

In Liefde bij wijze van spreken van Yves Petry en Dertig dagen van Annelies Verbeke wordt een auteur geïnterviewd. De overeenkomsten zijn frappant. Tegelijk zijn ze vanzelfsprekend. Hoe kan een schrijver een interview met schrijvers anders beschrijven?
Liefde bij wijze van spreken wordt verteld door de schrijver Alex Jespers. Hij scoort een bestseller met het kitscherige De wonderbaarlijke violiste. Hij wordt daarover geïnterviewd door een kritische journalist van een kwaliteitsmedium. In Humo heeft Petry gezegd dat we in hem Mark Cloostermans van De Standaard mogen herkennen. Alex Jespers zegt het gesprek zo waarheidsgetrouw te noteren – hij heeft alleen de vragen zo aangepast dat de non-verbale communicatie van de journalist daarin zichtbaar wordt. Gevolg: Alex wordt voortdurend gekleineerd en terechtgewezen door iemand die beter denkt te weten.
In Dertig dagen werkt de hoofdpersoon enkele dagen in een schrijversresidentie. Hij hoort vanaf de gang een interview met een vrouwelijke auteur, in wie je – door een vraag over de 'zwakke, gestoorde jonge vrouwen' in haar werk – Verbeke zelf denkt te herkennen. Deze journalist is zo mogelijk nog neerbuigender. Hij is ongeïnteresseerd, vooringenomen en agressief. Als hij het woord 'epigoon' verkeerd gebruikt en de schrijfster hem corrigeert, vraagt hij om haar exemplaar van de Dikke Van Dale. Die krijgt hij, waarna hij schijt op de pagina waarop de betekenis van 'epigoon' staat. De hoofdpersoon werkt hem dan de deur uit.
Zoals ik zei: opmerkelijke overeenkomsten tussen beide interviews. Maar een schrijver voelt zich per definitie onzeker over zijn werk. Een negatieve recensie is als een persoonlijke aantasting in zijn eer. Een kritische opmerking ervaart hij als een dolkstoot. En zelfs een voorzichtige vraag om een nadere toelichting, geeft hem het hopeloze gevoel dat de vraagsteller in kwestie geen flauw benul heeft. Waar doet hij dan al die moeite voor? Al die jaren in eenzaamheid schrijven. Bovendien ergert het hem dat hij wordt gedwongen antwoorden te stamelen nadat hij zo goed mogelijk heeft geprobeerd zijn bedoelingen uit te drukken in zijn werk.
Hoe kan een auteur een interview dan anders ervaren als Alex Jespers en de vrouwelijke auteur? Hoe kan hij het anders opschrijven dan Petry en Verbeke hebben gedaan?
En toch interview ik graag schrijvers.

Zie ook:

vrijdag 27 maart 2015

Lezen Centraal 2015: leest men 36 minuten of 114 minuten per dag? (Bibliotheekblad)

Waarom lezen bevorderen? Hoewel de aanwezigen op het jaarcongres van Stichting Lezen het belang van lezen al lang onderschrijven, stond die vraag centraal. Volgens scheidend kinderboekenambassadeur Jacques Vriens gaat het langzaam beter met het lezen.

Het programma van Lezen Centraal beloofde een dag over aan- en afhakers. In werkelijkheid leverden de sprekers op het jaarlijkse congres van Stichting Lezen, ieder vanuit zijn eigen invalshoek, munitie om discussies over het nut van leesbevordering te beslechten – alsof de driehonderd toehoorders, hoofdzakelijk afkomstig uit het onderwijs en de bibliotheeksector, daar nog niet van overtuigd waren. Praktische handvatten om moeilijke doelgroepen te laten aanhaken of potentiële afhakers aan boord te houden werden nauwelijks gegeven. 
Het indrukwekkendst was het betoog van de Vlaamse emeritus hoogleraar Nederlandse Letteren aan de KU Leven Johan Van Iseghem. Het een na belangrijkste dat leerlingen van leesonderwijs verwachtten, vertelde hij, is dat de leraar dat legitimeert. Kom dan niet aan met een antwoord als dat van dichter Herman De Coninck. Hij verdedigde ooit poëzieonderwijs met het argument dat poëzie nutteloos is en daarom een protest is tegen het overdonderende nut van alles. Dat is een filosofische reactie dat niet-lezers eerder afstoot dan nieuwsgierig maakt.
Van Iseghem gaf daarop een stortvloed aan redenen voor literatuuronderwijs die wel overtuigend zijn. Literatuur lezen kan bijvoorbeeld een therapeutisch effect hebben. Hij vertaalde de zeven manieren waarop beeldende kunst volgens Alain de Botton en John Armstrong heilzaam is naar de geschreven kunst. Literatuur kan vorm geven aan de herinnering. Literatuur biedt hoop. Literatuur helpt bij het verwerken van leed. Literatuur kan zelfinzicht verschaffen. Literatuur zorgt voor ontwikkeling. Literatuur laat je dingen waarderen. Literatuur helpt je in balans te komen.
En dan was dit nog maar één aspect. Lezen helpt ook bij het oefenen in empathie of het aanscherpen van je analytische vaardigheden en kritisch vermogen. Naast deze individuele redenen zijn er ook maatschappelijke of specifiek literaire redenen om te lezen. Maatschappelijk: lezen helpt bijvoorbeeld jongeren met zich een toekomst voor te stellen en ondersteunt hen zo een carrièrepad te kiezen dat bij hen past. Specifiek literair: de taal kan je tijdens het lezen betoveren. Al blijft het belangrijkste, erkende Van Iseghem, dat een leesbevorderaar zijn eigen bevlogenheid overbrengt. 
Filosoof Coen Simon legde uit dat een mens altijd via een middel in relatie tot de werkelijkheid staat. Kijk naar de manier waarop een kind de wereld leert kennen: pas als hij het woord ‘boom’ kent, kan hij een echte boom herkennen. Een boek is een van de middelen die de mens tot zijn beschikking staat. Kan dat boek zo maar vervangen worden door bijvoorbeeld games? Nee, vindt Simon. Een boek, een roman, kan iets wat andere middelen niet kunnen: je rechtstreeks toegang verschaffen tot het bewustzijn van een ander mens. Lezen blijft daarom essentieel.
Onderzoeker Niels Bakker van Stichting Lezen ging nader in op de cijfers over ontlezing. Lezen mensen daadwerkelijk minder? Het is maar net wat je onder lezen verstaat. Gedrukte media – díe leest men al decennia minder, momenteel 36 minuten per dag. Maar e-mail en Whatsappjes? Sociale media? Internetpagina’s? Als je die optelt, kom je aan 141 minuten per dag. Dat is helemaal niet weinig. Bovendien blijkt uit onderzoek dat jongeren bereid zijn op een e-reader (die voor minder afleiding zorgt dat een tablet) boeken te lezen. Dat biedt kansen voor leesbevorderaars.
Na deze sprekers droeg kinderboekenambassadeur JacquesVriens het stokje voor de komende twee jaar over aan Jan Paul Schutten. De schrijver legde kort verantwoording af over zijn activiteiten, die zich vooral richtten op het lezen in het onderwijs. Hij had overal gepleit voor bereikbaarheid van boeken (een goede schoolbibliotheek!), toegankelijkheid (geef kinderen ingangen om te gaan lezen!) en waardering voor boeken (laat zien wat ze je zelf doen!). Hij had goede en slechte voorbeelden gezien in de praktijk. Maar, al met al, ‘gaat het goed met het lezen’.
In de drukstbezochte deelsessie in de middag ging Karien van Buuren van de Rijnbrinkgroep in op het betrekken van ouders bij het lezen en voorlezen op school en in bibliotheken. Ouderbetrokkenheid is een trend die door de overheid wordt gestimuleerd, legde ze uit. Ouderbetrokkenheid is juist voor lezen belangrijk: als ouders zorgen voor een goed ‘home literacy environment’, waarin vooral de houding tegenover lezen een positieve is, is de kans vijf keer zo groot dat kinderen lezers worden. Een goede docent maakt de kans maar anderhalf keer zo groot. 
Maar hoe betrek je die ouders bij het leesbeleid? Toen Van Buurens betoog aankwam op het punt dat ze met behulp van de aanwezigen in de zaal praktische voorbeelden naar boven wilde halen, was de tijd zo goed als om. Zelf stelde ze een algemeen actieplan voor: vorm een ‘leespartnerschapteam’ met school, bibliotheek en ouders, praat over de wensen en verwachtingen, maak een ‘leespartnerschapsplan’, haak in op programma’s als Boekstart en de Bibliotheek op School. Succes is mogelijk bij – als belangrijkste – een wederkerige open houding en heldere communicatie.
Zo was het wel een inspirerende dag, dankzij de bevlogenheid van vrijwel alle sprekers. Maar het direct nut van alle betogen hangt af van het eigen creatieve vermogen van de aanwezige bibliothecarissen en docenten om abstracte lessen om te zetten in concrete daden. Ongeveer zoals de lerares waar Jacques Vriens over vertelde. Zij wilde graag voorlezen, maar helaas: zij kon het niet. Kinderen vielen gewoon in slaap als ze voorlas. Dus wat had ze bedacht? Ze deed twee keer in de week de gordijnen dicht en zette in de schemer een luisterboek op.
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 26 mrt 2015)


Zie ook:

woensdag 25 maart 2015

Lang leve Jan van Herreweghe, de man die alles leest waar ik zelf niet aan toe kom

Ik ben geen bibliofiel, dat heb ik hier uitgelegd. Het gaat mij in de eerste plaats om de tekst – de vormgeving of de uniciteit ervan zijn bijvangst. De herinnering aan het lezen van de tekst is me dierbaar, niet het bezit van de tekst.
Ik ben wel een bibliofiel in een andere betekenis van het woord. Ik wil, uit liefde voor wat mij identiteit en mijn leven zin geeft, alles lezen over het boek en alles wat er, hoe buitenissig ook, mee te maken heeft. De ondergang van Polare. De geschiedenis van de vaste boekenprijs. Een roman over een rondreizende bibliotheek per kameel in Kenia. Een vergelijkendegids over schrijfopleidingen. Een bibliotherapeutisch handboek. Een how to-manuel over boekenprogramma's op radio en televisie. Een reisgids langsboekenmusea. Ik wil zelfs een geschiedenis van bibliofilie lezen. Alles wat over boeken, lezen, schrijven gaat.
Helaas is het nogal veel wat verschijnt op dit gebied. Het blog Boekenoverboeken.com kondigt wekelijks meerdere nieuwe titels aan en dan ligt er nog zoveel opgeslagen in bibliotheken dat de afgelopen decennia – wat zeg ik? eeuwen – is verschenen. Als ik dat allemaal zou lezen kwam ik nooit meer toe aan de literatuur zelf. Dát is wat mij een identiteit en mijn leven zin geeft, niet de afgeleiden ervan. Niet voor niets ben ik nog altijd niet toegekomen aan Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie van Piet J. Buijnsters (uit 2010 alweer!).
Gelukkig ben ik afgelopen najaar op een oplossing gestuit: het levenswerk van Jan Van Herreweghe, bibliothecaris te Harelbeke. Sinds een jaar of tien werkt hij aan de twaalfdelige, in eigen beheer uitgegeven cyclus 'Het menselijk tekort bij een teveel aan papier'. Ieder jaar verschijnt een nieuw deel. In 2008 de eerste: Zot van boeken, in december vorig jaar de zevende: Winkeldochters in steraanbieding. Nadat ik hem heb leren kennen toen ik een lezing gaf in zijn bibliotheek was hij zo aardig om mij de boeken te schenken. Inmiddels heb ik drie delen verslonden.
Het mooie van de cyclus is de encyclopedische kracht. Van Herreweghe lijkt alle boeken te hebben gelezen die ik ook wil lezen: van de oeuvres van gedeelde helden als Alberto Manguel en Gerrit Komrij tot mij tot op heden volkomen onbekende romans als De dwaling van Jo Claes, dat zich in een bibliotheek afspeelt. Van een afstudeerscriptie over bibliotherapie tot de onvergetelijke bibliotheekklassieker De man die werk vond van Herman Brusselmans. In plaats van jaren van mijn leven op te offeren hoef ik slechts Van Herreweghe's samenvattingen en analyses te lezen.
Het is niet het echte werk, ik geef het onmiddellijk toe. Het verlangen om de geciteerde werken te lezen – ja, ook Buijnsters – blijft dus bestaan. Maar Van Herreweghe's enthousiasme werkt bijzonder aanstekelijk. Ook zijn oog voor de curieuste wetenswaardigheden over verschijnselen als bibliolythie (de vernietiging van boeken en vervolging van auteurs) en bibliotaven (zij die zich levend begraven in hun bibliotheek) smaakt steeds naar meer. Daarom geef ik er de voorkeur aan om mij eerst te laven aan alle kennis die Van Herreweghe zo noest heeft bijeengebracht.
Een wens evenwel: Jan, wil je alsjeblieft in het laatste deel een uitputtende, alomvattend register opnemen? Het is het enige minpuntje van dit zo liefdevol uitgevoerd project. 

maandag 23 maart 2015

Kindle Cover Disasters: de slechtste/grappigste omslagen (doorhalen wat niet van toepassing is)

Opmerkelijke titels? Slechte seksscènes? Eigenlijk kan heel veel aanleiding geven om eens flink te lachen om een boek. Vooral als het volkomen onbedoeld is. Ook een compleet mislukt omslag werkt op de lachspieren. De ontdekking van dit blog deed in ieder geval wonderen voor mijn humeur. Al die auteurs die hun romans in eigen beheer uitgeven en menen zelf een omslag te kunnen ontwerpen... Critici van het fenomeen self publishing die vraagtekens zetten bij de kwaliteit van al die uitgaven zullen moeten erkennen dat er ook meer gelachen kan worden.

Zie ook:

zaterdag 21 maart 2015

Interview Remco Campert: 'Eigenlijk ging het schrijven altijd vanzelf' (Taalunie:Bericht)

Remco Campert krijgt in oktober uit handen van koning Filip van België de Prijs der Nederlandse Letteren. De schrijver had nooit gedacht dat hij voor zijn soort lichtheid zo'n serieuze prijs kon krijgen. Het vindt het de ultieme beloning voor vijfenzestig jaar schrijven op intuïtie en met plezier.

Is de Prijs der Nederlandse Letteren een reden om terug te blikken op zijn oeuvre en carrière als schrijver? Remco Campert schudt zijn hoofd. 'Op mijn leeftijd blik je al de hele dag terug. Daar heb ik geen speciale aanleiding voor nodig. In de toekomst kijken ben ik ook nooit in geslaagd.' De poëziebundel die hij net heeft ingeleverd bij De Bezige Bij gaat over achterom zien. 'Verloop van jaren heet die. Ik wandel daarin door mijn leven en haal daar bijzondere momenten uit naar boven.'
Het terugblikken geeft hem 'een grotendeels tevreden' gevoel. 'Soms had ik dingen anders aan moeten pakken. Met relaties en zo. Maar dat is allemaal gebeurd, daar is nu weinig aan te doen. Ik heb geen wrok of spijt.' De tevredenheid dankt hij vooral aan het schrijven. 'Ik herlees mijn werk zelden. Ik kan beter nieuw werk schrijven. Maar zo af en toe doe ik het, als ik met iets nieuws bezig ben en wil weten wat ik vroeger maakte. Dan vind ik helemaal niet onaardig wat ik lees.'

Nachtenlang
Toch moet je de 85-jarige schrijver niet uithoren over zijn verleden. Zoon van de dichter Jan Campert, beroemd om zijn oorlogsgedicht 'Het lied der achttien doden', en de actrice Joekie Broedelet. Debuteren in 1950 als lid van de Vijftigers. Beroemd door romans als Het leven is vurrukkulluk (1961). Geliefd als columnist van de Volkskrant. Het zijn niet zijn favoriete gespreksonderwerpen. 'U blijft toch niet te lang hangen in het verleden?' vraagt hij op een gegeven moment bezorgd aan zijn interviewer.
Het liefst gaan zijn gedachten uit naar het werk dat hij onder handen heeft. Iedere middag neemt hij nog plaats aan zijn werktafel op de tweede verdieping van zijn Amsterdamse huis – tot een uur of vier. 'Dan heb ik het wel gehad. Vroeger kon ik eindeloos doorschrijven. Nachtenlang, als het moest, daar draaide ik mijn hand niet voor om. Mijn column kost me een dag per week. Of anderhalve dag. De rest van de week heb ik ruimte over voor wat ik zelf wil maken. Ik denk nu na over verhalen.'

Boontje
Het nieuws van de toekenning gaf Campert 'een groot geluksgevoel'. Vergeleken met andere oeuvreprijzen die hij kreeg – De P.C. Hooftprijs (1976), de Gouden Ganzenveer (2011), de Gouden Schrijfmachine (2014) – vindt hij deze het mooist. 'Omdat hij uit Nederland én Vlaanderen komt. Ik heb een boontje voor België, al sinds ik er in de jaren zestig een tijdje woonde. Ik had er gelijk een paar goede vrienden: Hugo Raes, Hugues Pernath. Ik had jonge kinderen die er nog naar school gingen.'
Niet dat hij in Vlaanderen even goed gelezen wordt als in Nederland. 'Maar dat geldt voor alle Nederlandse schrijvers. En andersom ook. Hier leest niemand Belgische schrijvers – uit pure dommigheid.' Misschien als hij ook in een Vlaamse krant of tijdschrift een column had, zouden lezers hem er beter kennen. Maar dat is alweer lang geleden. 'Toen ik nog in Antwerpen woonde, had ik een column. Ik weet niet eens meer in welke krant. Het Laatste Nieuws, geloof ik.'

Speelsheid
De jury van de Prijs der Nederlandse Letteren looft Campert om de lichtheid die hij in de literatuur heeft gebracht. Zijn werk is relativerend en geestig. Het zijn termen waar Campert zich goed in kan vinden. 'Ik heb nooit naar een lichte stijl gestreefd. Streven, dat klinkt zo moeizaam. Ik heb gewoon geschreven zoals het mij ligt. Die speelsheid zit in mijn wezen, ik neem de dingen niet te serieus. Ik heb nooit gedacht dat je daar een prijs voor kon krijgen. Ik dacht dat het altijd zwaar moest zijn. Werk als Jeroen Brouwers.'
Al bij zijn debuut Vogels vliegen toch had hij, amper twintig jaar oud, een kenmerkende stijl – 'een bundel met beginnerswerk, maar ook met een paar aardige dingen'. In die tijd was hij daarmee een van de voormannen van de experimentelen. 'Ach ja, daar was veel verzet tegen. Tot iedereen het opgaf. De oudere generatie had dada en het surrealisme overgeslagen, dat vonden wij niet goed van ze. Ze moesten vernietigd worden, bij wijze van spreken. Het was een bijzonder tijd.'

Dreumes en god
Maar experimenteren om te experimenteren? 'Het ging vanzelf. Ik kwam van school, had met Rudy Kousbroek een blaadje opgericht: Braak. Wij ontmoetten de andere dichters die zonder blad zaten en toen in de redactie kwamen. Niemand hoefde zich te forceren. Uiteindelijk waren het allemaal wel andere persoonlijkheden. Lucebert was de echte experimenteel onder ons. Zijn soort taal heb ik nooit tot de mijne kunnen maken. Vergeleken bij hem ben ik als een dreumes tot een god', lacht hij.
Het ging Campert ook toen al voor alles om het plezier van het schrijven. 'Natuurlijk. Je moet er wel lol in hebben, anders komt er niets uit je handen. Of je zit je zure plicht te doen omdat je geld moet verdienen. Dat heb ik nooit gedaan. Ik heb om den brode vertaald. Veel toneel, uit het Engels. Een aantal boeken uit het Frans: Sagan, dat soort dingen. Tot aan Het leven is vurrukkulluk. Dat was het eerste boek waarmee het schrijven geld begon op te brengen.'

De eerste zin
Het plezier zat – en zit – vooral in het schrijven zelf. Hij heeft nooit verhaallijnen tot in detail uitgedacht of ambities gekoesterd de Grote Nederlandse Roman te schrijven. Hij begon gewoon. 'Met een eerste zin, die zich ontwikkelt, waarna ik weet wie wie is en ik voor me zag wat ze moesten doen. Alleen in bijvoorbeeld Tjeempie! had ik me voorgenomen om zoals Raymond Queneau, de woorden uit te schrijven zoals mensen die zeggen. Meer plannen heb ik nooit gemaakt.'
Aan herschrijven heeft hij evenmin veel behoefte. 'Dat vindt plaats tijdens het schrijven zelf, door betere formuleringen te zoeken. Soms probeer ik te voorzien hoe het verhaal zich ontwikkelt. "Als ik zo doorga," denk ik wel eens, "dan verdwaal ik." En daarna neem ik een andere afslag. Als een verhaal dan eenmaal af is, is het ook af. Met poëzie doe ik hetzelfde. Ik verander een woordje, plaats een regel net anders, meer niet. Als het af is, werk ik alleen nog aan details.'

Toneel
Door die intuïtieve werkwijze heeft Campert sommige genres nooit beheerst. Dat spijt hem toch wel een beetje. 'Ik heb ooit een poging gedaan een toneelstuk te schrijven. Ik had dat opgestuurd naar de Nederlandse Comedie. Guus Oster leidde dat toen, die zag er niets in. Volkomen terecht.' Vraag hem alleen niet waarover het ging. 'Het was in 1954, dat weet ik echt niet meer. Het zou wel leuk zijn geweest als ik een stuk voor mijn moeder had kunnen maken.'
Geen regisseur of gezelschap kwam echter op het idee hem daarvoor te vragen. 'En anders had ik zo'n voorstel toch afgewezen. Toneel past niet mijn methode van werken. Je moet eerst een goed overall idee hebben, dramatische effecten inbouwen... Nee. Hetzelfde geldt voor essays. Mijn hoofd is veel te fladderig voor kritische beschouwingen. Maar het geeft niet. Ik heb genoeg andere dingen gemaakt waar ik blij mee ben. Ik heb zo veel geschreven.'

Mannerig
Heeft hij het zich wel eens bewust moeilijk gemaakt tijdens het schrijven? 'Eigenlijk ging het altijd vanzelf. Bij moeilijke passages dacht ik soms: verdomme, hoe schrijf ik dat op? Na enig nadenken lukte dat altijd toch. Ik heb ook verhalen geschreven vanuit het perspectief van een vrouw. Behoorlijk moeilijk. Soms denk je dat je ze kent, als je lang met iemand leeft, maar dan blijkt steeds dat je er niks van begrepen hebt. Ik ben er toch te mannerig voor, denk ik. Al mijn personages zijn ook klonen van mezelf.'
Is Campert in de loop der jaren, door de verworven ervaring, wel beter gaan schrijven? 'Dat weet ik niet. Het is moeilijk eigen werk te beoordelen. Ik vind wel dat ik spaarzamer ben geworden. Ik heb minder woorden, minder uitweidingen nodig om iets te zeggen. Vooral mijn poëzie wordt kaler. Waarom? Misschien omdat ik ouder wordt. Alles wordt kaler als je ouder wordt. Mijn hoofd schiet alleen niet op. Dat vergeet kaal te worden', grinnikt hij.

Nobelprijs
Met de Prijs der Nederlandse Letteren heeft hij nu alle oeuvreprijzen gewonnen. Op de Nobelprijs na, natuurlijk. 'Nee, dat zou te veel eer zijn', denkt hij. Zijn werk is vertaald in onder meer het Bulgaars, Engels, Duits, Tsjechisch, Deens én – een bloemlezing uit eigen werk Städer om aftonen (1997) – in het Zweeds. 'Toch lijkt de kans me op de Nobelprijs nul. Ze kunnen hem veel beter aan Antjie Krog geven. De Zuid-Afrikaanse dichteres. Zij maakt prachtig werk.'
Heeft hij dan genoeg gedaan om over honderd jaar nog te worden gelezen? 'Dat kan ik niet overzien. Als het gaat om hele boeken, heb ik er een hard hoofd in. Ik hoop wel dat van mijn poëzie een paar gedichten bewaard blijven. We lezen nu ook gedichten van honderd jaar geleden. "Lamento" is een van mijn favorieten. Niet speciaal de beste, maar zo heerlijk om voor te lezen. Poetry International bracht ooit dichters en muzikanten samen. Toen heb ik hem geschreven als jazz: bijna improviserend.'
(Eerder gepubliceerd op Taaluniebericht.org, 5 maart)

Zie ook:

donderdag 19 maart 2015

Van Kevin Barry tot Harry Mulisch - diabetes in de literatuur

Een paar maanden geleden zocht ik naar boeken waarin diabetes een belangrijke rol speelt. Er schoot me niets te binnen. Het is een ziekte die naar het schijnt een miljoen Nederlanders hebben, maar het leven met diabetes is in de literatuur wellicht nog nooit gethematiseerd.
Maar als je erop gaat letten, kom je de ziekte overal tegen. In het kortverhaal 'Vrouwtje op herhaling' van Kevin Barry bijvoorbeeld. Een vader is zo woest op het liefje van zijn tienerdochter, die haar gedumpt heeft, dat hij hem lastig valt in de bouwmarkt waar de jongen een bijbaantje heeft. 'Ik heb diabetes, ik kan dit niet hebben', verdedigt hij zichzelf. In die context heeft dat een hilarisch effect. Zeker als je weet wat de chronische ziekte een beetje in houdt.
In De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch krijgt Ada's moeder op latere leeftijd diabetes. Max komt een keer 's avonds haar kamer binnen. Op een ongelukkig moment: ze depte met een watje de wond die de insuline-injectie heeft achtergelaten. Later doodt ze Ada, die al bijna twintig jaar in coma ligt, met een overdosis insuline. Ze is dan bevreesd dat het kleine wondje in Ada's dij haar verraadt.
In 2015 zou dat niet meer geloofwaardig zijn. De naalden zijn zó fijn geslepen, gaan zo soepel je huid binnen, dat ze geen enkel spoor meer achter laten. Hooguit een druppeltje bloed af en toe. Maar de scènes spelen zich af in 1985 en Mulisch schreef het maar een paar jaar later. Was het toen anders?
Helaas, ik heb geen idee. Een diepgravend populair-wetenschappelijk boek over de geschiedenis van diabetes heb ik ook nog niet gevonden. Iemand een goede tip?

Zie ook:

woensdag 18 maart 2015

Hoe werken basisschool D'n Bogerd (Geldermalsen) en Bibliotheek Rivierenland samen?

'Als je als school zelf iets opzet, is de verleiding groot om te denken: dit loopt nu wel, volgende punt'

Karin Baars, taallees-specialist en leerkracht van groep 8 op D'n Bogerd in Geldermalsen, en leesmediacoach Daniëlle Rodenburg van Bibliotheek Rivierenland vergroten samen het leesplezier van de leerlingen.

Iedere dag, behalve op dinsdag, krijgen de leerlingen van deze openbare basisschool vijftien minuten om te lezen. Doorgaans aan het einde van dag, alleen op vrijdag is het aan het einde van de ochtend. 'Ik zet altijd rustgevende muziek op', vertelt Baars. 'Harpachtig gepingel. Als het kwartier om is, draai ik het geluid langzaam zachter. Het is zo zonde om de betovering te verbreken.'
Haar leerlingen genieten echt van het dagelijks momentje vrij lezen, dat weet ze zeker. 'Iedereen hangt ontspannen op zijn eigen tafeltje, ze zitten vaak helemaal in het verhaal. Aan het einde moet ik ze uit een andere wereld rukken, zo voelt het. Ik zeg dan: "Lees rustig je bladzijde uit". En dat doen ze ook. "Ik blijf nog even zitten," zei er laatst eentje, "ik wil weten hoe het afloopt."'

Halverwege het schooljaar 2013/2014 is D'n Bogerd gestart met de Bibliotheek op school. Toen Baars de cursus Open Boek had gevolgd tot leescoördinator, realiseerde ze zich hoe mooi het zou zijn als hiervoor budget vrij kwam. 'Je kan voor dat geld nooit zo veel boeken voor de schoolbibliotheek kopen als je via de Bibliotheek op school krijgt. En dan krijg je nog meer dan een collectie alleen. Gelukkig vindt mijn directeur lezen ook belangrijk. Zij liet mij vrij om het te regelen.'
Daarop kwam Rodenburg naar school voor een kennismakingsgesprek. In totaal heeft de voormalige basisschoollerares twintig scholen in Geldermalsen, Zaltbommel, Buren en Tiel in haar regio. Zij komt een dagdeel in de drie weken op school. Zij beheert de collectie – het eigendom van de school plus de halfjaarlijks wisselende collectie van de Bibliotheek: twee exemplaren voor ieder van de 140 leerlingen. En zij geeft lessen leesbevordering en mediawijsheid aan alle groepen.
'Als je het lezen onder leerlingen wilt bevorderen, begint dat met een goede collectie,' zegt Rodenburg. 'Op sommige scholen zijn boeken kapot, vies of weggestopt en onder de stofvlokken. Welke leerling wil dan lezen? Gooi oude boeken weg en presenteer de boeken zo veel mogelijk frontaal en zet ze op genre in plaats van op avi-niveau neer. Iedere keer als ik hier ben, loop ik de collectie weer na: alles recht zetten, boeken op de goede plek zetten, controleren of ze niet stuk zijn.'
In de klas presenteert Rodenburg steeds een aantal boeken rondom een bepaald thema, de laatste keer sport. Uiteraard zijn de titels aangepast aan het niveau van iedere groep. 'Daarnaast zorg ik ervoor dat ze een keer "bij mij" komen – in de bieb van Geldermalsen dus, waar ze uitleg krijgen over hoe dat werkt. Als er iets extra's is, zoals het Boekenbal dat de school organiseert, kom ik ook vaak. Inmiddels kennen ze me hier als Daniëlle van de bibliotheek. Ik kan gemakkelijk de klas binnenlopen.'

Het effect is ernaar. Baars' kinderen lezen met meer plezier. Dat is bijvoorbeeld te merken aan het stijgend aantal jeugdleden, maar het is vooral haar waarneming. 'Hun lol in lezen is groter,' zegt ze. 'Hun interesse: ze willen meer van de schrijver weten. Of ze vragen reikhalzend wanneer er een nieuw deel van een serie komt. Ze vragen voor hun verjaardag of voor kerst om een boek. Als ze boeken zo belangrijk vinden dat ze het als cadeau vragen, heb je je doel eigenlijk al bereikt.'
'Toen ik net een boek uit de kast weghaalde voor de foto, zag een kind dat', vult Rodenburg aan. 'Ze schrok er bijna van. "Je gaat de boeken toch niet weghalen, hè!?" En ook toen we voor de zomervakantie, bij het wisselen van de collectie, een week geen boeken hadden, waren er kinderen die bijna niet zo lang konden wachten. Zo geweldig, om te horen.'

D'n Bogerd kende al een goede leescultuur, zegt Rodenburg. Beter dan gemiddeld – wat vooral zichtbaar is in het al genoemde Boekenbal. Ook bij de jaarlijkse kick off van de Kinderboekenweek in de Bibliotheek was deze school goed vertegenwoordigd. Toch ziet Baars grote voordelen om de Bibliotheek op school af te nemen. 'Neem de collectie. Een goede collectie is een basisvoorwaarde voor het vergroten van leesplezier. Met de Bibliotheek weet je zeker dat die afgewogen en actueel is.'
Dat is zeker niet de enige meerwaarde van de Bibliotheek als partner. 'Als je als school zelf iets opzet, is de verleiding groot om te denken: dit loopt nu wel, volgende punt. Nu maak ik ieder jaar een leesplan, waarvoor Daniëlle speerpunten aandraagt, gebaseerd op onze behoeften. Binnenkort krijgen we voor het eerst resultaten uit de leesmonitor te zien. Dat is een belangrijk hulpmiddel om die leerkracht, die minder tijd over heeft voor voorlezen, te wijzen op de effecten van haar gedrag.'
Rodenburg: 'Het is zeker niet zo dat ik een lesje geef terwijl de leerkracht iets nakijkt en verder niets. Het is echt een samenwerking.' Dat betekent dat de leesmediacoach werkt aan deskundigheidsbevordering van het personeel. Ze laat hen bijvoorbeeld zien wat ze nog meer met prentenboeken kunnen doen. Ook vanuit school wordt gestreefd naar een mentaliteitsverandering. Zo moeten leerkrachten bij het kwartier vrij lezen zelf ook lezen. Immers: zien lezen doet lezen.

Op D'n Bogerd zijn ook lessen mediawijsheid geïntegreerd in de Bibliotheek op school. Rodenburg geeft in de gecombineerde groep 6/7 en groep 8 basislessen over zoeken op internet, gebruik van sociale media, cyberpesten en andere informatievaardigheden. 'Nieuwe media zijn tegenwoordig een essentieel onderdeel van het dagelijks leven van kinderen,' zegt Baars. 'Je kunt er als school niet onderuit daar aandacht aan te besteden.'
Hier geldt eveneens: juist de lessen van de Bibliotheek bieden meerwaarde. Baars: 'We hebben wel eens een les van Kennisnet gebruikt. Daar stonden dingen in die achterhaald waren. Of je moet betalen voor pakketten van uitgevers, waar werkboekjes bij zitten die je ieder jaar opnieuw moet kopen. De lessen van Daniëlle – die hier tóch al komt – worden steeds aangepast aan veranderingen en sluiten goed aan bij wat kinderen doen. Als hier in de klas 17 Whatsapp-groepen zijn gaat het daar over.'
(Eerder gepubliceerd in de brochure 'De Bibliotheek op school')

maandag 16 maart 2015

Dimitri Verhulst blikt terug: 'Duurde de Boekenweek maar een maand!' (Knack)

Afgepeigerd na de Boekenweek? Geschenkauteur Dimitri Verhulst niet in het minst. Maar in Vlaanderen leeft de Nederlandse traditie nog niet, is hem gebleken. Er 'was ook een lerares Nederlands die zei: wat moet het toch heerlijk zijn om uw minnares te zijn.'

Verhulsts voorgangers als auteur van het Boekenweekgeschenk zijn slappelingen. Ze hadden hem allemaal gewaarschuwd. Ga in training. Zorg dat je fit en uitgerust aan het moordende schema begint – een eindeloze stroom interviews en optredens, minstens vier per dag kriskras verspreid over het hele taalgebied. Maar wat bleek? 'Mijn voorgangers hebben mij angst aangepraat. Loodzwaar programma! Nu weet ik wat voor watjes het eigenlijk zijn. Ik moest 's avonds nog even de kroeg in om al mijn energie kwijt te raken.'
Op zaterdag, de laatste dag van de Boekenweek, kon Verhulst in de Haagse boekhandel Paagman tijdens een openbaar interview met ondergetekende al terugblikken. Hij vond het in één woord: geweldig. 'Als ik al cultuurpessimist was, ben ik dat deze week kwijtgeraakt. Ik merkte niets dan enthousiasme voor het boek. Daarom was het juist allesbehalve een uitputtingsslag. Ik heb heel veel vreugde en energie getankt. Dus wat zou ik nu klagen? Ik mocht de hele week liefde ontvangen. Volgende week sta ik weer gewoon achter mijn afwasbak.'
Een van de hoogtepunten voor de auteur van De zomer hou je ook niet tegen was een optreden voor scholieren. 'Zij beseffen dat nu nog niet, maar ik weet: de auteurs die ik als zestien-, zeventienjarige las, zijn de auteurs die nog altijd heel hoog in mijn aanzien staan en die ik nog altijd lees. Dus als ik toegang kan krijgen tot de liefde voor boeken van jongeren, dan is dat fantastisch. Daar was ook een lerares Nederlands die zei: wat moet het toch heerlijk zijn om uw minnares te zijn. Ja, ik heb de organisatie gevraagd om er een Boekenmaand van te maken.'
Een enkele dissonant in het koor van lof was er ook. 'Af en toe kwam iemand me de huid volschelden omdat ik altijd van die vieze titels heb', zei Verhulst. 'Het was wel grappig: toen Kaddisj voor een kut vorig jaar uitkwam, kwamen op de uitgeverij allerlei kwade telefoontjes binnen. "Is het weer zo ver? Hoe komen jullie erop om steeds van die vieze vuile titels op de markt te gooien." Enkele uren later werd bekend dat ik de Boekenweekauteur was. Meteen belden diezelfde boekhandelaren naar de organisatie: "Mogen wij hem ontvangen tijdens de week?" Niet dus.'
Het is inmiddels de vierde keer dat Vlaanderen de Boekenweek samen met Nederland organiseert. Een groot succes is het nog niet, merkte Verhulst. Hij trad slechts één dag op in Vlaanderen. Eerst was drie uur te gast bij Radio 1 voor het speciale radioprogramma 'Viva Verhulst'. 'Dat vond ik een beetje buiten proportie qua eer. Nobelprijswinnaars moeten het met minder doen. Later die namiddag zat ik in DeSingel in Antwerpen [als slotact van Mind the Book]. In de Grote zaal. Daar kan zeshonderd man binnen, ze was gevuld met twintig mensen.'
In de loop van de week ontmoette de schrijver steeds meer mensen die het geschenk al gelezen hebben. 'Dan merk je dat het Boekenweekgeschenk inderdaad als een staaltje in de parfumerie kan zijn. Zo'n klein flesje waar je aan kan snuffelen en wat er soms toe leidt dat mensen een grote fles kopen.' Prompt stond er in Den Haag iemand op voor wie dat geldt: zelfs de naam Verhulst zei hem niets, maar wilde nu alles van hem lezen. 'Dat is het mooie van de Boekenweek', relativeerde Verhulst de lof met een grap, 'dan is er budget om iemand in te huren die dat bij al mijn optredens een keer zegt'.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 15 mrt)

Zie ook:

zondag 15 maart 2015

Niemand anders begint een uitgeverij in Nieuw-Zeeland (Standaard)

Nederlandstalige boeken uitgeven vanaf de andere kant van de wereld? Greet Pauwelijn doet het. Tegelijk publiceert haar Nieuw-Zeelandse uitgeverij Vlaamse kinderboeken in Engelse vertaling. 'Vergeleken bij het Nederlandse taalgebied liggen ze op de Engelstalige markt minstens een generatie achter.'

Een vredig dorpje in Nieuw-Zeeland, vijftig kilometer boven Wellington, direct aan de heldere zee. De vrijstaande huizen stralen kalmte uit in de zomerse warmte. Veel bedrijvigheid lijkt er in Raumati South niet te zijn. Twee cafés op een kruispunt en, richting State Highway 1, een uitgeverij. Een kleurrijke vlag aan de balustrade van een woonhuis dient als adresbord: 'Book Island', staat er groot op.
Greet Pauwelijn streek hier in 2009 neer toen haar echtgenoot meer dan genoeg had van het grijze, gestreste Vlaanderen en naar zijn geboorteland terug wilde. Zelf was ze vertaalster uit het Pools (o.a. van Kapuściński-biograaf Artur Domosławski), dat beroep kon ze overal uitoefenen. Ter plekke begon ze ook uit het Engels te vertalen: The Travelling Restaurant van de Nieuw-Zeelandse Barbara Else.
'Ik had de vertaling aan Lannoo aangeboden,' vertelt Pauwelijn in haar woonkamer. 'Toen het verscheen, realiseerde ik me opeens dat ik het boek ook zelf had kunnen uitgeven. Ik was compleet onervaren maar ik dacht: dat is een makkie. Daarop ben ik gewoon begonnen. Ik ben een West-Vlaming.'
Kansen zag ze genoeg. 'Ik dacht te kunnen putten uit de Nieuw-Zeelandse literatuur – al bleek hier weinig echt interessants te verschijnen. En uit de Poolse literatuur, die vaak wordt genegeerd. Vorig jaar verscheen bij ons Meneer Minuscuul en de walvis van Julian Tuwim en Bohdan Butenko. Dat zijn de Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp van Polen, maar nooit eerder vertaald.'
De afstand van twintigduizend kilometer en een tijdsverschil van 12 uur is geen probleem – dankzij sociale media, internet en lokale partners voor marketing, sales en distributie kan ze de markt prima bewerken. 'Ik kan alleen niet zo vaak evenementen in Nederland en Vlaanderen organiseren of boekhandels bezoeken.'

Al snel besloot Pauwelijn ook in het Engels te gaan uitgeven: 'Het Walvis-boek was evenmin in het Engels verschenen. Als ik het boek in twee talen publiceer, redeneerde ik, kan ik een hogere oplage maken en dus goedkoper produceren per exemplaar. Kansen zijn er in Nieuw-Zeeland zeker. Bovendien konden we de boeken dan ook brengen op de Australische en Britse markt. Het aanbod kinder- en jeugdboeken is er buitengewoon teleurstellend. Vergeleken bij het Nederlandse taalgebied liggen ze in die landen minstens een generatie achter.'
Gecko Press is de enige Nieuw-Zeelandse uitgeverij die Europese kinderboeken in vertaling brengt – van onder meer Leo Timmers en Sylvia Vanden Heede. Een tijdje gaf Pauwelijn de uitgeefster adviezen. Daardoor ontdekte ze dat Gecko Press te moeilijke boeken als Mare en de dingen van Tine Mortier en Kaatje Vermeire, over de hersenbloeding van een oma, niet aandurfde. Díe titels aan de bovenkant van de markt zou Book Island brengen.
'Ik kies mijn boeken op de symbiose van verhaal en illustraties, de universaliteit van het thema, vertaalbaarheid, gelaagdheid, het vermogen om te worden blijven herlezen. Maar ook op: boeken die een beetje buiten de lijntjes kleuren. Dat heb je hier nauwelijks. Van zeker 90 procent van de kinderboeken weet je van tevoren hoe ze aflopen. In Nederland en Vlaanderen is dat misschien 50 procent.'
Bovendien test ze nieuwe titels door op jaarmarkten die Nieuw-Zeelandse plaatsen overal hebben, boeken neer te leggen. 'Ongeacht in welke taal ze zijn verschenen. Door gewoon te kijken wat ze oppakken, krijg ik een indruk of een titel kan aanslaan.'

Begin 2012 ging Book Island van start. Sindsdien zijn vijftien boeken verschenen. Zes Nederlandstalige, waaronder Azizi en de kleine blauwe vogel van Laïla Koubaa en Mattias De Leeuw. Negen Engelstalige: vertalingen van onder andere Lorraine Francis en Pieter Gaudesaboos (Tommie en de torenhoge boterham) en Dirk Nielandt en Marjolein Pottie (Help! Help!). Drie daarvan verschenen tegelijk in het Nederlands en Engels, het recentst Nooit meer bang van de Brusselse Mélanie Rutten.
Het Nieuw-Zeelandse klimaat werkte zeer stimulerend. 'Hier zegt iedereen meteen: go for it! Terwijl men in Vlaanderen zich vooral afvraagt: weet je waar je aan begint? Hier kán je ook een uitgeverij beginnen. Het kostte me zestig euro en tien minuten. Toen was ik vertrokken. In Vlaanderen moet je overal diploma's voor hebben, startkapitaal inleggen, eindeloos papieren invullen. '
Aan de andere kant nekte het positivisme Pauwelijn bijna. Want zo makkelijk bleek uitgeven niet. 'Ik had het compleet onderschat. Door het tijdverschil werkte ik altijd: 's ochtends en 's avonds deed ik Nederland en Vlaanderen, daartussen Nieuw-Zeeland en Australië. En elke stap was een nieuwe uitdaging. Ik kreeg na een tijdje lichamelijke klachten, maar ik kon niet meer stoppen. Ik had zes boeken in productie. Dat doe ik niet meer. Ik werk nu van project naar project.'

Op de Nederlandstalige markt vonden haar boeken hun weg naar de onafhankelijke boekhandels, museumwinkels maar ook Standaard Boekhandel. Dankzij mogelijkheden om samen te werken zag ze altijd wel een manier om een titel te promoten. Zo gingen D.E.S.I.G.N. van Ewa Solarz en het Walvis-boek gepaard met expo's in het Designmuseum (Gent) en het Nationaal Visserijmuseum (Oostduinkerke). 'Omdat ik geen budget heb voor evenementen, moet ik altijd zulke partners vinden.'
In Nieuw-Zeeland binnenkomen in de boekhandel was moeilijker. De do it yourself-mentaliteit leidt ertoe dat veel auteurs in eigen beheer uitgeven. Een uitgeverij beginnen voor andermans werk doet niemand. 'Ook al staan er auteursnamen op mijn boeken, men vraagt tóch of ik ze zelf heb geschreven. Men begrijpt het vaak niet.' Gelukkig plaveide een goede ontvangst van de boeken toegang tot boekhandels.
'Onze titels zijn relatief duur,' vertelt Pauwelijn. 'In Nieuw-Zeeland heerst een wegwerpcultuur. Men koopt liever iets van 1 dollar dat na een week moet worden vervangen dan in één keer iets voor 52 dollar waar je een heel jaar mee doet. Kinderboeken zijn dus vaak paperbacks. Vreselijk. Na een keer lezen heb je krullen, na een jaar kun je het weggooien. Ik wil juist hardcovers, al heb ik ook paperbacks – maar dan wel met flappen.'
Toch hoeft de uitgeverij niet te klagen. Drie jaar na de start heeft Book Island 'een keerpunt' bereikt. Dankzij de erkenning – goede recensies, nominaties voor de Jenny Smelik-IBBY prijs, selecties voor de Jeugdboekenweekpakketten – maakt de uitgeverij inmiddels winst. 'Het mooiste nieuws is wellicht de nominatie van Nooit meer bang voor de Boekenpauw.'

(Eerder gepubliceerd in De Standaard, 13 maart. Een andere versie verscheen in januari 2014 in Boekblad.)