donderdag 27 februari 2020

Hoe zorgen we ervoor dat Nederlandstalige literatuur de wereld over reist? (Taalunie)

Ieder jaar verschijnen honderden Nederlandstalige boeken verspreid over de hele wereld in vertaling. Hoe krijgt bijvoorbeeld een Vlaamse roman een vertaling in het Tamil, de vijfde taal van India? Dat is te danken aan een collectieve inspanning van alle betrokkenen. Ook de inzet van de Taalunie voor de kwaliteit van vertalingen is essentieel. In dit artikel wordt uitgelegd hoe dat in zijn werk gaat.

Het omslag toont een dampend kopje koffie tegen een zwarte achtergrond. Zo veel is zeker. Maar hoe het boek heet? Wie het heeft geschreven? Het schrift is onmogelijk te ontcijferen voor iemand die behalve het Nederlands hooguit een paar Europese talen kent. Pas bij nadere bestudering blijkt het MisTar juulsuTan oru naaL te heten – de vertaling in het Tamil van De buitenkant van meneer Jules van Diane Broeckhoven, dat in 2014 verscheen bij de Indiase uitgeverij Kalachuvadu Publications.
Hoe komt dit boek in de bibliotheek van beleidsorganisatie Literatuur Vlaanderen terecht? Anders gezegd: Hoe krijgt een Vlaamse roman een vertaling in de vijfde taal van India?

Ieder jaar verschijnen er honderden boeken van Nederlandstalige auteurs in alle denkbare talen. In 2018 waren dat er, voor zover bekend bij het Nederlands Letterenfonds, maar liefst 543. Het gaat om alle mogelijke genres: romans van Arnon Grunberg, kinderboeken van Bart Moeyaert, klassiekers van Willem Elsschot, poëzie van Maria Barnas, theaterteksten van Jan Fabre, strips van Typex, literaire non-fictie van Midas Dekkers. Het gaat ook om 45 verschillende talen: van Afrikaans en Amhaars tot Vietnamees en Zweeds.
De aantallen zijn zo groot dat je zou denken dat al deze boeken vanzelf op nachtkastjes van lezers wereldwijd belanden. Dat is het niet. Het Nederlands is geen wereldtaal zoals Engels, Chinees of Spaans. Zelfs het Tamil kent al 3,5 keer zo veel sprekers. Dat maakt dat als een buitenlandse uitgever al een boek in het Nederlands in handen krijgt, hij onmogelijk de kwaliteit ervan kan beoordelen. Sterker: misschien kan hij niet eens uitvogelen of het een thriller, literaire roman of non-fictie is.

Buitenlandse nieuwsgierigheid naar Nederland en Vlaanderen is er wel, maar de actualiteiten in Washington, Moskou en Beijing zijn in de ogen van de buitenwereld belangrijker dan die in Den Haag of Antwerpen. Ook de gebeurtenissen in pak hem beet Rio de Janeiro of Ankara trekken meer belangstelling. Buitenlandse uitgevers zullen daarom eerder de literatuur uit die taalgebieden willen lezen.
In wetenschappelijke termen: het Nederlands is een perifere taal. De sprekers van het Engels – de meest centrale taal – lezen daarom relatief weinig boeken in vertaling, Nederlandstaligen relatief veel. Om boeken uit het Engels vertaald te krijgen, hoeft daarom geen moeite te worden gedaan. De gretige buitenlandse uitgeverijen kopen de vertaalrechten toch wel. Maar om onze literatuur over de wereld te verspreiden, anders dan via een enkele toevalstreffer, is gericht beleid nodig.

De taak om literatuur over de grens te krijgen, berust van oudsher bij uitgeverijen. Om commerciële redenen promoten zij hun eigen uitgaven bij collega's in het buitenland. Dit deden zij altijd op boekenbeurzen: van de bekendste in Frankfurt (oktober) en Londen (april) tot de kinderboekenbeurs in Bologna (maart). Ook vertalers uit het Nederlands fungeren vaak als handelsreiziger. Zij kennen de Nederlandstalige literatuur, houden er vaak van en willen die dolgraag bekend maken in hun eigen taalgebied.
De gespecialiseerde foreign rights agents, die uitgevers steeds vaker in dienst hebben, en vertalers proberen buitenlandse uitgeverijen te overtuigen met kwaliteit. Zij kennen ook het fonds van deze bedrijven en kunnen daarom inschatten of Herman Koch, Annie M.G. Schmidt of Leonard Nolens daarin past. Maar het is niet het enige argument. Ook hoge verkoopcijfers, gewonnen literaire prijzen en een lokale link wegen door. Kochs vaste Finse uitgever wil om die laatste reden maar wat graag diens Finse dagen hebben.

Het kan echter niet alleen aan de markt worden overgelaten. Nederland kent sinds 1954 de Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig Werk – tegenwoordig opgegaan in het Nederlands Letterenfonds. Vlaanderen werkt het Vlaams Fonds voor de Letteren – tegenwoordig Literatuur Vlaanderen –na incidentele inspanningen sinds 2003 structureel aan buitenlandpromotie. Beide instellingen maken zich hard voor de promotie van de Nederlandstalige literatuur in de breedte. Dus óók klassiekers of moeilijke genres.
Hoe zou anders De Avonden van Gerard Reve vier jaar geleden in het Engels zijn verschenen? En rond dezelfde tijd in nog een handvol talen, zoals Deens, Hebreeuws en Turks? Uitgevers zouden commercieel interessantere titels voorrang geven. Ze zouden misschien ook hebben gedacht: deze roman is té typisch Nederlands. Alleen door een weloverwogen inzet voor deze titel, waagde het Londense Pushkin Press toch de gok. En wat bleek? Britse recensenten lazen in de vertaling van Sam Garrett een klassieker met universele zeggingskracht.

De twee fondsen hebben een scala aan beleidsmiddelen tot hun beschikking. Zij bezoeken beurzen, zoals die van Caïro (februari) en Guadalajara (november). Zij nodigen ook buitenlandse uitgeverijen uit op publishers tours om onze lokale uitgeverijen te leren kennen. Ze maken proefvertalingen (in de taal die de meeste mensen beheersen: het Engels), stellen brochures samen, verlenen prijzen aan vertalers, sturen Nederlandstalige auteurs naar festivals of op promotietour over de hele wereld, enzovoorts.
Het belangrijkste middel is natuurlijk: geld. Beide fondsen stellen translation grants ter beschikking om het economische risico te beperken te beperken om een vaak nog onbekende auteur te vertalen. De subsidie bedraagt maximaal 60% (Vlaanderen) of 70% (Nederland) van de vertaalkosten, maar kan oplopen tot 100% als het om een klassieker gaat. Daar wordt massaal gebruik van gemaakt. Een derde van de 543 vertalingen uit 2018 is gesubsidieerd. Ook Kalachuvadu kreeg destijds steun voor Broeckhoven: 435 euro.

Belangrijk is daarbij dat de vertaling kwaliteit heeft. Hierin speelt de Taalunie een essentiële rol. Dankzij een brede ondersteuning van opleidingen Nederlands wereldwijd draagt de organisatie er in de eerste plaats aan bij dat er overal steeds weer enthousiaste vertalers opstaan. Via het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV), mede door de Taalunie geïnitieerd, wordt geïnvesteerd in talentontwikkeling en deskundigheidsbevordering van deze vertalers. Het ELV organiseert daarvoor onder meer cursussen en studiedagen.
Om de kwaliteit te garanderen, krijgen uitgevers alleen translation grants voor vertalers die garant staan voor een hoog niveau. Een proefvertaling moet dan zijn goedgekeurd door experts. Of ze moet ze op de lijst geaccrediteerde vertalers staan. Eind 2018 ging dat om 690 vertalers, die vertalen naar 33 verschillende talen. Om erop te komen, moeten zij een proefvertaling indienen die – anoniem – wordt beoordeeld door professionele vertalers en/of docenten vertaalwetenschap. Valt de proefvertaling die een uitgever aandraagt tegen, dan dragen de fondsen een andere, wél goedgekeurde vertaler aan.

Anandh Krishna, vertaler van Diane Broeckhoven, staat overigens niet op deze lijst. Waarom? Hij beheerst helemaal geen Nederlands. Hij vertaalde de roman bij gebrek aan vertalers Nederlands-Tamil uit het Engels. En díé vertaling is wel degelijk beoordeeld op kwaliteit. De lezers in het Tamilsprekende deel van India kunnen daarom MisTar juulsuTan oru naaL ter hand nemen in de wetenschap dat ze een getrouwe indruk kunnen krijgen van deze parel van de Nederlandstalige literatuur.

(Eerder gepubliceerd op Taalunie.org, 30 jan en – in Engelse vertaling – op the-low-countries.com)

Geen opmerkingen: