zaterdag 26 april 2014

Daar staat hij dan: James Joyce’s handtekening (Knack)


Een wandelstok of een handtekening? Een unieke expositie over James Joyce maakt duidelijk wat een schrijver werkelijk dichtbij brengt.

Daar ligt hij dan – dankzij het felle spotlicht al van verre te zien: de wandelstok van James Joyce (1882-1941). Hij is verrassend gaaf. Zou het echt dezelfde zijn als de stok die de schrijver in zijn hand houdt op de foto’s die ernaast liggen? Is het geen reserve-exemplaar die zelden uit de bak werd gelicht? De stropdas die eronder ligt ziet er verweerder uit: een fraaie das in kleine bruine en bruin-gearceerde witte ruitjes. Stijlvol, maar vlekkerig.

Beide objecten komen uit de collectie van de James Joyce Foundation uit Zürich. Voor het eerst zijn ze – in de universiteitsbibliotheek van Utrecht – in Nederland te zien, zoals alle media vorige week meldden. Op zichzelf zijn ze niet bijzonder. Alleen het idee dat ze zijn vastgehouden door de hand die ook Ulysses en Finnegan’s Wake schreef, maakt ze uniek. Hoe nieuwer en ongebruikter de objecten eruit zien, hoe moeilijker het is om dat idee op te roepen.

De essenhouten wandelstok heeft literaire betekenis. In Ulysses roept de ashplant of ashsword (naar het Engelse ‘ash’ voor essenhout) van Stephen Dedalus zangerig de naam van zijn eigenaar. De stropdas is alleen anekdotisch aan Joyce te verbinden. Toen de schilder Patrick Touhy tegen Joyce zei dat hij diens ziel op een portret van de schrijver wilde vastleggen, schijnt die dat te hebben weggewuifd: ‘Just make sure the tie is right’. Wel is op dat doek een rode stropdas te zien.

Het hart van de Joyce-expositie is de reizende tentoonstelling over leven en werk die de Ierse National Library over de wereld stuurt. Deze panelen zijn, naast de persoonlijke artefacten, aangevuld met eerste drukken, waaronder het in Den Haag uitgegeven The Mime of Mick, Nick and the Maggies (een voorpublicatie van Finnegan’s Wake), facsimile’s van brieven en rariteiten als een Japanse manga-versie van Ulysses of het tijdschrift Tit-bits dat Dedalus in de roman leest.

Ook de handtekening is te zien die Joyce op 10 juni 1927 in het gastenboek van het Czaar Peter-huisje in Zaandam zette. Hij vierde toen een maand vakantie aan de kust van Scheveningen. Veel meer dan op het strand liggen deed hij niet. Een keer werd hij, lezend in zijn Baedeker, aangevallen door een hond. Wel vier, vijf keer moest hij hem van zich af slaan, waarbij een lens uit zijn bril viel. Gelukkig vond de eigenaresse die terug in het zand.

Eigenlijk biedt dit gastenboek een veel sterkere historische sensatie dan Joyce’s wandelstok of stropdas. Die had iedereen gebruikt kunnen hebben – zijn handtekening kan alleen de schrijver zelf, in zijn priegelige handschrift, gezet kunnen hebben.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 25 apr)

donderdag 24 april 2014

Nederlandse en Vlaamse jury's hebben vaak dezelfde smaak (Knack)

Wint Ilja Leonard Pfeiffer of Stefan Hertmans beide grote commerciële prijzen voor het boek van het jaar? Gezien de traditionele overeenstemming tussen de jury's is het verwonderlijk dat dat pas één keer is gebeurd.

Ilja Leonard Pfeijffer en Stefan Hertmans maken allebei kans op de Gouden Boekenuil (24 april) én de Libris Literatuurprijs (13 mei). Vorig jaar was de overlap van de shortlists van beide prijzen nog groter: beide jury’s hadden Oek de Jong, Tommy Wieringa en Arnon Grunberg genomineerd. De Gouden Boekenuil wordt toegekend door een jury die overwegend bestaat uit Vlamingen, de Libris Literatuurprijs door een jury die overwegend bestaat uit Nederlanders. Maar het verschil in smaak lijkt gering.

De Gouden Boekenuil (sinds 1995) en de Libris Literatuurprijs (sinds 1994) bekronen allebei het boekenaanbod van het afgelopen kalenderjaar. De Gouden Boekenuil beoordeelt naast romans ook verhalenbundels en literaire non-fictie, de Libris alleen fictie en sinds enkele jaren alleen nog maar romans. Dat is terug te zien in het aantal inzendingen: De Gouden Boekenuil beoordeelde dit jaar meer dan het dubbele aantal boeken: 395 tegen 192 voor de Libris-prijs.

In totaal stonden 29 boeken op beide shortlists. Dat is 25,4 procent van de 114 Libris-nominaties in de negentien jaar dat beide prijzen zijn uitgereikt. Andersom is het zelfs hoger: 31,9 procent – dit omdat de Gouden Boekenuil-shortlist over het algemeen kleiner is. Na aanvankelijk experimenten van aparte shortlists voor fictie en non-fictie, heeft de prijs sinds 2000 één shortlist met vijf titels. Als je de aparte non-fictielijsten buiten beschouwing laat, gaat het om 29 op 91 nominaties.

Slechts een keer won hetzelfde boek de Libris en de Gouden Boekenuil: Tirza van Arnon Grunberg in 2007. Vier keer is het gebeurd dat de shortlist geen enkele doublure kende – voor het laatst in 2004. In de beginjaren was de overlap groot: in 1998 maakten twee van de drie nominaties voor de Gouden Uil-fictie ook kans op de Libris. Tussen 1999 en 2004 was de overeenstemming tussen beide jury's minimaal, maar de laatste jaren is die weer flink gestegen.

De percentages lijken mee te vallen. Maar ze zijn wel degelijk hoog – als je de verschillen in te jureren boeken meeneemt. Zo mocht Frank Westerman, Boekenuil-winnaar in 2005 met El Negro en ik, al drie keer op komen draven bij de uitreiking van deze prijs. Voor de Libris mag hij nooit werk inzenden. Dit jaar waren maar liefst 11 van de 20 titels op de longlist van de Gouden Boekenuil niet ingezonden voor de Libris. Van de resterende 9 stonden er 5 – dus 55 procent – ook op de Libris-longlist.

Dan waren er nog incidenten die de mogelijkheid op overlap verkleinen. Henk van Woerden won in 2006 de Gouden Boekenuil voor Ultramarijn, maar hij kwam niet in aanmerking voor de Librisprijs omdat hij was overleden. Dode auteurs mogen de Libris niet winnen. En drie jaar later vergaten verschillende prominente uitgeverijen titels in te zenden voor de Librisprijs. Zo dong Christiaan Weijts, shortlisted voor de Gouden Uil, niet mee naar de andere grote commerciële prijs.

Eigenlijk is nader onderzoek nodig naar de percentages overlap bij de inzendingen en de longlists om beter te kunnen beoordelen hoe groot de overeenstemming tussen beide jury's feitelijk is. Maar zijn die gegevens wel beschikbaar? Van de Librisprijs zijn de overzichten met ingezonden titels van 1995 en 2006 kwijt. En het is maar de vraag of de organisatie achter de Gouden Uil, die tot 2010 een andere was (Standaard Boekhandel) dan tegenwoordig (Boek.be), zijn archieven beter heeft bewaard.

(Eerder gepubliceerd op Knack.be. Een langere versie stond in BOEK 1, 2014)

Zie ook:

woensdag 23 april 2014

Masterpiece, de X factor voor schrijvers, geen succes

De Italiaanse tv-zender Rai3 durfde het afgelopen najaar aan: een X factor-achtig programma voor schrijvers, met onder meer de Britse schrijfster Taiye Salasi in de jury. Zie hier voor de opzet van Masterpiece, zoals het programma was getiteld.

Nu de wedstrijd is beslecht, is de onvermijdelijke conclusie: Masterpiece was niet het succes waar de makers op hoopten. De show werd binnen een maand van het scherm gehaald. Een reden werd niet gegeven, maar het kan haast niet anders of het kwam door de te lage kijkcijfers. Het bleek evenwel geen afstel, maar uitstel. In maart kwam Masterpiece terug met een aangepast format. De clips waarin de kandidaat-schrijvers voorlazen waren nog maar half zo lang.

Zijn auteurs dus niet geschikt voor talentenjachten op tv? Volgens Claude Nogat op PublishingsPerspectives is dat een te haastige conclusie. Masterpiece faalde ook omdat de makers de wetten van het genre onvoldoende in acht namen. De opzet verhinderde kijkers om mee te leven met kandidaten in de loop van de serie. En het publiek kon geen invloed uitoefenen op het verloop of de uitslag van de wedstrijd. Alleen in de finale mocht een in de studio aanwezig publiek op basis van een samenvatting en enkele fragmenten van alle deelnemers een voorkeur uitspreken. Maar vervolgens werd daar niets mee gedaan: de jury mocht toch een ander laten winnen.

Zo werd op 30 maart de 36-jarige Servische immigrant Nikola Savic tot de eerste en vermoedelijk laatste winnaar van Masterpiece uitgeroepen. Sinds vorige week ligt zijn roman Vita Migliore ('Beter leven') in een fenomenale oplage van 100.000 exemplaren in de winkel. De komende weken moeten aantonen of het programma ook echt een nieuwe schrijver heeft opgeleverd – of dat het overgrote deel van de oplage in de papierversnipperaar is verdwenen.


Interessant is daarbij de vraag wat uitgeverij Bompiani, wier redacteur Elisabetta Sgarbi de beslissende stem op Savic uitbracht, met het manuscript heeft gedaan. Sgarbi zei op televisie dat Via Migliore nog een redactieronde nodig had. Maar een boek redigeren, produceren en distribueren in twee weken? Onmogelijk. Wanneer is de finale dan opgenomen? In november al? Wordt - wellicht - vervolgd.

zondag 20 april 2014

Vlaamse bibliotheekleden kunnen vanaf 6 mei e-boeken lenen (Boekblad)

Bibliotheekleden kunnen in Vlaanderen vanaf 6 mei een e-boekenkaart kopen. Voor vijf euro kunnen zij drie e-boeken lenen, die zij maximaal vier weken op hun tablet of smartphone kunnen hebben.

Vlaamse bibliotheekleden hebben de keus uit 414 titels van in totaal zes uitgeverijen: Acco (37 titels), WPG (83 titels), VBK (99 titels), Vrijdag (50 titels), Van Halewijck (44 titels) en Lannoo (101 titels) – plus vijftien gratis beschikbare korte verhalen. De overkoepelende brancheorganisatie Bibnet omschrijft de collectie als 'recent maar niet nagelnieuw' en rechtvaardigt dit met het argument dat slechts 12 % van de uitleningen van papieren boeken jonger dan één jaar is.
Wie de e-boeken in de bibliotheek zelf wil lezen, kan dat gratis doen. Wie het elders wil doen, moet ervoor betalen – eenvoudig door in te loggen op mijn.bibliotheek.be. Het aanbod is uitsluitend te lezen op een Android- of iOS-app en dus niet op een ereader. 'Dit komt omdat [ereaders] niet beschikken over apps,' legt Bibnet uit op hun site. 'En zonder app was het niet mogelijk een sluitende beveiliging te voorzien die aanvaardbaar was voor de uitgevers.'
Niet alle bibliotheken doen overigens mee. In totaal gaat het op dit moment om 214 bibliotheekorganisaties, ongeveer zeventig procent van het totaal, die gezamenlijk zo'n 5 miljoen mensen vertegenwoordigen (op 7,5 miljoen inwoners in Vlaanderen en Brussel). Een kaart laat eenvoudig zien waar bibliotheekleden over enkele weken e-boeken kunnen lenen.
Hebben Vlaamse bibliotheken hiermee een beter aanbod dan Nederlandse, die veel kritiek hebben op hun e-boekenaanbod? Bibnet zegt dat hun aanbod actueler is, maar die is wel geringer (414 versus 5000). Daarbij is het Nederlandse aanbod wel gratis. En als de Nederlandse openbare bibliotheken op termijn een pluspakket aanbieden – 20 euro voor 18 recente e-boeken – is het instapbedrag misschien hoger, maar de kosten per uitlening lager.
'In België is het gras dus niet groener,' concludeert Huub van Dommelen, die bibliotheken en andere bedrijven adviseert over online content en klantinteractie, dan ook op zijn site. Hij plaatst het Nederlandse aanbod in internationaal perspectief. Ondanks de kritiek op het platform, die hij onderschrijft ('qua omvang, inhoud en gebruiksgemak kan het allemaal beter'), vindt Van Dommelen dat Nederland er positief bovenuit schiet.
Van Dommelen geeft twee argumenten: In Nederland kunnen alle bibliotheekleden e-boeken lenen - anders dan in Duitsland, Groot-Brittannië en Vlaanderen. En Nederland heeft het unieke systeem van onbeperkte uitleenmogelijkheden per titel. In Duitsland en Groot-Brittannië hebben bibliotheken een beperkt aantal kopieën van iedere titel ingekocht. Als die allemaal zijn uitgeleend, kunnen klanten dus misgrijpen. In Nederland zijn alle titels altijd beschikbaar.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 16 apr)

zaterdag 19 april 2014

E-boekuitleen van bibliotheken onder de maat, vinden bibliotheken zelf (Boekblad)

Het uitlenen van e-boeken bij de openbare bibliotheek is nog niet het grote succes waarop bibliothecarissen hadden gehoopt. De kwaliteit van gebruikerservaring en aanbod is op dit moment onder de maat.

De cijfers zijn een kleine drie maanden nadat ministerBussemaker het e-boekaanbod van de openbare bibliotheken lanceerde indrukwekkend. Meer dan 50.000 gebruikers hebben een account aangemaakt. Gezamenlijk hebben zij 100.000 e-boeken gedownload, aldus Stichting Bibliotheek.nl (BNL). Toch kun je hier kanttekeningen bij plaatsen. Hoeveel gebruikers hebben alleen een account aangemaakt om het een keer te proberen? Hoeveel gebruikers zijn na teleurstellende ervaringen alweer afgehaakt? Met andere woorden: hoe ontwikkelt het maandelijks gebruik zich?

De gedachte om kanttekeningen te plaatsen wordt vooral ingegeven door de storm aan kritiek die vanuit de bibliotheekbranche is losgebarsten. Het product is, ondanks direct na de start doorgevoerde verbeteringen, onvoldoende. De e-boekaanbod heeft geen eigen site, maar is ondergebracht binnen een bredere site met bibliotheekproducten – met grote verwarring tot gevolg. De inlogprocedure is ingewikkeld. De site is statisch en leeg. De speciale app werkt slecht: bibliotheekleden kunnen zich daar bijvoorbeeld niet aanmelden. Enzovoorts.

Ook het aanbod zelf bevalt matig. Ja, 5000 titels is veel, maar gezamenlijk wekken ze de indruk dat 'uitgevers hun digitale rommelzolder hebben opgeschoond', zoals een bibliothecaris meent. Het aanbod wordt gedomineerd door oud fonds van WPG-uitgevers, aangevuld met uitgaven van kleine uitgevers en eigen beheer-uitgaven. 'Een groot deel van de titels zouden we in de jaren '50 al niet meer aangeschaft hebben', vindt een andere bibliothecaris. Het e-boekaanbod werd wel gepromoot met Het diner van Herman Koch, maar dat boek is niet digitaal te lenen.

Een kritische artikel over het e-boekplatform van bibliothecaris Jan de Waal uit Oss op Bibliotheekblad.nl kreeg veel bijval van collega's. Zij schamen zich eerder om dit product aan klanten aan te bieden. Ook de app kreeg naast een kritische recensie op Iphoneclub maar anderhalve ster in de iTunes-store. Tien Zuid-Hollandse bibliotheken stuurden een brandbrief over het platform naar het Sector Instituut Openbare Bibliotheken (SIOB), opdrachtgever van BNL. En nergens valt een positief tegengeluid van een bibliothecaris of gebruiker te noteren.

Alleen BNL verdedigt zijn eigen product. In een eerder deze maand verstuurde brief aan alle openbare bibliotheken legt directeur Diederik van Leeuwen uit dat zij hun zegeningen moeten tellen. Er is tenminste een e-boekaanbod – ondanks dat BNL met alle uitgevers individueel moet onderhandelen over de inkoop van titels én dat de bouw van het platform zeer complex is. Anderen klagen dat bibliotheken nu te veel goodwill hebben verloren, hij blijft ervan overtuigd dat bibliotheken naast commerciële Spotify-modellen een natuurlijke plaats zal verwerven.

Desalniettemin heeft BNL de geplande marsroute verlaten. Het huidige aanbod met oudere titels zou deze maand worden verrijkt met het e-boekpluspakket: voor 20 euro konden bibliotheekleden dan 18 recentere e-boeken lezen. Maar de introductie hiervan is uitgesteld, onder meer om het aanbod uitgebreider te testen dan aanvankelijk de bedoeling was. Dit pakket komt nu op z'n vroegst in de zomer. Ook een pr-campagne gericht op het grote publiek die in mei zou worden gevoerd is uitgesteld: in ieder geval tot na de zomer.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 15 apr)

Zie ook:

vrijdag 18 april 2014

Hoe Eleanor Cattons ‘Al wat schittert’ ontstond (Knack)

Een murder mystery schrijven leek Eleanor Catton great fun. Deze basale gedachte gaf na vijf jaar werken geboorte aan het even complexe als meeslepende Al wat schittert, dat is gefundeerd op de principes van de astrologie.

Catton is deze week te gast in Nederland – het eerste land dat de meer dan achthonderd pagina’s tellende Man Booker Prize-winnaar van 2013 in vertaling brengt. Woensdag praatte de 28-jarige Nieuw-Zeelandse in Den Haag bij Borderkitchen over haar tweede roman. Of beter: over de genese van het verhaal over verraad, oplichting, chantage en liefde tijdens de goldrush van 1866 in het stadje Hokitika. Veel meer over de inhoud kwamen de luisteraars niet te weten. Dat moesten ze zelf maar ontdekken door na afloop het boek te kopen en het – ongetwijfeld gesigneerde exemplaar – te lezen.

Aanvankelijk was het eenvoudig, bleek uit het gesprek met interviewster Liddie Austin. Cattons murder mystery moest in het verleden spelen omdat er toen veel meer mogelijkheden tot miscommunicatie was. ‘Als iemand toen niet kwam opdagen op een afspraak had je geen enkel idee waar die was.’ Ook het vinden van een stapel oude brieven had meer betekenis. En het verhaal moest zich afspelen aan de Nieuw-Zeelandse Westkust, waar Catton als een kind veel kwam. ‘Dat landschap heeft een scherpe afdruk in mij achtergelaten.’

Door het lezen van met name Agatha Christies vroeg Catton zich af of een dergelijk verhaal zonder detective kon. ‘In zulke verhalen is er altijd een centrale persoon, die superintelligent is, altijd op het juiste moment op de juiste plaats is, te veel moorden bijwoont dan goed voor hem is. Dat is niet werkelijkheidsgetrouw. Mensen zijn niet superintelligent. Ze weten maar een deel van de waarheid en wat ze weten is afhankelijk van hun relatie tot anderen of tot het mysterie zelf.’

In die eerste fase hield Catton bewust haar opties open. ‘Eerste ideeën zijn zelden de beste. Maar als je zulke ideeën onmiddellijk aborteert, beperk je jezelf. Het zijn juist slechte ideeën waar goede ideeën uit ontstaan, zoals bloemen op mest groeien. Ik wilde in die fase gewoon mijn fascinatie volgen.’ Zo stuitte ze op het idee van ‘the luminaries’ [de oorspronkelijke Engelstalige titel, md]: de zon en de maan die elkaars tegenpool zijn. ‘Dat vond ik zeer opwindend: hoe kan ik twee personen in fictie opvoeren die allebei de helft van een persoon zijn en wiens lot aan elkaar tegengesteld is.’

Catton wist niets van astrologie. ‘Ik had ook nog nooit iemand ontmoet die zonder schaamte durfde te bekennen daarin geïnteresseerd te zijn. Tot ik in Amerika, waar ik als gastschrijver verbleef, een dichteres ontmoette die dat wel deed. Ik raakte met haar aan de praat. Op grond van mijn eerste vraag wist ze meteen dat ik een weegschaal was. Zij raadde me een boek aan. Een vreselijk boek, maar wel een die me deed beseffen hoeveel complexer astrologie is dan veel mensen denken. Jung noemde astrologie dan ook proto-psychologie.’

Catton werkte daarop haar verhaal uit volgens de principes van de astrologie. Alle personages hebben de traditionele karaktereigenschappen van de twaalf sterrenbeelden en zeven planeten die met het menselijke oog te zien zijn. Via internet kon ze precies zien welke sterren op welk moment in Hokitika zichtbaar waren – en zo bepalen op welke dag haar twee helften van één persoon samenvielen, welke personages op welk moment met elkaar moesten praten, enzovoorts.

Austin veronderstelde daarop dat Al wat schittert toen een invuloefening werd. Maar nee. ‘Het plot heeft zich al gaandeweg ontwikkelt.’ Niet dat Catton helemaal niets wist. ‘Door de structuur wist ik wel iets. In dat jaar was Venus in de ochtend te zien – in andere jaren is het juist een avondster. Dat betekende dat mijn Venus steeds moest optreden met het karakter dat de zon symboliseerde. Omdat er meer mannelijke sterrenbeelden zijn kwam het trouwens goed uit dat in die tijd in Hokitika tien mannen op één vrouw waren.’

Tijdens haar researchperiode had Catton zo veel mogelijk negentiende-eeuwse romans gelezen. Om het gevoel te krijgen voor de woorden en de syntaxis van het toenmalige Engels. Iedere mooie formulering noteerde ze, met de bedoeling die over te nemen. ‘Maar ook ideeën. Emma Bovary bleekte haar lichaam door zich te wassen met citroensap. Schitterend. Dat liet ik Lydia Wells, mijn Bovary, ook doen. Helaas heeft dat niet voorkomen dat er veel anachronismen in de roman terecht zijn gekomen. Mijn personages hebben het voortdurend over de Tasman Zee. Die heet pas zo sinds 1890.’

Ondanks die poging een zo contemporain mogelijke roman te schrijven voelt Catton zich het minst gelukkig met het etiket ‘historische roman’ voor Al wat schittert. Romans reflecteren altijd de tijd waarin ze geschreven zijn, vindt ze. ‘Vaak wordt de kennis achteraf als een goedkope manier gebruik om karakters te schetsen. In de film Titanic zegt Leonardo DiCaprio over Picasso: ach, daar zullen we nooit meer wat van horen. Nee, het is veel dapperder om een roman in het heden te situeren, omdat je niet weet welke ideeën zullen overleven en welke niet.’
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 17 april)

Zie ook:

donderdag 17 april 2014

Titelreductie zorgt voor een auteurscarrousel (Boekblad)

Steeds meer schrijvers zoeken een nieuw uitgeefhuis

Onrust bij de uitgeverijen en titelreductie leiden steeds vaker tot een afscheid van schrijvers die minder goed verkopen of de uitgeverij weinig prestige bezorgen . Auteurs zoeken daarom 'véél meer dan vroeger' een nieuw huis voor hun geschriften.’

Hoe veel auteurs tegenwoordig op zoek zijn naar een nieuwe uitgeverij! Vraag het een willekeurige uitgever en hij of zij zal dat beamen. ‘Ik tref schrijvers nog net niet op de stoep aan,’ zegt Joost Nijsen, directeur van Podium. ‘Maar ze staan wel in flirtende houding. Ze nemen me op feestjes aandachtiger op. Ze polsen me per mail. Soms sturen ze direct een manuscript, maar dan zijn ze in feite al weg bij hun eigen uitgever.’
‘Het gebeurt véél meer dan vroeger,’ zegt Melanie Lasance, directeur van Gottmer. ‘Ik ga niet altijd in op het verzoek om een afspraak te maken. Soms snap je meteen waarom een collega die schrijver niet meer wil uitgeven. Maar als het een interessante auteur is, ontmoet ik die wel. Dat gebeurt tegenwoordig zeker een keer per maand, misschien vaker. Al leidt het contact zelden tot een contract. Meestal heeft de auteur toch onvoldoende potentie.’

De buitenstaander die het boekennieuws volgt, komt snel tot de conclusie dat auteurs vaker van uitgever lijken te wisselen dan vroeger. Maan Leo van Wereldbibliotheek naar Lebowski. Kader Abdolah van De Geus naarPrometheus/Bert Bakker. Naima el Bezaz van Querido naar Lebowski. Marnix Peeters, Luc Deflo, Judith Visser et cetera. Het is een kleine greep uit de berichtgeving van de afgelopen maanden.
Alle auteurstransfers die de pers halen, hebben een eigen verhaal. ‘Een overstap à la Abdolah kan van alles als reden hebben’, zegt Joost Nijsen. ‘Mogelijk heeft dat in dit geval te maken met de voortgaande jacht van Mai Spijkers op auteurs van anderen. Hij gebruikt een deel van de gezonde winst- en vermogensontwikkeling van Prometheus/Bert Bakker om nog meer topauteurs binnen te halen.’
Grotendeels onder de radar is echter een carrousel op gang gekomen – met wel één duidelijke oorzaak. Bijna alle uitgeverijen reduceren hun aantal titels, waardoor zij veel fondsauteurs niet langer publiceren en deze gedwongen zijn om op zoek te gaan naar een nieuw huis. En dat geregeld vinden. Ook de onrust door reorganisaties en de lagere voorschotten doen auteurs om zich heen kijken.
‘Wij deden zeker 75 titels per jaar, nu misschien nog maar 65’, zegt uitgever Peter Nijssen van De Arbeiderspers. ‘Dan zeg je wel eens tegen een auteur die met een manuscript komt: nu even niet. Dat gold bijvoorbeeld voor Pieter Waterdrinker, omdat de aanbieding al vol was. Omdat zijn boek per se in het voorjaar van 2013 moest verschijnen, vond hij, ging hij eenmalig naar Prometheus.’
‘Eigenlijk zijn auteurstransfers niets bijzonders,’ relativeert Harold Polis van De Bezige Bij Antwerpen. ‘In elke bedrijfstak is het afsluiten en continueren van contracten de kern van de zaak. Door de crisis worden relaties alleen op scherp gezet. Dan gebeurt het dat je in een eerlijk gesprek eerder concludeert dat je niet met elkaar verder kunt.’

Meestal leiden de toenaderingspogingen van auteurs bij een uitgeverij van vergelijkbare statuur tot niets, zoals Lasance al zei. Het zijn auteurs die – zoals Joost Nijsen opsomt – ‘na een paar boeken noch geweldig verkopen, noch opmerkelijk literair prestige hebben, noch hartstochtelijke relaties hebben met de media’. In zulke auteurs ‘die in stilte voor achthonderd kopers schrijven’ investeren ook andere uitgevers niet snel.
Vaak duiken auteurs in deze categorie op bij jonge uitgeverijen of uitgeefhuizen met een minder imago in het genre. Zie Peter Drehmanns, die noodgedwongen Querido verruilde voor Marmer. Of Wessel te Gussinklo, die ooit bij Meulenhoff zat en dit jaar na een stilte van zes jaar een roman uitgaf bij Koppernik. H.C. ten Berges laatste roman werd uitgegeven door non-profituitgeverij Nieuwe Doelen. Voor deze uitgeverijen zijn deze min of meer bekende namen een mooie kans. Ook selfpublishing is een optie voor afgedankte auteurs (zie elders in dit nummer).
Toch heeft hoog inzetten zin, vindt Joris van de Leur van De Fontein Jeugd. ‘Lemniscaat zag niets in het young-adultboek van hun Koos Meinderts dat wij in de zomer brengen. Ik wel, ook omdat ik iets in het manuscript zag waarmee het een beter werk kon worden. Dat kan gebeuren. Ook andersom: dat ik de commerciële propositie niet kan bedenken en een andere uitgeverij wel.’
Het kan daarbij voor de auteur lonen om een agent in de hand te nemen, meent Peter Nijssen. ‘Dat gebeurt in toenemende mate – niet alleen Paul Sebes, ook Lolies van Grunsven en Marianne Schönbach timmeren aan de weg. Een agent opereert slimmer. Heeft een goed netwerk. Weet waar de kansen liggen. Het scheelt sowieso in geld als het een agent lukt een auteur onder te brengen.’

Het ligt voor de hand te denken dat de crisis in de uitgeverij aanzet om de ongeschreven code te overtreden en auteurs van andere uitgevers wél te benaderen. De onrust die de aanhoudende reorganisaties bij met name concernuitgeverijen veroorzaakt maakt auteurs immers ‘transfergevoeliger’. Dus waarom niet die gevoeligheid prikkelen en bestsellerauteurs binnenhengelen?
Peter Nijssen heeft dat meegemaakt. ‘Juist de afgelopen jaren zijn veel auteurs van AP benaderd met de opmerking: “Als je problemen hebt, kom bij ons.” Dat kwam door de reorganisatie van WPG, maar ook door de verhuizing naar Utrecht. Voor de buitenwacht werden wij de provincie in gedegradeerd. Ook agenten van buitenlandse auteurs werd dat ingefluisterd door Nederlandse collega’s.’
Toch bezweert iedere uitgever dat hij of zij dat in ieder geval niet doet. Het heeft ook geen zin, zegt Polis. ‘Als je je alleen laat leiden door wat andere uitgevers doen, ben je een slechte uitgever. Richt je daarom op wat je zelf nastreeft en hoe je dat kunt waarmaken, in plaats van op het dak te staan turen naar het konijn van anderen.’
Van de Leur geeft toe dat dit het moment zou zijn om auteurs te benaderen – bij andere uitgeverijen verkopen veel schrijvers minder, terwijl De Fontein Jeugd in de lift zit. ‘Maar toch ga ik ze niet lokken met betere condities. Je hoort wel eens verhalen, maar in de kinderboekenwereld speelt dit minder. Het is een heel lieve wereld. Plus: kinderboekenauteurs zitten vaak al bij meerdere uitgevers.’

Uitgevers nemen zelf ook geregeld afscheid van auteurs. Dat wil niet zeggen dat ze hen domweg aan de straat zetten. ‘Je gaat altijd in gesprek over een manuscript om het beter te maken’, vertelt Lasance. ‘Als dat na drie, vier rondes nog niet goed genoeg is, zeg je: ons lukt het blijkbaar niet, maar een andere uitgeverij misschien wel. Soms begeleiden we auteurs daar zelfs bij.’
Het is vaak ook een kwestie van afspraken vooraf maken, zegt Peter Nijssen. ‘Dat je nog één boek uitgeeft, er dit en dat voor doet en als het dan nog niet lukt, je dan zonder veel gemopper de relatie kan ontbinden.’ Transparant zijn tegenover je auteur, noemt Van de Leur dat. ‘Uitgeven is een investeringsbeslissing. Als je denkt die investering er niet uit te kunnen halen, moet je een auteur recht in de ogen kunnen kijken.’
Een uitgever die dat goed doet, kan dan ook én strenger nieuwe manuscripten beoordelen én voorkomen dat schrijvers overstappen naar een concurrent. Als je het oog gericht houdt op de langere termijn in plaats van op het ene boek dat toevallig voorligt, legt Polis uit, en vanuit een volledige overtuiging in het talent van de auteur het gesprek aan gaat, kun je toch voorkomen dat die auteur overstapt. ‘Een auteur die recht in zijn schoenen staat, kan zo’n stevig gesprek aan.’
(Eerder gepubliceerd in Boekblad maart 2014)

Zie ook:

zondag 13 april 2014

Drie tips voor schrijvers van A.H.J. Dautzenberg (Schrijven)

Wipneus en Pim - B. van Wijckmade
‘Sinds ik kon lezen, tegen het einde van de kleuterschool, heb ik deze reeks ik weet niet hoe vaak gelezen. Ik schreef ze zelfs over om anderen cadeau te doen. Wipneus en Pim confronteerden me met werelden waarin alles kon. Kabouters die in vleermuizen veranderden. Betoverde bossen die mensen vangen. Ik vind ze nu slecht geschreven, maar ik koester ze als de eerste poort naar de literatuur. Ik voel zelf geen moraal en geen grenzen als ik schrijf. Ik sluit niet uit dat dat voortkomt uit Wipneus en Pim. Het is wel ontnuchterend om te weten dat de auteur van de meeste delen later is veroordeeld voor seksueel misbruik. Het wemelt ook van de ontvoerde prinsjes bij Wipneus en Pim.'

‘Melville las ik toen ik na mijn studie op volle kracht was gaan lezen. Ik kende het verhaal, dankzij de film met Gregory Peck. De grote walvis, de manische kapitein. Mooie zwart-wit beelden, hoor. Maar het boek! Man, man, man – overrompelend. De found footage, de encyclopedische lemma's, de passages toneel. De wisselingen van perspectief: eerste persoon, auctorieel en terug naar eerste persoon. Het verhaal is alleen maar het cement voor de andere bouwstenen. En ondanks alle experimenten voelt het als een eenheid. Alles kan ook qua vorm, leerde ik daaruit, als het maar goed gebeurt.'

Aanhangsel bij De mythe van Sisyphus - Albert Camus
‘In dit essayboek legt Camus uitgebreid zijn intellectuele programma uit. Vervolgens projecteert hij dat in dit aanhangsel op het werk van Kafka: 'De hoop en het absurde in het werk van Kafka'. Die interpretatie irriteerde me mateloos. Vooral de stelligheid ervan. Kafka's bedoeling zou het zijn dat men zijn werk twee keer las. Nee, Kafka wilde dat zijn werk vernietigd werd. Dat men het dus nul keer las. Daardoor besefte ik dat je als schrijver – ik was in die tijd net begonnen – niet te veel moet luisteren naar wat men van je werk vindt. Voor je het weet drijf je weg van je eigen intenties. Andersom moet een schrijver ook niet te veel uitleggen. Laat het aan de lezer om betekenis aan een tekst te geven.'
(Eerder gepubliceerd in Schrijven magazine 2, 2014)


Zie ook eerdere tips van Maartje Wortel en Frank Westerman.

donderdag 10 april 2014

Uit De boekenapotheek: lees Thomése tegen een ongezonde levensstijl

J. Kessels: the novel – P.F. Thomése
Het bamischandaal – P.F. Thomése

Wie durft te beweren dat hij nooit stiekem een patatje oorlog eet? Toch nog een biertje achteroverslaat als hij al genoeg heeft gedronken? Of een sigaretje bietst terwijl hij eigenlijk gestopt is? Het is niet erg. Een leven zonder ongezonde ondeugden is zouteloos. Het wordt pas erg als je te vaak toegeeft aan lekkere trek. Als je elke dag een patatje oorlog eet, vijf keer in de week dronken bent en niemand je nog serieus neemt wanneer je beweert te zijn gestopt met roken.
Als je de controle over je vet-, drank- en nicotinezucht dreigt te verliezen, lees dan de twee hilarische romans die P.F. Thomése over zijn boezemvriend J. Kessels heeft geschreven.
Als er íémand ongezond leeft, dan deze flegmatieke Tilburger. Wanneer de schrijver zijn vriend opzoekt aan het begin van J. Kessels: the novel, trekt die een koud biertje open en steekt een sigaret op. Maakt niet uit hoe vroeg het is. Als ze op weg naar Hamburg in een Raststätte voor het eerst gaan eten, nuttigen ze schnitzels en koteletten met koffie. Opgewarmd Duits slachtafval, noemen ze het, dat hun niettemin uitstekend smaakt.
Zo gaat het maar door – ook in het vervolg Het bamischandaal. De schrijver en J. Kessels belanden dan samen in China, waar ze de vette kwaliteiten van de plaatselijke afhaalchinees testen. In Tilburg-Noord had J. Kessels al zijn vaste adresje voor een wekelijks ‘groot topculinair bamibacchanaal om je vingers bij af te likken’. De andere dagen eet hij macaroni met Smac of een blikje haring in tomatensaus.
De alcohol druipt van de pagina’s. Er hangt een permanente sigarettenwalm omheen. Maar vooral glanst het verhaal van het vet. Zozeer, dat je na de laatste lach snakt naar een lichte salade met een glaasje water. En dat minstens een paar weken achtereen.
(Uit: De boekenapotheek)

Meer over Thomése: De weldoener, Vladiwostok! en echte literatuur
Meer over De boekenapotheek: beschrijving, recensies, lezingen.