donderdag 11 oktober 2012

Mo Yan wint Nobelprijs voor literatuur (Knack)


Mo Yan krijgt de Nobelprijs voor literatuur 2012. Dat heeft de Zweedse Academie zojuist bekend gemaakt.

De 57-jarige Chinese schrijver krijgt de prijs omdat hij ‘hallucinatoir realisme mengt met volksverhalen, geschiedenis en de actualiteit’, zei Nobelprijs-secretaris Peter Englund. Zijn werk is breed in het de grote Europese talen vertaald – ook in het Nederlands, al is dat momenteel alleen tweedehands verkrijgbaar.
De productieve auteur van klassiekers als Het rode korenveld, De Wijnrepubliek en De knoflookliederen schrijft onder het psuedoniem dat ‘niet praten’ betekent. Hij koos deze naam bij zijn debuut om zichzelf eraan te herinneren dat China te veel eerlijkheid niet op prijs stelt en hij dus niet te veel moet praten.
De boerenzoon Mo Yan werd in 1955 als Guan Moye geboren. Tijdens de culturele revolutie werkte hij in een fabriek, waarna hij in 1981 als soldaat begon te schrijven. Zijn werk is herhaaldelijk verfilmd, onder andere door Zhang Yimou, en veelvuldig bekroond. Zo won hij de Newman Prize for Chinese Literature en was hij genomineerd voor de Man Asian Literary Prize.
Zijn romans bevat veel commentaar op de sociale veranderingen in China sinds de jaren tachtig. Hij heeft zich daarbij laten beïnvloedde door Lu Xun – de Tsjechov van China – en het magisch-realisme van Gabriel García Márquez.
Het is de tweede Nobelprijs voor China na Gao Xingjian in 2000. Anders dan deze in Frankrijk levende dissident zal het regime de bekroning van Mo Yan wél toejuichen. In de aanloop naar de uitreiking speculeerde de Chinese pers eindeloos over de erkenning die het land ten deel zou vallen met deze Nobelprijs. Collega’s als Ma Jian hebben Mo Yan daarentegen in het verleden bekritiseerd voor zijn gebrek aan solidariteit.
Mo Yan stond lange tijd bovenaan de lijst favorieten bij de Bookmakers. Op het laatst was zijn quotering bij Ladbrokes 8/1. Daarmee stond hij op de vierde plaats achter Haruki Murakami, Peter Nadas en William Trevor. Die moeten allemaal weer minstens een jaar wachten. Net als Nooteboom en Nolens, die dit jaar hoge ogen gooide bij de bookmakers.
In Nederland werd Mo Yan trouw uitgegeven door Bert Bakker. Maar vermoedelijk vanwege gebrekkige verkoopcijfers is de uitgeverij daar medio jaren nul mee gestopt. Grote borsten, brede heupen werd in 2003 als laatste direct in vertaling gebracht, waarna een jaar later nog De wijnrepubliek als pocket uitkwam. Inmiddels staat Mo Yan ook niet meer in de lijst auteurs op de site van de uitgeverij vermeld.

***
Eerder vandaag gepubliceerd op Knack.be - in 19 minuten geschreven en aan de redactie gemaild. Zie ook hier voor mijn jaarlijkse poging om de uitgever op de hoogte te stellen. Net als vorig jaar, toen Tomas Tranströmer won, is me dat dit jaar niet gelukt.

woensdag 10 oktober 2012

Boekhandel Planteyn in Steenwijk sluit (Boekblad)


Boekhandel Planteyn in Steenwijk sluit per 1 januari de deur. De Libris-winkel staat al een half jaar te koop, maar eigenaars Linda Eppenga en Clemens Kamsma kunnen geen overnamekandidaat vinden.

Planteyn opende op 24 januari 2007 als filiaal van de gelijknamige winkel in Gorredijk. ‘Het was een beetje een achenebbisj-zaak, die wij helemaal naar ons eigen idee hebben verbouwd,’ zegt Kamsma. ‘Dat het dan niet is gelukt om hem winstgevend te houden is erg zuur.’
Kamsma wijdt de slechte cijfers aan een aantal factoren: de economische crisis, de niet gerealiseerde plannen van de gemeente Steenwijk met de straat en de ziekte van zijn vrouw, die de winkel in Steenwijk zou bestieren maar snel na de start twee jaar noodgedwongen thuiszat.
‘Ook telt Steenwijk met ons erbij vier boekhandels,’ zegt Kamsma. ‘Je hoort tegenwoordig vaak dat er één boekhandel per plaats nodig is, dus dat is te veel. Wij hebben ons, zeker in het begin, arm geadverteerd, we hebben veel georganiseerd – lezingen, schrijversbezoeken – maar we hebben de concurrentieslag niet kunnen winnen.’
De winkel in Gorredijk doet het ondanks de crisis wel goed. Sterker: sinds een paar weken is er in de winkel een PostNL-balie en ING-servicepunt geopend. ‘We weten niet wat ons overkomt. Het bezoek was al goed, maar nu is het echt druk. De eerste indruk is ook dat de klanten voor de balies ook andere producten bij ons kopen.’
Door deze ontwikkeling ziet Kamsma de toekomst toch enigszins zonnig genoeg. ‘Al zullen we nog wel pijn lijden door de winkel in Steenwijk. Het pand is ons eigendom en is nog altijd niet verkocht. Als er geen boekhandelaar komt, wat het mooist zou zijn, zal toch een andere winkelier moeten toehappen. In dit winkelpand kun je niet wonen.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 9 okt 2012)


Zie ook:
- Purmerend krijgt nieuwe boekhandel: Het Leesteken
- Ton Deutekom verkoopt winkel na vijftig jaar
- Kinderboekhandel De Kleine Prins (Weesp) viert jubileum met optimisme

dinsdag 9 oktober 2012

Cees Nooteboom - 'Brieven aan Poseidon' (BOEK)


Een boek vol mijmeringen over het verstrijken van de tijd en de onvermijdelijkheid van de dood. Dat is Brieven aan Poseidon van Cees Nooteboom. Als mens nadert de 79-jarige auteur de dood, als schrijver is hij onverminderd vitaal.

Nooteboom prikkelt zijn lezers tot een antwoord

Hoe begint iets? luidt de eerste zin van Brieven aan Poseidon. Zoals zo vaak bij Nooteboom is het antwoord: aan de hand van tekenen. Hij zat in februari 2008 op een terras in München met een dagboek van de Hongaarse schrijver Sándor Márai, bekend van romans als Gloed. Het zijn korte stukken van iemand die zijn leven doorbrengt met kijken en lezen, reizen en schrijven. Op dat moment krijgt hij bij zijn champagne een servet met daarop de naam Poseidon. En Nooteboom weet: ik moet ook zo’n boek schrijven – in de vorm van brieven aan Poseidon.
De keuze voor de antieke god van de zee als ontvanger van Nootebooms mijmeringen is uiteraard niet zo toevallig als het in deze eerste tekst lijkt. Poseidon is een Griekse god in wie niemand meer gelooft. Voor een god is dat fataal. En toch is hij niet overleden. Poseidon leeft voort omdat iedere gymnasiast leert wie hij was, iedere kunstliefhebber hem met zijn drietand tegenkomt in musea en hij anders wel opduikt in een restaurantje in München. Nog vele eeuwen nadat de aan hem gewijde tempels zijn verlaten, blijft hij schrijvers inspireren. Van Kafka tot Nooteboom zelf.
Deze tegenstrijdigheid brengt de raderen van Nootebooms immer sprankelende geest op gang. Hij begint bijna aan zijn zesenzeventigste levensjaar, schrijft hij in de eerste tekst. Inmiddels wordt hij, over minder dan een jaar, tachtig. Hij nadert dus de poort van de dood. Dat doet hem afvragen hoe hij voortleeft. Of hij wel kan voortleven – in zijn werk dat in theorie tot in de eeuwigheid gelezen kan worden en zelfs kunstenaars die na 2300 leven kan inspireren, maar ook in de herinneringen van de mensen die hem gekend hebben of in zijn bezittingen.
Zo letterlijk staat het er allemaal niet in Brieven aan Poseidon. Wel draaien de teksten in dit boek – 23 brieven aan de Griekse god, 53 losse notities – allemaal om vergankelijkheid, onsterfelijkheid, het verstrijken van de tijd, de dood, het onveranderlijke. Van het raadsel van een kindermoord tot het wonder dat hij teksten kan lezen die 2500 jaar oud zijn en toch over tijdgenoten lijken te gaan. Alles dient daarbij als inspiratiebron. Van een schilderij van Pieter Snayers, de Divina Commedia van Dante, de dierentuin van Buenos Aires tot een film met een nog jonge en door de tijd onaangetaste Brigitte Bardot.
De brieven aan de niet-bestaande Poseidon die hem nooit antwoordt, leveren scherpe vragen waarin Nootebooms mythische denken tot zijn recht komt. Waren jullie jaloers op de goden die na jullie kwamen? vraagt hij hem. Of: Is iemand die een paar duizend jaar dood is even dood als iemand die vorig jaar stierf? Is er standsverschil tussen een mummie en een lijk? Poseidon zal hier misschien nooit antwoord op geven, maar wij, Nootebooms lezers, worden hierdoor zo geprikkeld dat we bijna vanzelf op zoek gaan naar een antwoord – ook al laten wij dat de schrijver evenmin weten.
De overige teksten zijn niet zelden fraaie miniatuurtjes, geschreven in die melancholieke meanderende stijl vol komma’s die Nootebooms oeuvre kenmerkt. Zoals hij de erfenis van een walvis opsomt, die een eeuw lang als voedsel op de bodem van de zee ligt totdat andere vissen, wormen, slakken, bacteriën het gigantische lijf helemaal hebben verorberd. Of zijn beschrijving van de gaswolk na het uiteenklappen van de challenger in 1986: ‘een uit elkaar waaierend graf van steeds fijner wordend stof’. Bevatte het oeuvre van andere schrijvers maar één zo’n scène.
Uiteindelijk besef je dat ook de keus van uitgerekend Poseidon uit het brede gamma aan Griekse goden niet toevallig is. Hij symboliseert de zee die nooit ver weg is in Nootebooms bestaan, zeker niet in de wintermaanden als hij op Menorca vertoeft. Ook zijn oneindigheid en onveranderlijkheid trekt hem aan: wie in de oudheid, vol ontzag voor Poseidon, over de zee vaart en wie dat nu doet, het uitzicht is hetzelfde. Tegelijk symboliseert de zee het verzet tegen wat niet oneindig is: altijd beschikt Poseidon over tsunami’s om zijn woede te koelen, noteert Nooteboom.
Of de schrijver met Brieven aan Poseidon zijn angst voor de dood heeft bezworen en vrede heeft gesloten met het nadere einde, meldt hij niet. Maar waarschijnlijk is het niet. Een toestand van zulke sereniteit is onmogelijk voor een mens. Laat Nooteboom dan nog maar vele jaren om door te blijven schrijven.

Cees NooteboomBrieven aan Poseidon (254 p.) – De Bezige Bij, € 18,95, ISBN 978 90 234 7432 6.
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2012)

zondag 7 oktober 2012

Des romans français: François Garde, 'Ce qu'il advint du sauvage Blanc'


Iedereen kent het verhaal van Robinson Crusoe. Aangespoeld op een onbewoond eiland in de Pacific ziet hij kans om te overleven, eerst alleen en later met hulp van een door hem geredde inboorling. De roman van Defoe was gebaseerd op het waargebeurde verhaal van Alexander Selkirk die zich in 1704 vrijwillig had laten afzetten op het eiland Juan de Fernandez. Hij verbleef er vijf jaar. Het verhaal van Narcisse Pelletier is vergelijkbaar, maar veel mysterieuzer en intrigerender. Alleen op een eiland is eenzaam, maar te midden van een stam Aboriginals zien te overleven, je aanpassen en tegelijkertijd je eigen identiteit proberen te behouden is andere koek. Wat is er gebeurd, hoe overleefde hij tussen de ‘wilden’ en kan hij zich na achttien jaar weer aanpassen aan zijn oude bestaan? De Franse schrijver François Garde schreef erover in zijn met de Prix Goncourt du premier roman 2012 bekroonde roman Ce qu’il advint du sauvage Blanc.

De boot waarop Narcisse als matroos werkt, is in 1843 op weg van Bordeaux naar Nederlands-Indië. Wanneer ze ter hoogte van Australië zijn is een deel van de bemanning inmiddels ziek. De kapitein gaat voor anker in een baai om op zoek te gaan naar schoon drinkwater voor de zieken. Narcisse gaat mee aan wal waarbij hij iets verder het binnenland in gaat dan de anderen. Wanneer hij terugkomt op het strand ziet hij het schip de baai uit varen. Waarom ze hem hebben achtergelaten is voor hem een raadsel. De eerste dagen is hij ervan overtuigd dat ze terug zullen keren om hem te halen.
En ook als hij gered wordt door een oude inboorlinge en door haar wordt meegenomen naar haar stam, blijft deze overtuiging hem op de been houden. Een keer verlaat hij de stam zelfs om terug te keren naar de baai waar zijn eenzame avontuur begon, maar daar beseft hij dat hij moet kiezen tussen de onbekende zekerheid van de stam of de bekende onzekerheid van het wachten op zijn schip. Hij kiest voor het eerste en blijft zijn naam herhalen om voor zichzelf te weten wie hij is.

« Je suis Narcisse Pelletier, matelot de la goélette Saint Paul. »
Devant cet horizon illimité, ses paroles se perdirent sans écho. Mais il lui sembla, par cette proclamation, avoir recouvré un peu de dignité.

François Garde geeft blijk van een groot inlevingsvermogen in zijn beschrijving van het verhaal van Narcisse. Hij beschrijft hoe de bekende wereld van Narcisse steeds verder achter de horizon verdwijnt, hij vergeet na verloop van tijd zelfs de namen van zijn scheepsmakkers, terwijl de onbekende wereld zich ongevraagd aan hem opdringt en hem terugwerpt op zichzelf. De nieuwe stam lijkt hem op te nemen, maar is nauwelijks in hem geïnteresseerd. Hij mag pas eten als de kinderen als laatste zijn geweest en hoe hij moet jagen of schelpen moet zoeken doet niemand hem voor, hij moet het zelf maar uitzoeken.

Il s’habituait peu à peu à la misère physique, à l’incertitude sur son sort, à la nudité, à l’infecte nourriture. Infiniment plus dure était l’absolue solitude: il comprenait qu’il était condamné à une privation complete de relations humaines. Amitié. Camaraderie, amour, complicité, respect, seduction, sexe, toute la gamme des sentiments lui était désormais interdite. Personne avec qui partager – là était le plus profond désespoir. Et pleurer sur lui-même le consolait un peu.

De hoofdstukken over Narcisse worden afgewisseld met brieven van een reislustige geograaf, Octave de Vallombrun, die na allerlei omzwervingen in Australië belandt en door een speling van het lot Narcisse, die net door een schip is opgepikt, onder zijn hoede krijgt. De brieven zijn gericht aan de voorzitter van het Geografisch genootschap waar Octave lid van is. Hij beschrijft hoe Narcisse na achttien jaar werd gevonden, levend als een volmaakte inboorling, hoe hij hem weer Frans leert, hem leert zich aan te passen aan de beschaving en het verloop van hun reis terug naar Frankrijk. Octave begeleidt Narcisse uit medelijden en compassie, maar vooral uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Deze blanke zal voor de tweede keer in zijn leven de grens overgaan tussen twee tegenovergestelde werelden.

Certes, ce garçon est attacheant et ses drames qu’il a dû traverser sont terrible. Mais d’abord je veux décrire aussi complètement que possible les transformations d’un blanc devenu sauvage et qui redevient blanc.

Hoe wist hij te overleven, wat kan hij Europa leren over de onbekende stammen in Australië, hun taal, hun gewoontes? Narcisse laat weinig los. Hij glimlacht en zwijgt over zijn andere leven op een congres van het Geografisch genootschap dat speciaal rondom hem georganiseerd is. De een twijfelt aan het verhaal, de ander ziet hem als een kermisattractie met indrukwekkende tatoeages over zijn lichaam.
De vraag is of het Octave lukt om de jaren die Narcisse tussen de wilden leefde te reconstrueren. En lukt het Narcisse weer helemaal blank te worden?
Het waargebeurde maakt dit avontuur nog spannender. In een tijd dat iedereen vrijwel altijd en overal bereikbaar is of in contact staat met het digitale wereldwijde netwerk spreekt een verhaal over een leven tussen inheemsen in een ver en onbereikbaar land des te meer tot de verbeelding. En deze verbeelding wordt op intrigerende wijze gevoed en geprikkeld door François Garde. Zijn boek is een publiek zo groot als dat van Robinson Crusoe waard.

zaterdag 6 oktober 2012

‘Uitverkoren’ is indrukwekkende toevoeging op A.F.Th van der Heijdens ‘Tonio' (Knack)


Een imponerende, bibliofiele toevoeging op het alom bewonderde Tonio. Dat is Uitverkoren van A.F.Th. van der Heijden, dat vandaag verschijnt.

De fraaie, luxueuze vormgeving is niet de enige reden waarom Uitverkoren een zeer gewild boek zal zijn. De proefnovelle ‘in de toonaard van het requiem Tonio’ aangevuld met zes schriftelijke interviews over het met de Libris Literatuurprijs bekroonde boek verschijnt in een oplage van 150 Arabisch genummerde, in linnen gebonden exemplaren met een in zilver uitgevoerd bandstempel en 15 Romeins genummerde, in halfoasis met platten van Japans papier gebonden exemplaren.
Ook zullen veel geroerde lezers van Tonio erg benieuwd zijn naar wat A.F.Th. van der Heijden nog meer over zijn overleden zoon te vertellen heeft. Als je die vraag letterlijk neemt is het eerlijke antwoord: weinig. Uitverkoren, 35 pagina’s groot, lijkt op het eerste gezicht niet meer dan een aantal geschrapte passages uit Tonio. De onversneden rouw, de zoektocht naar de toedracht van het ongeluk, de herinneringen aan Tonio waarin de schrijver voortekenen bespeurt – het staat hier ook allemaal in.
Imposant in literair opzicht is Uitverkoren wel. Van der Heijden herontdekte deze tekst toen hij dagenlang door ‘Tonio’ bladerde, op zoek naar zijn favoriete herinnering aan zijn zoon. Hij stond niet in het boek, maar bevond zich tussen het ongebruikte materiaal. ‘Niet als gevallen spaander,’ zo staat in het nawoord, ‘maar als scène in een soort proefnovelle (…) waaruit later de hele requiemroman is voortgekomen. (…) [Van] meet af aan vormde die z’n eigen eenheid.’
In veel fragmenten vindt Van der Heijden in hun bitterheid schitterende beelden voor zijn pijn, uitmondend in het uiterst wrange gevoel dat de novelle zijn titel geeft: het gevoel uitverkoren te zijn. Als een van de weinige schrijvers heeft hij de kennis gekregen hoe het is om een kind te verliezen. ‘Als er een remedie is tegen het gemis, dan deze: het verlies, in al zijn onherroepelijkheid, als een gave beschouwen, een van God gegeven talent, een vruchtbare afwijking, een wrange zegen – en hiervan getuigen.’
Deze apotheose van de novelle wordt vervolgd door de beschrijving van een droom. Daarin is Van der Heijden verlost van alle beloften die hij zijn uitgever en zijn lezers heeft gedaan. Tot zijn onuitsprekelijke geluk omdat hij zich ‘nu kan wijden aan werk dat er echt toe doet, dat er voor Tonio toe doet – niet noodzakelijk literatuur. Omdat ik nog aan niemand iets beloofd heb, zal ik het in volstrekte vrijheid kunnen gaan ondernemen.’ Werk dus, zou je kunnen zeggen, zoals in deze bibliofiele uitgave verschijnt.
Ook de zes schriftelijke interviews die het 176 pagina’s tellende boek voltooien, zijn waardevol. Op de vragen die journalisten van onder meer De Standaard, Humo en de Volkskrant per post aan hem stelden, vertelt Van der Heijden uitgebreid over het werken aan Tonio, het leven zonder zoon en de ontvangst van het boek. Regelmatig bevatten de antwoorden herhalingen – sommige antwoorden zijn zelfs terug te vinden in Uitverkoren. Maar het geheel biedt veel inzicht.

Uitverkoren is vandaag nog te koop op de Amsterdam Antiquarian Book, Map & Print Fair en per mail bij Jaap Schipper van Statenhofpers: duodecim@worldonline.nl. De gewone uitgave kost 110 euro, de luxueuze uitgave 325 euro (excl. 5 euro verzendkosten).
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 5 okt 2012)

Zie ook:

vrijdag 5 oktober 2012

Toen 'Joe Speedboot' van Tommy Wieringa nog geen megaseller was (BOEK)


Tommy Wieringa heeft zijn immense succes te danken aan mij. Dat is niet waar, maar iedere keer als ik hem spreek op een openbare gelegenheid – al was dat bepaald niet wekelijks – probeert hij zijn publiek daarvan te overtuigen.
Wat is er gebeurd?

Toen begin 2005 Joe Speedboot verscheen in een oplage van 2500 exemplaren, had de boekhandel geen vertrouwen in een eventueel succes van deze roman. Alle boekhandels bij elkaar – toch goed voor zo’n 1500 verkooppunten in heel Nederland – hadden iets van 423 exemplaren ingekocht. Sommige boekhandels die graag een breed assortiment aan hun klanten aanbieden, hadden voor de vorm twee exemplaren besteld. Meer leek ook hen niet commercieel verantwoord.
Volkomen terecht. Tommy Wieringa (20 mei 1967) was de auteur van drie romans waar de boekhandel bijna niets van had verkocht. Dormantique’s manco uit 1995 en Amok uit 1997 waren ook nog eens matig tot slecht ontvangen. ‘Een onsamenhangend geheel’, schreef Coen Peppelenbos in de Leeuwarder Courant over zijn debuut. NRC Handelsblad vond Dormantique’s manco ‘een lappendeken waarin je eens flink de schaar zou willen zetten.’
Tegenwoordig schaamt Wieringa zich voor zijn entree in de letteren. Op zijn officiële website zwijgt hij beide boeken dood, ook al houdt zijn oude uitgeverij In de Knipscheer ze nog altijd leverbaar. Peppelenbos vroeg hij – tevergeefs – of hij zijn recensie niet van het internet kon halen. ‘Ik probeer de eerste twee romans langzaam uit het zicht te laten verdwijnen’, mailde hij hem. ‘Jeugdwerk, ongedisciplineerde erupties’, oordeelde hij nog harder dan zijn critici.
Voor zijn derde roman Alles over Tristan (2002) vond Wieringa een nieuwe uitgeverij – een van de meest gerenommeerde van Nederland nog wel: De Bezige Bij. Deze eerste volkomen fictieve roman die hij schreef, kreeg wél lof. ‘Steeds opnieuw neemt het verhaal een wending die verrast’, oordeelde Trouw. ‘Het verhaal overtuigt tot en met de laatste letter’, vond Rails. Ook werd de roman onderscheiden met de Halewijnprijs en haalde het de longlist van de AKO Literatuurprijs.
Maar verkopen? Nee. Dat deed ook Alles over Tristan niet. Dus waarom zou de boekhandel dan zijn volgende boek groot in de etalage willen neerleggen?

Toen verschenen de eerste recensies van Joe Speedboot. De larger than life bildungsroman over de gehandicapte Fransje Hermans en de daadkrachtige dromer Joe Speedboot was ‘wervelend geschreven’ (NRC Handelsblad), ‘een boek om verliefd op te worden’ (Het Parool), ‘een lust om te lezen’ (Metro) en ‘een prachtig boek over opgroeiende jongens’ (De Groene Amsterdammer), een ‘ode aan de verbeelding’ (De Telegraaf). Het was kortom ‘een boek waarvan je gelukkig wordt’ (De Standaard).
Wieringa gloeide uiteraard van binnen na zoveel lof. Maar hij was ook bevreesd. Wat als iemand, opgezweept door het enthousiasme van de critici, naar de boekhandel ging en het boek niet kon krijgen? Dikke kans dat hij het erbij liet zitten. Of een ander boek kocht. Nu de recensies zo positief waren, moest en zou Joe Speedboot goed in de boekhandel liggen. Liefst in de etalage, op de toonbank of in grote stapels op de tafel ‘pas verschenen’. Daarom bedacht hij een actie.
In een mail vroeg hij zo’n tweehonderd vrienden, kennissen en andere relaties om naar hun lokale boekhandel te gaan en naar het boek te vragen. Dat zou de boekverkoper moeten prikkelen om Joe Speedboot in huis te halen. Dit scenario stond hem voor ogen:

Jij: Vraag de winkelier of hij Joe Speedboot in huis heeft, waarover je zulke goede dingen hebt gehoord.
De boekverkoper: ‘Joe Speedboot? Dat kijken we even na in de computer. Nee, sorry, dat hebben we niet op voorraad. U kunt het wel bestellen, dan hebben we het vrijdag in huis.’
Jij: ‘U hebt het niet liggen? Vreemd. Heel vreemd. Dan loop ik even door naar de volgende.’ Dit alles met uiterlijke onbewogenheid. Niet omkijken of de winkelier paniekerig op zijn hoofd krabt over zijn gebrek aan commercieel inzicht.

Deze actie werd opgepikt door de media. Daar kom ik in het verhaal. Behalve voor BOEK werk ik als freelance journalist voor Boekblad, het vakblad voor de boekenbranche. Toen ik ervan hoorde, dacht ik onmiddellijk: nieuws. Zeker omdat Wieringa in zijn mail de boekhandelaars kapittelt. ‘De boekhandel toont zich een conservatief bolwerk.’ Aan de telefoon voegde hij daar aan toe: ‘Het aantal eigenzinnige boekhandelaars met een eigen poëtica, die zelf boeken lezen en die vervolgens hun klanten aanraden, is afgenomen.’
Ik schreef een nieuwsbericht voor het publiek van boekhandelaren. Meer dan al Wieringa’s vrienden hadden kunnen doen, prikkelde ik hen. Het bericht lokte een aantal reacties van boekverkopers uit. Afwijzende, maar ook instemmende reacties. En een enkeling wees erop dat hij of zij Joe Speedboot wél had in gekocht. Ook Libris, een boekhandelsgroep waar meer dan honderd winkels lid van zijn, was geïntrigeerd en nodigde hem uit op een bijeenkomst over zijn roman te vertellen.
Vanzelfsprekend waren toen zo veel boekverkopers uitgedaagd dat ze een enorme stapel inkochten. En – omdat ze er weer vanaf moesten – legden ze het op nummer 1 in hun top 10, waarna de verkoop bijna vanzelf op gang kwam. Aldus Wieringa.

In werkelijkheid was mijn berichtgeving over deze actie natuurlijk niet doorslaggevend. Joe Speedboot begon na het juichend onthaal tóch te lopen omdat het een geweldig boek is dat talloze lezers wist te raken. Het boek ontroerde. Het boek maakte aan het lachen. En al die lezers waren zo enthousiast dat ze het boek aan hun vrienden cadeau deden en het hun collega’s aanraden.
Veel meer dan de marketing van uitgeverijen of het inkoopbeleid van boekhandelaars is het de mond-tot-mondreclame die van goed boek een absolute megaseller kan maken. De boekhandel volgt heus wel als steeds meer mensen het willen lezen.
And the rest is history. Inmiddels zijn er meer dan 270.000 exemplaren van het boek verkocht, dat sinds 2005 onafgebroken in de top 100 beste verkochte boeken van het jaar staat. Joe Speedboot won de F. Borderwijkprijs, Tzum-prijs en La Vie en Rose-prijs en was genomineerd voor Libris Literatuurprijs, NS Publieksprijs, Gouden Uil, AKO Literatuurprijs en tot twee keer toe voor de Boek-delenprijs. Buitenlandse uitgeverijen uit landen zo uiteenlopend als India, Finland, Zuid-Korea en Israel stonden in de rij om een vertaling te publiceren.
En nu op 15 mei 2009, na een paar keer te zijn uitgesteld, eindelijk de opvolger Caesarion verschijnt, zijn de boekhandelaren uiteraard niet meer zo terughoudend. De eerste druk van Caesarion heeft direct een oplage van 80.000 exemplaren.
(Eerder gepubliceerd in BOEK 3, 2009)

donderdag 4 oktober 2012

Bestseller 60: ‘De zaak Collini’ van Ferdinand von Schirach binnen op 58 (Boekblad)


Een lang verkoopweekend was genoeg om het De Wereld Draait Door-Boek van de Maand in de Bestseller 60 te krijgen. De zaak Collini van Ferdinand von Schirach, donderdag uitverkoren door het boekverkoperspanel in DWDD, komt binnen op 58.

Verschillende boekverkopers melden maandag al verhoogde belangstelling voor Von Schirach. ‘Op aandringen van vertegenwoordiger Herman Thijs van De Arbeiderspers kocht ik op aanbieding vijftig exemplaren van De zaak Collini’, zei Erik Hoekstra van boekhandel Broekhuis (Twente). ‘Sinds vrijdag hebben we er zeventien verkocht. Hier werkt DWDD zeer nadrukkelijk succesvol.’
Arno Koek van boekhandel Blokker (Heemstede) vulde aan: ‘Omdat de eerdere boeken – hoe mooi ze ook zijn – matig hebben verkocht, hadden we niet veel in voorraad, maar kregen we veel reserveringen.’ Ook bij De Drukkerij (Middelburg) verkocht Von Schirach het best ‘ondanks het feit dat sommige klanten het boek lieten liggen omdat ze het te duur vinden,’ aldus Monique Eskens. En: ‘Schirach met spoed besteld op zelfde avond. Zaterdag nog binnen en allemaal weg!’, meldde Stijn Spijkerman van boekhandel Spijkerman (Eindhoven).
De andere getipte boeken trokken wel meer belangstelling dan anders het geval was geweest, maar niet overdreven veel – al liep het prentenboek Nederland van Charlotte Dematons al goed. Dat maakt het lastig voor boekverkopers om in te schatten hoeveel het tv-programma hieraan bijdroeg. ‘De exemplaren die we in huis hadden, hebben we direct verkocht,’ zegt Walter Jansen van Jansen & De Feijter (Velp). ‘Die hebben we moeten bijbestellen, maar het ging om slechts kleine aantallen. Kinderen van het Ruige Land van Auke Hulst werd tweemaal in verband gebracht met het pgroramma. Het boekenrondje is de kijker niet ontgaan.’
Broekhuis had al hard getrokken aan Telegraph Avenue van Michael Chabon – ‘een persoonlijke favoriet’, zegt Hoekstra – en het boek verkocht dan al ‘heel redelijk’. Sinds vrijdag verkocht de winkel zes exemplaren van de roman, waaronder twee in de oorspronkelijke taal. Van Auke Hulst ging de totale voorraad van vijf exemplaren in drie winkels weg, ‘maar we hadden ook geen nee-verkoop.’
Bij een rondvraag onder Bruna-winkels blijken de DWDD-titels weinig effect te hebben – behalve natuurlijk Nederland van Dematons dat overal al langer goed loopt. Alleen de a-typische, want grote Bruna in Raalte van Jan Kolkman kreeg extra vraag naar Von Schirach en Chabon. Vier klanten vroegen daar naar Telegraph Avenue van Chabon, en twee kochten ook. In totaal verkocht Bruna in week 39 40 exemplaren van deze roman – tegen 9 in de week ervoor.
Bij Bol. com vermenigvuldigde de verkoop van de besproken titels direct na de uitzending met factor vijf, vertelt unit manager boeken Petra Lubbers. 'En de dagen daarna hield het aan. Van Dematons kun je je afvragen hoe groot het effect is, maar het zal zeker bijgedragen hebben. Telegraph Avenue steeg iets minder, maar de andere twee profiteerden duidelijk.'
(Bewerking van twee berichten voor Boekblad.nl, 1 en 3 okt 2012)

woensdag 3 oktober 2012

interview met AKO-genomineerde Anton Valens over 'Het boek Ont' (BOEK)


Het boek Ont van Anton Valens was een van de mooiste boeken van het voorjaar – dat nu op de Toplijst van de AKO Literatuurprijs 2012 staat. Humoristisch en aangrijpend, geschreven in een prachtige stijl. De roman is intuïtief ontstaan, vertelt de schrijver. ‘Ik laat me heel makkelijk meeslepen door een inval, een zijsprong of een doodlopende weg die ik op dat moment belangrijk vind.’

Bezweet komt Anton Valens binnen. Hij werkt sinds april als postbode. Vijf dagen in de week: van dinsdag tot en met zaterdag, elke dag een andere ronde, elke dag een onvoorspelbare hoeveelheid post. Als hij thuiskomt gaat hij schilderen. Aan het eind van de middag, als de geluiden buiten in Amsterdam-Oost langzaam uitsterven, kan hij het beste werken. Maar vandaag laat hij zich op dit uur interviewen. ‘Even een schoon t-shirt aantrekken, dan kom ik eraan.’
Wie Valens’ laatste roman Het boek Ont al gelezen heeft, zal smakelijk lachen om zijn nieuwste baantje. Postbode! De voornaamste karaktereigenschap van hoofdpersoon Isebrand Schut is zijn onvermogen post open te maken. Hij heeft daarom de hulpgroep Man&Post opgericht. Eens in de twee weken komen de deelnemers – een klein groepje tragikomische marginalen – samen in Isebrands appartement in hartje Groningen om elkaars post open te maken.
Puur toeval, noemt Valens deze samenloop van omstandigheden. ‘Ik was een lange periode het huis niet uit geweest. Ik was zo intens bezig met dat geschrijf, ik had behoefte gekregen om op straat te komen. Post bezorgen leek me altijd al leuk werk, maar het was nooit op mijn pad gekomen. Pas toen mijn vriendin op internet zag dat er veel vraag naar postbodes was, heb ik gesolliciteerd. Het is fijn werk. Al die gesprekjes op straat. Dagelijks in beweging.’
Niettemin is het uitgangspunt van de roman autobiografisch. Valens heeft zelf moeite post open te maken, waarom weet hij niet. Lang geleden deden hij en een vriend hetzelfde als de leden van Man&Post. ‘Dat bleek goed te werken. Maar eigenlijk snap ik nu nog beter dat mensen hun post niet willen openen. Als je ziet wat mensen van de postbode krijgen. Bedroevend. Incasso, belastingen, brieven van de woningbouw, boetes. Door e-mail is het aandeel “leuke” post heel klein geworden.’

Het boek Ont is de vijfde boek van de als beeldend kunstenaar opgeleide Anton Valens (1961). Hij debuteerde in 2004 met het tweevoudig bekroonde Meester in de hygiëne, waarin hij een aantal gefictionaliseerde portretten schetste van zijn klanten in de thuiszorg. Daarna volgde meer schetsen uit de thuiszorg in Dweiloorlog, het reisboek Ik wilde naar de rand van Beijing en de novelle Vis. Dit verhaal gaat over een werkloze kunstenaar die een week meevaart op een boomkorkotter.
Zijn werk heeft altijd veel lof gekregen, maar zo unisono geprezen als voor Het Boek Ont was Valens nooit. En terecht. De auteur beschrijft de wederwaardigheden van Isebrand en zijn lotgenoten, zoals het energieke warhoofd Cor Meckering en de ambitieuze psychiatrische verpleegkundige Sylvio, met veel mededogen. Hij heeft oog voor zowel de tragiek als de humor van hun bestaan. En alles geschreven in een uiterste levendige, precieze en bij vlagen vindingrijke stijl.
In veel opzichten is het boek een stap vooruit. Het is grappiger, minder autobiografisch en heeft meer plot. Zelf twijfelt Valens. ‘Ik hoor dat meer, dat er sprake zou zijn van ontwikkeling: van non-fictie naar fictie. Ik vind die theorie niet overtuigend. Mijn debuut bevatte veel fictie, in Ont zit ook non-fictie. Maar misschien maakt het uitgangspunt verschil. Sinds ik minder gebonden ben aan wat ik zelf heb meegemaakt, ontdekte ik dat ik meer mogelijkheden heb als schrijver.’
Eigenlijk vindt hij het moeilijk om te reflecteren over welk aspect van het schrijverschap ook. Buitenstaanders kunnen dat beter. Over de veelgeprezen humor van zijn roman zegt hij bijvoorbeeld: ‘Misschien heb ik dat onderschat. Ik vind het verhaal niet altijd even grappig. Ik dacht juist: wie gaat dit in godsnaam lezen? Het boek gaat bepaald niet over een diplomaat of een flitsende figuur die avonturen beleeft. Toen de vormgeefster het had gelezen, zei ze: jezus, wat een doffe ellende.’

Het boek Ont heeft een lange voorgeschiedenis. Valens schreef de eerste passages toen de euro tien jaar geleden net was ingevoerd. Geïnspireerd door een Franse zwerver die op tv klaagde over de impact van de nieuwe munt, werd het einde van de gulden een belangrijk motief in het boek. ‘Toen kon ik absoluut niet voorzien dat er een eurocrisis zou zijn als Het boek Ont uitkwam. Dat het onderwerp zo actueel zou zijn en Wilders nu op tv dingen zegt die letterlijk uit mijn boek komen.’
Organisch groeiden al die losse scènes langzaam tot één verhaal. ‘Ik laat me heel makkelijk meeslepen door een inval, een zijsprong of een doodlopende weg die ik op dat moment belangrijk vind. Ik schrijf intuïtief. Veel moet dan weer worden geschrapt. Tot ik, vrij laat, op een punt kom dat ik verbanden begin te zien. Dat ik opeens begrijp waarom ik al die dingen heb opgeschreven, zoals dat ook met schilderen vaak achteraf het begrip komt. Dan kan ik me meer focussen.’
Minstens zo veel tijd kost de zoektocht naar het juiste woord. ‘Ik probeer in principe zo eenvoudig mogelijk te schrijven, maar ik ben ook streng. Ik zal niet snel schrijven: een hoofd zo rood als een biet – tenzij het in een bepaalde context wél kan. Ik zoek steeds naar manieren om het anders te zeggen, of beter, duidelijker, beeldender. Ben ik dan een perfectionist? Ja. Maar ik vind het ook gewoon leuk om te doen. Ik beleef veel plezier aan de rijkdom en mogelijkheden van de taal.’

Valens zal niet snel uitweiden over de thema’s van zijn roman. Voor hem beschrijft Het boek Ont simpelweg het leven van een een groep mannen waarvan hij het type goed kent. ‘Er zijn er massa’s van,’ zegt hij. ‘Studie niet afgemaakt. Werk loopt niet lekker. Ze weten hun plek in de maatschappij niet een twee drie te vinden. En omdat het niet meer vanzelfsprekend is om een uitkering aan te vragen, is het voor hen alleen maar moeilijker geworden. Ze moeten uitdagingen aangaan, kiezen voor succes.’
Het is te danken aan Meckering dat Isebrand toch zijn draai vindt. Hoe waanzinnig zijn plannen ook zijn – het schrijven van een boek over het prefix ont- voorop –, de energie die de ooit succesvolle zakenman meebrengt, stimuleert Isebrand om niet te blijven hangen in zijn depressie. ‘Meckering heeft het steeds over onbegrensde mogelijkheden. Daarom gaat Isebrand nadenken over wat híj kan. ‘Ont’ symboliseert dat, dat voorvoegsel het staat voor iets afbreken én voor een nieuw begin.’
Daarom heeft het boek een optimistisch slot. ‘Dat vond ik belangrijk,’ zegt Valens. ‘Het leven is niet alleen maar ellende, in ieders leven gebeuren ook goede dingen. Uit empathie met hem gunde ik dat Isebrand ook.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2012)

Zie ook:

dinsdag 2 oktober 2012

AKO Literatuurprijs 2012: de statistiek


Met Mensje van Keulen is de jury van de AKO Literatuurprijs de enige van de grote drie literaire prijzen die dit jaar een vrouwelijke schrijfster nomineren. Op de shortlist van de Libris Literatuurprijs en de Gouden Boekenuil stonden eerder dit jaar helemaal geen vrouwen.

Of moeten we Elvis Peeters voor de helft meetellen? Het is een mannelijke naam. En als hij wordt geïnterviewd zie je alleen een man. Maar Elvis Peeters is in werkelijkheid een pseudoniem van het koppel Jos Verlooy en Nicole van Bael.

In ieder geval kan het slechter. In 2006 stond geen enkele vrouw op de drie shortlists. Gemiddeld staat na 26 edities van de AKO Literatuurprijs 1,35 vrouwen op de Toplijst. Dat is minder dan de Librisprijs, maar meer dan de Gouden Uil.

Het gemiddeld aantal Vlamingen op de Toplijst is dit jaar gestegen. Na 26 edities is het nu 1,04. Dat is wel het minste van de drie grote prijzen.

Anton Valens is de enige auteur die voor het eerst de laatste selectie heeft gehaald. Voor Elvis Peeters en Peter Terrin is het de tweede keer, voor Mensje van Keulen en Stephan Enter is het de vierde keer.

Voor Arnon Grunberg is het al de zeventiende keer. De teller staat voor hem op 6x AKO, 4x Libris en 7x Gouden Uil. Inclusief zijn alter ego Marek van de Jagt heeft hij zelfs al negentien nominaties in zijn carrière vergaard.

Enter treedt nu ook toe tot het excusieve gezelschap van inmiddels twintig auteurs die voor alle drie de grote prijzen is genomineerd. Van Keulen en uiteraard Grunberg behoorden daar al toe.

maandag 1 oktober 2012

Louis Ferron over de jury van de AKO Literatuurprijs


‘Het klinkt waarschijnlijk onhoffelijk jegens de jury van de AKO-prijs, maar ik vond het niet plezierig om op één lijn gesteld te worden met zo’n schrijver als Frans Pointl – ik schrijf toch een geheel ander en beter soort letterkunde – of een mager publiciste als Christine d’Haen.’
(Louis Ferron tegen Ischa Meijer, Nieuwe Revu, 1990, in: Het moet pijnlijk blijven. De mooiste schrijversinterviews, AKO, 2011)

Louis Ferron zei dit vlak nadat hij de AKO Literatuurprijs had gewonnen voor zijn roman Karelische nachten. Hij verwoordde een voor veel genomineerde schrijvers bekend sentiment. Hoe kan de jury in godsnaam mijn boek van hetzelfde niveau beschouwen als die pulp van x en y? In zijn geval kon Ferron eerlijk zijn emoties delen zonder gefrustreerd over te komen – de jury had immers zijn boek tot de beste bestempeld. Maar er zijn genoeg auteurs op een shortlist geweest die, zeker als direct na de bekendmaking van de winnaar de teleurstelling vers en fel is, het extra zuur vonden dat uitgerekend een minder gewaardeerde schrijver de hoofdprijs kreeg. Ik herinner me Tom Lanoye en Peter Terrin op de uitreiking van een Libris Literatuurprijs die best van elkaar hadden willen verliezen, maar nooit van die zoete columnbundel Kleine dagen van Bernard Dewulf.
Dit jaar zal het niet anders zijn onder de schrijvers die op de Toplijst van de AKO Literatuurprijs 2012 staan. De jury vond dit de zes beste boeken van het afgelopen jaar, maar daarmee kunnen de zes auteurs elkaars werk niet noodzakelijkerwijs even goed pruimen. Als jurylid zou ik graag weten hoe zij hun eigen werk afzetten tegen dat van de andere genomineerden, maar behoudens een enkele uiting van lof zal ik dat wel nooit te horen krijgen. Net als Ferron zouden zij het onhoffelijk vinden openlijk andermans werk af te kraken. Niet zozeer tegenover de AKO-jury – daar geloof ik niets van: die krijgt met alle plezier de schuld van zoveel onoordeelkundig vermogen. Maar tegenover elkaar.
(De afgelopen drie jaar dat ik in de jury was heb ik ook maar weinig anders van de genomineerde schrijvers gehoord dan beleefdheden.)