zondag 20 december 2020

De groeiende betekenis van festivals voor de literaire keten (Boekblad)

Literaire festivals transformeren steeds meer tot literaire productiehuizen. Een groot evenement staat nog altijd centraal, maar de activiteiten eromheen worden almaar gevarieerder en omvangrijker. Tilt verruilt zelfs het gezichtsbepalende jaarlijkse festival in Tilburg ten gunste van meerdere kleinschalige publieksactiviteiten in heel Noord-Brabant.
 
Giel van Strien weet nog goed hoe het bijna een kwart eeuw geleden begon. Het leek de redactie van het Rotterdamse literaire tijdschrift Passionate, waar hij hoofdredacteur van was, leuk om een avond te organiseren waarop de auteurs uit het blad en andere schrijvers uit eigen werk konden voorlezen. Zoiets bestond helemaal niet in de stad. Zo organiseerde Passionate Bulkboek, zoals de stichting tegenwoordig heet, in 1997 de eerste editie van het Geen Daden Maar Woorden Festival (GDMW) in het plaatselijke Bibliotheektheater. 'Het was een hartstikke leuke avond, met best veel publiek: zo'n 80 man.'
Maar: het festival was niets meer dan één lange voorleesavond. 'Geen Daden Maar Woorden voorzag in een behoefte in de regio', vertelt Van Strien. 'Dat is eigenlijk niet veranderd. Een tijdje had je ook het Lezersfeest, totdat de bibliotheek daar weer mee ophield. Maar na de eerste editie wisten we ook: het moet anders. Op zo'n avond gáát het maar door. De ene na de andere schrijver die het podium betreedt. Wie houdt het vol daar uren geconcentreerd naar te luisteren?'
GDMW koos voor een multidisciplinaire aanpak: literatuur werd gecombineerd met beeld, muziek en dans. Dat leidde tot nieuwe voorstellingen, die op het festival in première gingen. Zo maakte Scapino Ballet Rotterdam jaarlijks een nieuwe choreografie op basis van een gedicht. En de schrijvers werden zo veel mogelijk op aparte plekken geprogrammeerd, zoals het dak of de kleedkamer van de Rotterdamse Schouwburg. In die afwisselende context heeft het jonge publiek wél aandacht voor een kale literaire voordracht van twintig minuten. 
Sinds 2015 heeft het festival een nieuw format. 'Het publiek was geleidelijk een stuk ouder geworden: van gemiddeld 26 jaar tot tweede helft dertig. Omdat het onze missie is om jonge mensen met literatuur in aanraking te brengen, besloten we ons te richten op het presenteren van nieuw talent. Je moet kunnen zeggen: op Geen Daden Maar Woorden zag ik die schrijver voor het eerst. Dat past ook bij Rotterdam, een jonge stad met veel twintigers die zich echt openstellen voor ontdekkingen. Als zij op zaterdagavond uitgaan, willen ze geen bekende namen, maar een spannende avond.'
 
De ontwikkeling van GDMW is exemplarisch voor de veranderende rol van literaire festivals in Nederland. Het beeld bestaat nog altijd dat zij één keer per jaar een of meerdere dagen mensen bij elkaar brengen om naar schrijvers te luisteren. En verder niets. Dat is volkomen onterecht. Festivals hebben nu ook een rol als producent – door nieuwe teksten of voorstellingen te initiëren. Als motor van nieuw talent – door hen kansen of zelfs een opleiding te geven. Als leesbevorderaar – door nieuw publiek in aanraking te brengen met literatuur. En dat gebeurt zeker niet meer op één moment in het jaar, zoals op dit Rotterdamse festival.
Literaire festivals zijn daarmee een steeds belangrijkere schakel in de literaire keten. Iets wat het Nederlands Letterenfonds onderkent. 'Vroeger konden festivals bij ons een exploitatiesubsidie krijgen voor hun centrale evenement, nu voor al hun activiteiten', zegt beleidsmedewerker Pieter Jan van der Veen. 'Ze doen aan talentontwikkeling, maken nieuwe producties, gaan samenwerkingen aan met maatschappelijke organisaties, zetten participatieprojecten op. En dat grijpt vaak allemaal in elkaar. De adviescommissie literaire manifestaties wil dat graag honoreren, mede omdat er steeds meer literatuur buiten het boek is. Denk aan de groei van performances en verbindingen met andere kunstvormen.'
 
De organisatie die als eerste structureel voor een andere weg koos, is Wintertuin. Begonnen als organisator van een festival in Arnhem (eerste editie: 1991), vormde het zichzelf in 2005 formeel om tot productiehuis. De activiteiten daarvan omvatten een reeks festivals en evenementen in binnen- en buitenland, een uitgeverij (sinds 2009) en een agentschap (sinds 2014). Ook werd vanuit Wintertuin de opleiding Creative Writing aan de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem opgezet en initieerden de organisatie het internationale Connecting Emerging Literary Artists­-netwerk voor talentontwikkeling.
'Het komt allemaal voort uit de veranderingen in de beroepspraktijk van de schrijver', zegt directeur Frank Tazelaar van Wintertuin. 'Halverwege de jaren nul zagen we veel schrijvers die net waren gedebuteerd of op het punt stonden dat te doen. Zij hadden in economische en artistieke zin behoefte om publiek te vinden. Wij vonden dat we hen daarin konden ondersteunen – via het festival, waar zij eigen dingen konden maken, zonder dat dat een boek hoeft te zijn. Schrijvers denken tegenwoordig veel breder dan alleen een boek als heilig einddoel. Een programma samenstellen hoort er bijvoorbeeld ook bij.'
Daarmee sprong Wintertuin in een gat dat uitgevers lieten vallen. 'Uitgevers investeerden vroeger duurzaam in een auteur. Eerst kreeg hij de kans om bij een literair tijdschrift te groeien, dat heel vaak was ingebed in een uitgeverij. En als daarna zijn debuut niet gigantisch verkocht, was er geen enkele reden om te twijfelen aan het uitgeven van een tweede boek. Uitgeverijen hebben gedwongen door een krimpende markt andere keuzes moeten maken. En dus zijn wij begonnen aan talentontwikkeling: via de opleiding, maar ook via onze chapbooks. Met die uitgaven kan een schrijver een eerste stap zetten in zijn carrière.'
Voor Tazelaar is het vanzelfsprekend dat uitgerekend een literair festival deze rollen van uitgevers overneemt. Wintertuin is een gesubsidieerde instelling. Met behulp daarvan voert de organisatie overheidsbeleid uit, in dit geval: literaire talentontwikkeling. 'Wij verdienen echt niet aan de chapbooks. De energie en kosten om het uit te geven staat in geen verhouding tot de inkomsten. Maar wij kunnen het dankzij de subsidies toch doen. En het heeft effect: steeds meer auteurs die de opleiding aan de ArtEZ hebben gevolgd en bij ons hebben uitgegeven, zitten nu bij een reguliere uitgeverij: van Simone Atangana Bekono tot Lisa Huissoon.'
 
Maar het zijn niet alleen de veranderingen in de beroepspraktijk van schrijvers. Kijk naar Poetry International. Het is niet alleen het oudste bestaande literaire festival van Nederland, dat dit jaar – als het coronavirus het niet had verhinderd – zijn 51e editie zou hebben gevierd. Het is ook het festival met misschien wel het trouwste publiek, vermoedt directeur Inez Boogaarts: de helft van de bezoekers koopt ongezien een kaartje. Waar anders hoor je immers dichters uit de hele wereld? Bovendien is poëzie meer dan andere genres vanzelf geschikt voor het podium. En toch moet ook dit festival met zijn tijd meegaan.
'De afgelopen vijftien jaar is er zo veel gebeurd in de poëziewereld. Woordkunst, spoken word, poetry slams – daar moeten we ons toe verhouden. Tegelijk wordt het minder vanzelfsprekend dat mensen, nadat ze een liefde voor poëzie hebben opgevat, ons festival ontdekken. Het is belangrijker om hen actief te betrekken. Dat kan bijvoorbeeld door de verandering te omarmen dat steeds meer mensen komen voor het festival en de sfeer die daar heerst, en niet altijd in de eerste plaats voor de poëzie.'
Poetry International kiest daarom 'nog meer' voor een multidisciplinaire aanpak, zegt Boogaarts. 'We organiseerden al sinds 1988 de C. Buddingh'-prijs en laten al dertig jaar Rotterdamse vuilniswagens jaarlijks met nieuwe citaten van festivaldichters rondrijden. Dat breiden we steeds uit. Voor onze jubileumeditie in 2019 hadden we een samenwerking met de Last Poets en het Metropole Orkest. Om nieuw publiek te trekken proberen we andere programmavormen uit: van workshops poëzie lezen tot programma's samengesteld door buitenstaanders –mensen met een eigen achterban die we zo kunnen verbinden met Poetry. De komende jaren gaan we absoluut verder op deze weg.'
 
Een festival waar het sterk gegroeide belang om zelf te produceren goed zichtbaar wordt, is Explore the North, dat sinds 2011 jaarlijks plaatsvindt in Leeuwarden. Het werd op de agenda gezet door de lokale ambities om Culturele Hoofdstad van Europa te worden. 'Dan moest er een festival zijn met internationale uitstraling', zegt directeur Mark Hospers. De focus lag op muziek, passend bij de muziekcultuur van de Friese hoofdstad, maar literatuur was net zo belangrijk. Explore the North wilde vanaf het begin nadrukkelijk multidisciplinair zijn.
'Maar het eerste jaar presenteerden we vooral schrijvers op een podium: met voordrachten en interview', zegt Hospers. 'Binnen die context delfden de schrijvers het onderspit naast de muziek. Het was daarom belangrijk dat vanaf 2014 Marleen Nagtegaal en Joost Oomen de programmering deden. Zij organiseerden in Groningen spannende nieuwe dingen waar veel jonge mensen op af kwamen. Zij brachten die stijl mee. Zij bedachten bijvoorbeeld een middag over zelfmoord bovenop de Oldehove-toren. Of een project middenstandsproza, waar schrijvers teksten schreven naar aanleiding van gesprekken met middenstanders, die deze vervolgens zelf voorlazen. Dat gaf een prachtig theatraal effect.'
Eigen producties dus, die elk jaar een groter deel van het programma uitmaken – zoveel dat Explore the North óók een meerjarige subsidie heeft gekregen van het Fonds Podiumkunsten. Hospers: 'Dat zijn vaak experimentele producties, met een hoog gehalte aan spoken word en performance. Dat kan bij uitstek een plek krijgen in de setting van een literaire festival, omdat daar al een groot publiek op de been is. Zij komen voor een aantal blikvangers en kijken dan gretig: wat is er nog meer te zien? Het mooiste zou zijn als we zelfs die blikvangers niet meer nodig hebben en mensen blind een kaartje kopen omdat ze weten dat bij ons altijd iets interessants te ontdekken is. Daar groeien we geleidelijk aan naartoe.'
Vervolgens is het een kleine stap, vindt Hospers, om die producties ook elders te programmeren. Een literair festival trekt immers publiek tot enkele tientallen kilometers in de wijde omtrek. Daarbuiten is men al gauw niet bereid ervoor te reizen. 'Je stelt een keer 2000 euro beschikbaar voor een programma dat een keer bij ons te zien is. Waarom? Met een beetje extra van partners kun je het upgraden tot iets groters. Zeker nu de netwerken tussen literatuur en podiumkunst – de wereld waar ik zelf vandaan kom – nauwer verweven raken, is dat heel interessant. Het festival is zo niet alleen presentatie-, maar ook lanceerplek.'
 
Bij het International Literature Festival Utrecht (ILFU) zie je goed hoe een festival actief nieuw publiek probeert te winnen voor literatuur. Voortgekomen uit een reeks Utrechtse organisaties met een geschiedenis van soms decennia, heeft het ILFU gekozen voor één centraal festival aan het einde van september, dat vanaf nu jaarlijks plaatsvindt. Analoog aan het befaamde Edinburgh Book Festival herbergt Utrecht gedurende twee weken een reeks uiteenlopende evenementen: van de Nacht van de Poëzie en het NK Poetry Slam tot Book Talks gericht op internationale literatuur. Er is nu zelfs ook een fringe programma.
Alle genres versterken elkaar door ze gecombineerd aan te bieden, zegt directeur Michaël Stoker. 'Alle genres, dus ook young adult en thrillers.' Wie voor het NK Poetry Slam kwam, wordt zo sneller verleid ook naar andere programmaonderdelen te kijken als het wordt geprogrammeerd onder de paraplu van het ILFU. 'Tegelijk biedt het ons de ruimte om breder te programmeren en crossover te stimuleren, tot over de grenzen van literatuur. Want verhalen vertellen: dat is ook Netflix; zijn ook podcasts; zijn ook liedjes. Vroeger hadden we het frustrerende gevoel dat we dingen moesten laten liggen.'
Maar er is meer. 'De literaire sector is een driehoek', legt Stoker uit. 'Op de punten heb je de schrijver die literatuur maakt, de uitgever die het publiceert en de boekhandel en bibliotheek die het distribueert. Het festival zit in het midden. En alle spelers in de punten hebben het festival nodig. De schrijver om op te treden en te experimenteren. Een uitgever om nieuwe titels te presenteren. En boekhandel en bibliotheek om hun klanten te vinden. Die behoefte is alleen maar groter geworden nu het boekenvak krimpt. Zo zijn optredens een steeds groter deel van het schrijversinkomen geworden.'
En dat schept een verantwoordelijkheid voor een festival om méér te zijn dan alleen mediator. Aan de ene kant door zelf werk te initiëren, aan de andere kant om ook het publiek aan de hand te nemen in de wereld van de literatur. 'Een van de redenen dat we inzetten op crossover is de ontlezing. Het publiek leest minder. Maar: het publiek consumeert nog wel volop literatuur in andere vormen. Door aan te sluiten bij die vormen, kun je de drempel naar literatuur minder hoog maken. Zo kan je via een hiphopplaylist op Spotify iemand naar spoken word krijgen.'
Een ander voorbeeld is de focus op vertaalde literatuur uit niet-westerse talen. Het ILFU zette in het verleden Chinese, Turkse en Syrische literatuur centraal, dit jaar zou de Marokkaanse literatuur het thema zijn. Stoker: 'Dan kun je niet volstaan met tien schrijvers op een podium zetten. Je moet het publiek ook wegwijs maken in de traditie waarin die auteurs staan, die soms totaal anders is dan wij gewend zijn. Dat doen we door een boek uit te geven en door cursussen te organiseren: een groepje duikt acht weken lang voorafgaand aan het festival in de taal. Voor anderen is er een masterclass – een soort crash course.'
 
In sommige gevallen zijn de activiteiten buiten het centrale evenement zo belangrijk geworden dat je je zelfs kunt afvragen: is dat uithangbord nog wel nodig? Voor Tilt niet meer. Een groep culturele organisaties en schrijvers zette in 2011 voor het eerst een festival in Tilburg neer, omdat zoiets ontbrak in Brabant. Met succes. Toen Tilt subsidie kreeg, werd het in staat gesteld om de werkzaamheden uit te breiden richting talentontwikkeling en residenties. Ook dat werd een succes. Maar nu de organisatie door bezuinigingen bij de provincie wordt gedwongen om keuzes te maken, kiest Tilt ervoor het festival in de huidige vorm te laten vallen – en dus niet de spin-offs ervan.
'Het festival is harstikke leuk,' vertelt directeur Bijke Aarts. 'Voor de ontmoetingen, voor het feestje. Maar eigenlijk is het zonde om zo veel tijd te steken in iets wat toch een relatief klein bereik heeft. Ook als het festival is uitverkocht, komen minder mensen in aanraking met literatuur dan met het Brabants Boek Present waar we in 2019 mee begonnen. De terugkeervan Jeroen Thijssen kende een oplage van meer 10.000 exemplaren en werd in september door 61 Brabantse boekhandels uitgereikt aan iedereen die voor 12,50 euro boeken kocht. Het festival is bovendien alleen in Tilburg, terwijl onze andere programma's de hele provincie bestrijken. Zo deed Dean Bowen een residentie op de Oude Buisse Hei, waar hij een podcast heeft gemaakt. We werkten daarin samen met Natuurmonumenten en bereikten zo heel veel mensen'
Bovendien kan Tilt meer betekenen als broedplaats voor regionaal talent dan als organisator van een evenement. Aarts: 'In Brabant zit sinds het vertrek van De Geus naar Amsterdam geen uitgeverij van betekenis meer. Schrijvers van hier hebben daarom moeite om de stap naar een uitgeverij te maken. Wij kunnen daarbij helpen. Dat bleek toen Bart Smout ons benaderde. De Tilburger was gedebuteerd bij Prometheus, maar kon daar geen tweede boek uitgeven. Hij benaderde ons: of hij bij ons iets kon doen. Wij hebben hem een podium gegeven en vorig jaar kwam zijn nieuwe roman uit – toevallig bij De Geus.'
Tilt biedt op verschillende niveaus talentontwikkeling. Voor jonge talenten is er het project WOLK, voor auteurs die al hun eerste stappen hebben gezet, worden ontmoetingen met redacteuren van uitgeverijen georganiseerd. En: er is nu een residentieproject. 'Vorig jaar hebben we vijf auteurs bij bedrijven ondergebracht. Dat heeft geresulteerd in een verhalenbundel. Het werkt zo twee kanten op: schrijvers krijgen niet alleen een kans, ze laten ook hun licht schijnen op Brabant. De provincie krijgt zo nieuwe literatuur. Die regionale functie is heel belangrijk geworden, zoals je dat ook bij andere organisaties steeds meer ziet.'
 
En Passionate Bulkboek? Voor deze organisatie is Geen Daden Maar Woorden tegenwoordig één van de vele programma's. Sinds de overname van Bulkboek in 2008 heeft het zich volledig gefocust op literair-educatieve projecten – aanvankelijk alleen voor het voortgezet onderwijs, in de afgelopen jaren bereikte het duizenden leerlingen in het vmbo en het mbo, en pabo-studenten. 'We blijven GDMW, en de schrijfwedstrijd Write Now!, vooral organiseren om gevoel te houden met de taal en gewoontes van die generatie, zodat we weten dat onze projecten voor het onderwijs de juiste toon hebben', zegt Van Strien. 'Als wij als leesspecialist de plank misslaan, schieten we ons doel voorbij.'
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, okt 2020)

Geen opmerkingen: