zaterdag 28 december 2019

Interview: Frank Tazelaar en Monique Warnier over overname Hijman Ongerijmd (Boekblad)

Frank Tazelaar en Monique Warnier zijn in twintig jaar gegroeid van organisatoren van literaire festivals tot allround literaire professionals. En nu worden ze ook boekverkoper in Arnhem. Een gesprek aan de vooravond van de 25e editie van hun Wintertuinfestival.

Twintig jaar geleden kreeg Frank Tazelaar de leiding over Wintertuin. Dat was toen uitsluitend een tweejaarlijks festival in Arnhem en Nijmegen. In 2001 trad Monique Warnier daar in dienst. Sindsdien zijn de activiteiten van het productiehuis fors uitgebreid. Die omvatten nu een reeks festivals en evenementen in binnen- en buitenland, een uitgeverij (sinds 2009) en een agentschap (sinds 2014). Ook zetten beiden de opleiding Creative Writing op aan de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem en initieerden ze het internationale CELA-netwerk voor talentontwikkeling – Connecting Emerging Literary Artists. Wat deden ze eigenlijk niet rond schrijvers en boeken?
Boeken verkopen dus. Aan die lacune komt per 1 januari een einde. Dan nemen Tazelaar en Warnier boekhandel Hijman Ongerijmd in Arnhem over van Theo Beneder en Hermien Mijnen. Warnier, die bijna twintig jaar geleden bij boekhandel Roelants in Nijmegen heeft gewerkt, krijgt de dagelijkse leiding. Tazelaar gaat zich toeleggen op publiciteit en programmering. Warnier, al sinds 1 september in de winkel om ingewerkt te worden, heeft ontslag genomen als hoofd programmering bij Wintertuin. Tazelaar doet zijn werk voor de boekhandel naast een baaierd aan andere bezigheden.

De eerste vraag is natuurlijk: waarom een boekhandel?
FT: ‘We zijn fanatieke lezers. Monique heeft heel plezierige herinneringen aan Roelants. En jij wilde toch wat anders doen?’
MW: ‘Inderdaad. Wintertuin is een fantastische plek, waar ik het erg naar mijn zin heb gehad. Maar ik had na bijna twintig jaar behoefte aan iets anders. Deze boekhandel is een heel welkome kans. Het ligt in het verlengde van wat ik deed en is toch iets heel anders. Ik word er blij van om hier te werken. Het is net als vroeger bij Roelants: de hele tijd het gesprek met mensen over boeken. “Heeft u dat boek gelezen? O, dan moet u dit boek proberen.” Heel leuk.’
FT: ‘En wij waren al langer met elkaar in gesprek over de toekomst van het boekenvak en hoe wij daarin verder kunnen. Daarin kwam de vraag boven of we een boekhandel zouden beginnen of overnemen. De overname zat dus al in het vat.’

Waarom?
FT: ‘Wat we net allemaal opsomden, waren oppervlakkige redenen om een boekhandel over te nemen. Er is een diepere reden. In onze branche is namelijk een mix van activiteiten – en de verbinding tussen de activiteiten natuurlijk – de enige manier om rond te kunnen komen. En om betekenis toe te kunnen voegen. Een boekhandel neemt een heel belangrijke positie in de keten van het boek in. Als podium voor literatuur, maar ook zelfstandig als cultureel object. Wij wilden daarom graag een boekhandel bij onze mix van activiteiten.’

En dan het liefst Hijman Ongerijmd?
FT: ‘Wij kennen deze winkel goed. We werkten met hen samen voor ons Arnhemse literatuurfestival Nieuwe Types. We gebruiken De Boeksalon op de eerste verdieping voor cursussen en presentaties. En vooral: er is een levendige uitwisseling met onze studenten van ArtEZ, die hier werken of recensies schrijven voor de site van de boekhandel.’
MW: ‘Dus toen we hoorden dat Theo en Hermien een opvolger zochten, vonden we het op z’n minst interessant om het gesprek aan te gaan.’
FT: ‘Dat gesprek was vanaf het begin heel aangenaam. We hebben als lezers affiniteit met dezelfde boeken. Het bleek al gauw dat Theo iemand zocht die de winkel in zijn geest wilde voortzetten. En in zijn toekomstvisie konden wij ons goed vinden.’

Wat voor winkel is Hijman Ongerijmd?
FT: ‘In de eerste plaats is het een klassieke boekhandel met een goed assortiment en een lange traditie – volgend jaar bestaat hij 125 jaar – op een prachtige plek. Het is een brede boekhandel, die toch een duidelijk herkenbare eigen identiteit heeft vanwege de nadruk op literatuur. De poëziecollectie vind ik goed, maar ook het aanbod kunstboeken en filosofie is van een hoog niveau. Het is een heel gezonde mix.’
MW: ‘Dat vertaalt zich in de klanten. Die groep is heel breed. Van mensen die een krantje komen halen tot mensen die met vijf nieuwe titels de deur uitgaan, iedereen komt hier.’
FT: ‘In de tweede plaats is Hijman Ongerijmd een cultureel instituut waar het boek en de schrijver centraal staan.’
MW: ‘Het is een winkel met een heel kundig team. Iedereen heeft een enorme expertise en veel hart voor de zaak.’
FT: ‘Voor elk genre is iemand. We hebben zelfs iemand die managementboeken leest en daar zinnig en met plezier over kan praten. Daardoor kunnen wij met onze klanten het gesprek aangaan over alle boeken – en niet alleen over romans en poëzie.’
MW: ‘Maar het is vooral een winkel met heel veel potentie. En dan kom ik op de ruimte voor activiteiten boven. De boekhandel biedt al veel plek aan allerlei organisaties uit de stad. Daar willen wij nog verder in gaan.’

‘Een heel gezonde mix’, hoor ik. In 2013 ging – toen nog – Hijman & Arends failliet.
FT: ‘De winkel staat er nu goed voor. Hij vaart scherp aan de wind, zoals veel boekhandels, maar de situatie is sterk verbeterd. Anders waren we er ook niet ingestapt.’

Hoe is de winkel erbovenop geraakt?
FT: ‘De concurrentiepositie is veranderd. Theo’s eerste winkel Ongerijmd is verdwenen toen hij Hijman & Arends redde en beide winkels samenvoegde. Het Colofon is erbij gekomen. Maar vooral het verdwijnen van Polare – de zichtbaarste boekhandel van de stad – heeft ons geholpen. Net als het aantrekken van de markt. Vlak ook het beleid van Theo en Hermien niet uit, het enorm betrokken team van de winkel en de rol van de zogeheten reddende engelen: de crowdfunders die destijds bij elkaar een ton als gift of lening in de winkel staken. Dat heeft een netwerk van klanten opgeleverd die nog steeds zeer nauw bij de winkel betrokken zijn.’
MW: ‘Door de opkomst van internet hoor ik mensen tegenwoordig zeggen dat ze bewust bij ons kopen. Dat was twintig jaar geleden bij Roelants niet. Een fysieke boekhandel bezoeken is bijna een activistische daad geworden. Je klanten – en echt niet alleen de ouderen, die nu eenmaal gewend zijn in een winkel te kopen – zijn je strijdmakkers geworden. Die moeten we koesteren.’

Toch legden jullie zojuist de nadruk op de bovenverdieping. Zonder hadden jullie Hijman Ongerijmd niet overgenomen?
MW: ‘Ik denk het niet. We zouden elders een ruimte kunnen vinden. We zouden een samenwerking aan kunnen gaan. Maar dat zou niet hetzelfde zijn.’

Waarom is de ruimte voor activiteiten zo belangrijk?
FT: ‘De status van het boek en van de auteur zijn aan het veranderen. We leven in het einde van de romantische periode, waarin het boek een middel voor de auteur is om zichzelf uit te drukken. We keren terug, zeg ik weleens, naar de tijd van voor de uitvinding van de boekdrukkunst, toen de auteur een middel voor de maatschappij was om zich uit te drukken. Dat betekent dat de status van het boek niet langer in het boek zelf of in de auteur ervan ligt, maar in de verbinding met de lezer. Het is zoals Alessandro Baricco zegt in De barbaren: “De betekenis van het boek is niet gelegen in het boek alleen, maar in de hoeveelheid wereld die door het boek heen kan waaien.” En hoe maak je die wereld zichtbaar? Met programma’s en ontmoetingen. En dus moet deze winkel een “plaats van ontmoeting” zijn, zoals nu al boven de toonbank staat. We beogen met de boekhandel daarmee eigenlijk hetzelfde als met al onze activiteiten.’

Want?
FT: ‘We hebben in 2004 productiehuis Wintertuin opgericht – een levendige organisatie waar momenteel achttien mensen werken. De missie daarvan zou je kunnen omschrijven als: literatuur inzetten als middel om te verbinden. Dat doen we met een agentschap en een kleine uitgeverij, die bedoeld zijn om auteurs en hun kunstenaarschap in iets groters in te bedden. En dat doen we met allerlei projecten, waarmee we literatuur en onderwijs verbinden, literatuur en andere kunstvormen, literatuur en ouderenzorg, auteurs hier en auteurs uit het buitenland.’

Jullie brengen je eigen ervaringen dus nadrukkelijk in bij de boekhandel.
FT: ‘Inderdaad. En niet alleen onze eigen ervaring. In ons netwerk zitten veel mensen die wij hebben opgeleid aan de ArtEZ of die we daarna via Wintertuin begeleidden, die we bij de winkel betrekken. Een deel van de activiteiten wordt georganiseerd door een jonge redactie. Ook zetten we onze alumni in als bijvoorbeeld interviewer.’

Als gratis of goedkope arbeidskrachten?
FT: ‘Zeker niet. Wij leren onze studenten juist dat ze geld kunnen vragen voor de kennis en de kunde die ze opdoen tijdens hun opleiding. Iedereen in dit vakgebied, zeker aan de producerende kant – als schrijver of als programmamaker –, moet betaald krijgen voor zijn of haar werk. Wat we straks wel doen, is de boekhandel en de activiteiten los van elkaar trekken. De activiteiten worden gefinancierd door een aparte stichting die we hebben opgericht: Writerswriters. Dat is een culturele stichting die zijn inkomsten niet alleen haalt uit wat hij voor de winkel doet, maar ook uit opdrachten voor derden: van het uitvoeren van cursussen tot het organiseren van debatten. En uit subsidies, wanneer de stichting cultureel beleid van de overheid of fondsen uitvoert.’
MW: ‘Een boekhandel moet zijn activiteiten wel organiseren via een aparte stichting. Als je activiteiten financiert vanuit de winkel, hebben je mogelijkheden een heel laag plafond. Dan gaan de activiteiten namelijk drukken op je winkel, terwijl ze juist bedoeld zijn om je winkel te versterken.’

Profiteert de winkel ook anderszins van jullie netwerk?
FT: ‘Ik denk het wel. We willen meer samenwerking van de grond krijgen rondom de standaardmomenten als de Boekenweek. Denk ook aan reeksen met het Filmhuis of Toneelgroep Oostpool, die tegenwoordig verdacht veel boekbewerkingen op de planken brengt.’

Is het ideaal dat jullie elke dag op de bovenverdieping een activiteit hebben?
MW: ‘Drie verschillende activiteiten per week is het mooist. En in de zomer en tijdens de drukke cadeauperiode wat minder vaak.’

De nadruk van Hijman Ongerijmd op programma’s in de boekhandel lijkt tegen de trend in te gaan. Ik zie andere winkels snoeien in hun activiteiten – als bezuiniging, of omdat het effect te gering is. Er komt te vaak hetzelfde kleine groepje opdagen.
FT: ‘Ik zie toch meer boekhandels in Nederland als een literair podium opereren. Bij Dekker van de Vegt in Nijmegen is programmering een steeds groter onderdeel van de winkel. Bij De Drvkkery in Middelburg ook. Van Piere in Eindhoven heeft met de Boekie Nights van Wim Daniëls iets heel moois neergezet. Maar het gevaar is wel dat een boekhandel het niet serieus genoeg neemt. Dan worden programma’s een soort add-on van je verkoopactiviteiten. Daar boor je geen nieuw publiek mee aan, dat op zoek is naar verdieping en inhoud. Bij Hijman Ongerijmd zullen we dan ook geen verkooppraatjes organiseren van een bekende auteur over zijn nieuw verschenen titel. De inhoud staat voorop. Wel moet er een duidelijke relatie tussen boven en beneden zijn. We zullen boven boeken en thema’s centraal stellen die we beneden verkopen.’

Halen jullie je inspiratie voor typische boekhandelsprogramma’s bij genoemde winkels?
FT: ‘De Boekie Nights zijn een voorbeeld. Maar ik haal ook inspiratie – en expertise – uit het Europese CELA-netwerk. Veel literaire organisaties met wie we daarin samenwerken, baten ook boekhandels uit. Passa Porta in Brussel, dat boekhandel, festival en residentie is. En organisaties in Óbidos (Portugal), Belgrado, Praag. Het is heel interessant om te onderzoeken hoe zij het financieren of nieuwe publieksgroepen aanboren.’

Kun je daar een voorbeeld van geven?
FT: ‘In Belgrado hebben ze een Blue Pen Café. Daar komen schrijvers, die elkaar feedback geven. Positieve feedback, vandaar die naam. Dat organiseren ze twee ochtenden per week. Wat vaak!, dacht ik. Maar het zit elke ochtend vol. Hoe kan dat? In Óbidos hebben enkele boekhandels gezamenlijk een heel interessant YA-festival. Hoe slagen zij er daarmee in om zich te verbinden met een nieuw publiek? Ik wil graag die successen vertalen naar de Nederlandse situatie. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat ik, anders dan de meeste boekverkopers, voor mijn werk door Europa reis en daar veel mensen ken.’

Eind deze maand is de 25e editie van het Wintertuinfestival, dat dit jaar het thema gastvrijheid heeft. Hoe gaat het daarmee?
FT: ‘Ook daar hebben we de gevolgen ondervonden van de veranderde status van het boek waar ik over vertelde. Toen wij bij het festival betrokken raakten was er nog geen internet: van Bol.com tot sociale media. De verbinding tussen schrijver en lezer was heel anders. Het ging ons er toen eerder om grote namen op het podium te zetten.’
MW: ‘Dat wij literatuur als podiumkunst wilden brengen, was toen nieuw. Nu niet meer. Wij zijn daarom – ook door de festivalisering van Nederland – de kant op gegaan van verdieping, het onderzoeken van de relatie tussen literatuur en maatschappij, verbinding.’
FT: ‘Wij zijn verschoven van presentatie naar inbedding, zou je kunnen zeggen. Niet meer: literatuur presenteren en verder niets. Maar: schrijvers stimuleren hun kunstenaarschap te verbreden.’

Er is veel publiek voor een dergelijk inhoudelijk festival?
FT: ‘Ons publiek is alleen maar gegroeid. Het is een divers publiek ook. Het is als een plein in een dorp aan de Middellandse Zee, waar allerlei soorten mensen bij elkaar komen. Vorig jaar hadden we amper grote namen op het Wintertuinfestival. Toch was het knal uitverkocht. Zeker bij een jong publiek zie je heel sterk de behoefte om via fictie de wereld te lezen, zoals Ali Smith dat noemt.’

Zie je ook andere partijen in het boekenvak inspelen op die verandering richting literatuur als middel om de maatschappij te begrijpen?
FT: ‘Zeker. Je ziet dat bij allerlei auteurs: van Zadie Smith en Valeria Luiselli in het buitenland tot Bregje Hofstede, Nina Polak en Alma Mathijsen bij ons. Er is echt een gemeenschap van lezers rond dit soort jonge schrijvers. Ook een auteur van onze generatie als Ilja Leonard Pfeijffer komt opeens met een pamflet over ironie. En uitgeverijen, die allemaal redacteuren hebben uit dezelfde leeftijdsgroep, sluiten daar als vanzelf bij aan. Das Mag. Pluim. Atlas Contact. De Bezige Bij. Ook andere.’

Beogen jullie hetzelfde met de Wintertuin-uitgeverij?
FT: ‘Nee. Wij geven alleen chapbooksuit, bedoeld om jong talent in een bepaalde fase van hun ontwikkeling te steunen. Daarna groeien ze door bij reguliere uitgeverijen. Lisa Weeda zit nu bij De Bezige Bij, Simone Atangana Bekono bij Lebowski. Je kunt hooguit zeggen dat het allemaal auteurs zijn van wie wij geloven dat ze een breder kunstenaarschap nastreven dan, bij wijze van spreken, alleen maar goed blokfluit kunnen spelen.’

En jullie zijn een agentschap begonnen om auteurs ook daarna te kunnen blijven ondersteunen?
FT: ‘We willen vooral een breder auteurschap ondersteunen, door ook opdrachten voor onze auteurs te regelen, hun werk in te bedden in lesprogramma’s, of het te internationaliseren. Commerciële agenten en uitgeverijen doen dat nauwelijks. Wij hebben bijvoorbeeld auteurs als Simone Atangana Bekono, Lotte Lentes en Joost Oomen via het CELA-project in het buitenland ondergebracht. Ze hebben zelfs contracten voor romans die hier nog niet verschenen zijn. Veel Nederlandse uitgeverijen zouden geen moeite voor hen doen omdat ze amper zijn gedebuteerd en nog niet een bepaalde status hebben in termen van verkoopcijfers. Wij doen die moeite wel, omdat het ons gaat om inbedding – via programma’s, tijdschriften, vertalers, óók in het buitenland. We hebben nu elf auteurs onder contract, van wie dit of volgend jaar ergens iets verschijnt. Auteurs die we anders dan met onze uitgeverij onder contract houden. Helaas heeft het agentschap wel tot aanvaringen geleid met sommige uitgeverijen.’

Aanvaringen?
FT: ‘Nou ja, dat is een sterk woord. Het zijn gesprekken met een glas wijn, niet met een advocaat. Maar neem de vertaalrechten in het standaardcontract als voorbeeld. In geval van verkoop wordt dat bijna volledig toegeschreven aan de moeite die uitgeverijen daarvoor hebben gedaan. Zij krijgen daar 80 procent voor. Maar als je ziet hoe jonge auteurs opereren in internationale netwerken, is hun bijdrage daaraan groter. Dus die verhouding moet anders. We zijn nu zover dat de auteur 40 procent krijgt, of soms 50 procent. Maar dat moet hoger.’

Je ziet dus wel dat uitgeverijen anders over de rol van auteurs gaan denken?
FT: ‘Jawel. Uitgeverijen zien ook dat auteurs zich steeds breder ontwikkelen en stellen zich dan bijvoorbeeld op als agent. Maar er is nog een wereld te winnen. Ik tekende laatst een contract voor een auteur met een uitgeverij. Toen zei de uitgever tegen die jonge auteur: “Goh, doe je verder nog iets.” Alsof het schrijven van een boek het enige is! Deze auteur leeft volledig voor het schrijverschap, maar doet van alles – ze leidt bijvoorbeeld een schrijfwerkplaats met nieuwkomers. Een auteur zou niet eens meer uitsluitend van royalty’s kunnen leven als hij zou willen.’

Misschien wel als jullie je in je eigen boekhandel voor hen inzetten.
MW: ‘Ha ha. Er is nog geen aparte plank met al onze chapbooks, zoals bij Dekker van de Vegt, maar die komt er zeker. Maar we zullen toch vooral in de volle breedte gebruikmaken van hun literaire expertise, zoals Frank eerder vertelde. Als programmamaker, als interviewer, noem maar op.’
(Eerder gepubliceerd in Boekblad Magazine, nov 2019)

Geen opmerkingen: