Waarom zou een striptekenaar ook geen roman kunnen schrijven? Jean-Marc van Tol – die de bibliotheek als een verouderd concept beschouwt – schroefde het aantal Fokke & Sukke-cartoons terug om ruimte te maken voor zijn oude liefde: historisch onderzoek. Het resultaat is de roman Musch die je geraffineerd doet geloven dat de geschiedenis precies zo is gelopen als hij schetst.
Als het interview is afgelopen, wordt Jean-Marc van Tol zo ongeduldig als een kind wiens verjaardag bijna is aangebroken. Hij heeft anderhalf uur honderduit gepraat over zijn debuutroman, de openbare bibliotheek en het 25-jarig jubileum van de Fokke & Sukke-cartoon. Maar opeens dringt tot hem door waarom hij bij het Nationaal Archief in Den Haag wilde afspreken: om verder te gaan aan zijn onderzoek. 'Er liggen hier documenten op me te wachten waar al meer dan honderd jaar niemand naar heeft gekeken. O man!'
Door het succes van Musch, het eerste deel van een trilogie over Johan de Witt, heeft Van Tol alleen maar meer zin gekregen om eraan verder te werken. 'De boekenwereld is nog al van de stammen en bloedgroepen', had hij eerder verteld. 'Ik had geen idee hoe die zou reageren als ik, bekend van Fokke & Sukke, met een historische roman kwam. Maar de reactie is me honderd procent meegevallen. Ik kreeg erg veel positieve recensies. En na vijf maanden zijn er bijna 10.000 exemplaren verkocht. Dat had ik nooit verwacht.'
Van Tol omschrijft Muschals 'historische fictie voor mannen'. Anders dan in de historische romans van bijvoorbeeld Simone van der Vlugt vertelt hij geen liefdesverhaal, maar beschrijft hij de keiharde, gewelddadige machtsstrijd tussen prins Willem II en de regenten in 1650 die de opkomst van toekomstige raadspensionaris Johan de Witt markeerde. 'Het succes kun je denk ik ook verklaren doordat er weinig van dat soort boeken zijn. Robert Harris, Jan van Aken, Hilary Mantel en dat is het dan. Muschvult een gat.'
Hij kan daarom ook die ene 'flauwe' recensie van De Groene Amsterdammer plaatsen. 'Deze criticus vond de taal niet zo literair. Dat klopt. Ik vertel de geschiedenis na, aan de hand van echte en verzonnen contemporaine bronnen – brieven, dagboeken, memoires –, voor mannen tussen de dertig en vijftig die niet veel lezen. Mannen als mijn broertje, die ik voor ogen heb gehad. Dan moet je geen ingewikkelde metaforen gebruiken, maar zó schrijven dat je gemakkelijk doorheen kan. Een tip die ik trouwens van Simone van der Vlugt kreeg.'
Om de ontstaansgeschiedenis van Muschte vertellen, gaat Van Tol terug tot 2011. Fokke & Sukke bevond zich op het toppunt van populariteit. Ieder medium, organisatie of particulier wilde een cartoon van de eend en de kanarie. Als tekenaar van het driemanschap dat de grappen bedacht had hij zes dagen per week zes deadlines per dag. Moest hij doorgaan tot hij een burn-out kreeg? Moest hij een studio worden en, als een Walt Disney of een Willy Vandersteen, zijn identiteit verkopen?
Geen van beiden natuurlijk. 'Ik voelde een grote behoefte om dingen voor mezelf te doen, zoals ook Bastiaan [Geleijnse] en John [Reid] altijd dingen ernaast hebben gedaan. Dat we de keuze hadden om ook het aantal opdrachtgevers drastisch te verminderen, voelde als een soort inzicht. De strips voor De Wereld Draait Door bijvoorbeeld: we hadden dat vijf jaar gedaan, heel leuk en eervol, maar ik was er zó klaar mee. Waarom zouden we daarmee doorgaan? Voor het geld? Dat is eigenlijk geen goede reden.'
Sindsdien staan Fokke & Sukke alleen nog in NRC Handelsblad, dat eind september het 25-jarig jubileum groots vierde met een speciale editie van de krant waarin alle afbeeldingen waren ingevuld door cartoons, en de vakbladen van uitgeverij Rendement. Slechts heel af en toe maakt het driemanschap nog een uitzondering, als het voorstel aansluit bij hun persoonlijke voorkeuren. 'Ik vroeg me wel af of Fokke & Sukke als merk zou verdwijnen. Maar dat is niet gebeurd. De fanbase is groot genoeg.'
Tegen deze achtergrond kon Van Tol het jubileum ontspannen vieren. 'Voor mij is 25 jaar geen mijlpaal. Ik vind het gewoon leuk om met z'n drieën grappen te verzinnen. Het is fijn dat anderen dat leuk blijven vinden. Op zo'n dag waarop we de speciale krant maakten, voel je echt hoezeer er van je gehouden wordt. Maar het leukst blijft om de grappen te verzinnen. Omdat het iedere keer weer spannend en verrassend is te bedenken welk onderwerp je neemt en welke grap je erover kunt maken, zie ik ons er ook nog lang meer doorgaan.'
Zeven jaar geleden begon Van Tol dus te zoeken naar een invulling van de vrijgekomen tijd. Hij probeerde van alles, waaronder het maken van een documentaire. Toen realiseerde hij zich hoe fijn hij schrijven vond en hoezeer je alleen dan echt kunt maken wat je zelf wil – zeker als je zoals hij met uitgeverij Catullus je eigen werk publiceert. Daarna werkte hij aan verschillende boeken die hij allemaal opgaf. Pas toen hij een vak uit zijn studietijd herinnerde, vond hij zijn onderwerp.
'En bijna niemand die ik erover vertelde, kende dat geweldige verhaal van Willem II en de mislukte belegering van Amsterdam', vertelt hij. 'Het mooie was dat ik daarbij onderzoek in archieven kon doen, wat ik destijds ook zo heerlijk vond. Het duurde wel even voor ik mijn vorm had gevonden. Dankzij Game of Thrones, dat ik met mijn zoon keek. Daarin wisselt niet alleen per scene de verhaallijn, maar ook de art direction. Toen dacht ik: ik kan al mijn bronnen integraal opnemen – met ieder zijn eigen toon.'
Zo kreeg hij het beoogde effect: dat je als lezer denkt dat de geschiedenis precies zo schandelijk is verlopen als Van Tol schrijft, inclusief vergiftiging en pedofilie. 'Ik heb van alles verzonnen, maar bleef steeds zo dicht mogelijk bij de bronnen. Zo ís er een dagboek van graaf Willem Frederik. Alleen: het jaar 1650 ontbreekt. Omdat we door andere bronnen weten wanneer hij waar was, heb ik zinnen uit de rest van het dagboeken genomen en die – ingevuld met nieuwe feiten – in "mijn" jaar geplaatst. Echter kan het niet lijken.'
Het werk aan Muschbracht Van Tol ook naar de nabijgelegen KB. Waarschijnlijk is dat de enige bibliotheek die hij de afgelopen vijf jaar van binnen heeft gezien. 'Daarvoor kwam ik vaak in de openbare bibliotheek bij mij om de hoek in Soest. Met mijn zoon: de bibliotheek hoorde bij de opvoeding. Met mijn vrouw, die veel leest. Maar tegenwoordig? Ik koop alles digitaal. Wat ik zoek aan 19e eeuwse geschiedenisboeken heeft de bibliotheek ook niet. En dat filiaal om de hoek is een van de twee in Soest die zijn gesloten.'
Ook van de digitale bibliotheek maakt hij geen gebruik. Waarom zou hij? Het aanbod, het gemak en de functionaliteiten van de online bibliotheek haalt het niet bij dat van concurrenten als Bol.com en Amazon. 'Als geld er niet echt meer toe doet, kies je toch voor gemak', zegt hij. 'Als uitgever heb ik trouwens ook nooit toestemming gegeven om Fokke & Sukke digitaal beschikbaar te stellen via de bibliotheek. De deal die daarvoor is gesloten vind ik belachelijk. Ook het nieuwe convenant. Auteurs en uitgevers krijgen te weinig.'
Door deze ervaringen beschouwt hij de bibliotheek als een verouderd concept. Ooit was de instelling er voor iedereen, nu feitelijk alleen voor jonge kinderen die al dan niet via school tot lezen moeten worden gebracht, en ouderen met te veel vrije tijd. De nieuwe functies die de bibliotheek heeft gekregen, zoals ontmoeting en debat, versnellen eerder de erosie van de uitleenfunctie, denkt hij. 'Er zijn andere plekken om elkaar te ontmoeten. En echt debat is er niet, omdat alleen de witte, hoogopgeleide elite erop af komt.'
Misschien kan er van onderaf ooit iets nieuws komen. Van Tol is vol lof over bibliotheekmedewerkers. Dat vindt hij pas mensen met hart voor de zaak. 'De bibliotheek is voor hen niet zomaar een baantje, maar een roeping. En omdat echte verandering niet komt door "transities" en "cultuuromslagen" van bovenaf, maar van onderaf bij mensen gewoon met iets nieuws beginnen, is het goed denkbaar dat juist deze gewone bibliotheekmedewerkers een bibliotheek scheppen die echt een nieuwe maatschappelijke betekenis kan krijgen.'
In verlengde van zijn klachten over de openbare bibliotheek als gebruiker, is de instelling ook voor hem als leverancier minder relevant dan tien jaar geleden. 'De inkoop is sterk afgenomen. Van het Fokke & Sukke-jaarboek Het afzien van...worden maar tweehonderd exemplaren ingekocht. Van andere uitgaven nog minder. En ook al zijn strips populair, wat ik aan leengeld krijg is heel weinig. Een paar honderd euro. Al kan ik onmogelijk het aantal uitleningen controleren bij de schimmige organisaties als Lira en Pictoright.'
Evenmin geeft hij nog lezingen in de bibliotheek. 'Ik heb dat veel gedaan. Ik vind het ook superleuk: voor een klein publiek vertellen wat ik interessant vind. Maar ik kan de tijd en energie niet meer opbrengen om soms uren te reizen. Ik heb het ook niet, als andere auteurs, nodig als aanvulling op mijn inkomen. Dan besteed ik mijn tijd liever aan andere dingen. Ik moet elke dag grappen voor Fokke & Sukke verzinnen en probeer iedere week wel een keer naar het Nationaal Archief te komen om onderzoek te doen.'
Dus – zo wil Van Tol maar zeggen – als hij nu naar de documenten mag die boven klaar liggen: héél graag.
(Eerder verschenen in Bibliotheekblad)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten