Een superieure soap over de geschiedenis van Hollywood. De derde roman van Jan Van Loy is een archetypische biografie van een studiobaas.
Een swingende biopic uit Hollywood
De geschiedenis van Hollywood is zelf een exuberante Hollywoodfilm. Het is een verhaal van oogverblindende glitter en glamour, van schoonheid, rijkdom en eindeloze feesten. Maar ook een verhaal van machtsmisbruik, verslaving en genadeloze concurrentie. Eigenlijk is het een cliché, zo veel films, toneelstukken en romans als er inmiddels zijn geschreven die het verhaal dankbaar uitbuiten. Maar zo veel brille en zo’n ambitie als Jan Van Loy in Ik, Hollywood hebben auteurs zelden in hun werk gelegd. Van Loys derde roman is een groots episch werk dat alle literatuur over de filmindustrie in zich opslokt.
Aan de hand van de fictieve studiobaas Louie Peters, losjes gebaseerd op de legendarische Louis B. Mayer van MGM, sleept Van Loy de lezer in zeshonderd pagina’s door de hele filmgeschiedenis. De beginjaren, als de studio’s in Californië de markt veroveren omdat de eeuwige zon hen in staat stelt veel meer dagen te kunnen draaien. Het gouden tijdperk van het sterrensysteem, mega-producties en gesmeerde studio's die duizenden hapklare genrefilms per jaar maken. En de neergang in de jaren zestig, waardoor Hollywood ruimte maakte voor artistieke films. Louie Peters heeft het allemaal als hoofdrolspeler meegemaakt.
Een conflict of een drama dat het verhaal voortstuwt, heeft Ik, Hollywood eigenlijk niet. Louie richt zijn studio samen met zijn alcoholistische, luie, maar charmante broer op. Hij heeft een levenslange platonische relatie met zijn allereerste scriptschrijfster, die een kind van zijn broer krijgt. Hij poogt in het hedonistische Hollywood tevergeefs iemand te vinden die van hem houdt om wie hij is, ondanks zijn geringe lengte – vier voet elf, anderhalve meter – dan om zijn macht. Maar deze thema’s krijgen nooit diepgang. Het zijn eerder elementen in een soap.
Als Ik, Hollywood een film was, zou het een biopic zijn. Zo’n film moet in de eerste plaats inzicht bieden in the lifes and times van de hoofdpersoon. Dat doet Van Loy grondig. Louie is tot in het diepst van zijn vezels een avonturier en filmliefhebber voor wie deze vulgaire vermaaksindustrie een business was waar goed geld te verdienen viel en die pas later, met pijn en moeite, accepteert dat film kunst kan zijn. Ook hangt het succes van een biopic, bij gebrek aan dwingend conflict, af van stijl en vorm. Van de vaart waarmee het is geschreven. Van snedige dialogen, treffende beelden en sterke oneliners. Daarin slaagt Van Loy met verve. Ik, Hollywood swingt van de eerste tot de laatste bladzijde.
Knap is vooral het korset waarin hij zijn grootse verhaal insnoert en zo weet te voorkomen dat de roman een vormeloze brij van gebeurtenissen wordt. Van Loy verbindt acht episodes uit Louie’s leven aan één film die tekenend is voor die periode. ‘Het meisje van Macon’, gebaseerd op Gone with the wind, staat voor de absolute megalomanie waartoe het succes de filmindustrie staat. En ‘Brooklynsonate’, die doet denken aan het bijna twintig jaar later gemaakte Last Tango in Paris, is tekenend voor de grenzen die de tanende studio’s opzoeken om even spraakmakend te blijven.
Steeds verbindt Van Loy de taal en toon van al die episodes aan de sfeer van die films. Het eerste deel ademt dezelfde zonnige zorgeloosheid als het korte niemendalletje ‘Duke betaalt de huur’ dat het publiek naar de nickelodeons moet lokken. Als vanzelfsprekend lukt alles wat Louie en Charlie opzetten. Het geluk lacht hen bij voortduring toe. Andersom heeft het korte, achtste en laatste deel iets van het kort maar krachtige experiment vol zware symboliek die ook de artistieke film uit die periode – denk aan een filmmaker als Pier Paolo Pasolini – kenmerkt.
Zo heeft Van Loy het leesplezier zo groot gemaakt dat je werkelijk van Louie Peters gaat houden en zelfs de merkwaardige epiloog accepteert. Als de rol van de studiobaas is uitgespeeld, springt Van Loy dertig jaar vooruit in de tijd. Hij introduceert een ik-verteller die door een mysterieuze man wordt gevraagd het levensverhaal op te tekenen van een honderdplusser die in zijn Brussels appartement verblijft. Louie dus. Waarom doet Van Loy dit? Om te laten zien dat Louie’s leven fictie is? Of juist echt gebeurd kan zijn? Om iets te laten zien anders van Louie’s Belgische nazaten?
Met de epiloog overspeelt Van Loy zijn hand. Alleen omdat je geen afscheid van de studiobaas kan nemen, lees je door. Maar dat is natuurlijk al een groot compliment. Er zijn maar weinig personages in de literatuur van wie het moeilijk is afscheid nemen is na de laatste pagina.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten