maandag 27 april 2020

Uitgeverij Oevers: 'Heel fijn, dat het systeem in Nederland zo toegankelijk is' (Boekblad)

Uitgeverij Oevers was bedoeld om Franse literatuur over kunst uit te geven. Vier jaar na de start geeft Martijn Couwenhoven een veel breder palet aan titels uit. Toch voelen steeds meer mensen aan wat een typisch Oevers-boek is, constateert hij tot zijn genoegen.

Martijn Couwenhoven begreep het niet. Erik Hoekstra, inkoper van boekhandel Broekhuis, had zich lovend uitgelaten over de uitgaven van Oevers. Waarom legde hij dan in Twente geen stapels van Jon Fosse, Knud Sønderby of De rode lantaarn neer? 'Toen heeft hij me uitgelegd dat de inkoop een piramide is. Bovenin zitten een handvol bestsellers. Daaronder titels met een redelijke afzet. En helemaal onderin het gros. Wat óók nog verschijnt. Als er geld over is, kiest een boekverkoper daaruit de mooiste titels.'
Als hij maar lang genoeg dezelfde kwaliteit zou brengen, voorspelde Hoekstra, zou Oevers vanzelf het vertrouwen van de boekhandel winnen en gestaag hoger in de piramide komen. 'Dat blijkt uit te komen', zegt de uitgever met een glimlach. 'Ik merkte het aan de inkoopbeurzen in januari. Boekhandels die vroeger drie exemplaren inkochten, bestelden er nu zes of tien. Er kochten ook boekhandels in waarvan ik de naam nog nooit eerder voorbij had zien komen.'
Vanaf het begin moet hij het van de fysieke boekhandel hebben. Vooral de echt literaire boekhandels. 'Scheltema, Athenaeum, Van Rossum, Lovink, Bijleveld, Het Colofon', somt hij op. 'Vaak steunden ze me vanaf het begin. Eerlijk gezegd tot mijn verbazing. Ik dacht dat de literaire wereld gesloten was. Niet dus. En dat is eigenlijk cruciaal. Ik haal hooguit 30% via Bol.com. Mijn titels staan niet op bestsellerlijsten; alleen als mensen er online gericht naar zoeken, komen ze daar terecht. In de winkel kunnen ze er wel op stuiten.'

Vier jaar bestaat Oevers nu. Couwenhoven (1972) richtte de uitgeverij op toen omstandigheden hem dwongen na te denken over zijn carrière. 'Ik had de grafische school en de kunstacademie gedaan. Omdat ik veel las en schreef, nam ik een bijbaan bij De Slegte in Amsterdam. Op de afdeling tweedehands. Daar bleef ik hangen. Juist toen ik op het punt stond dat ik wat anders wilde, kwam de vacature van webredacteur voorbij. Heel leuk. Dat was ik voor De Slegte en later voor Polare, waar het in opging. Maar ja, Polare.'
Nadat de Zaankanter op straat kwam te staan, wilde hij terug naar de basis van zijn loopbaan: creatief zijn – bijvoorbeeld met het uitgeven van boeken. 'Ik dacht: hoe moeilijk kan het zijn? Ik ben belezen genoeg. Ik kan zelf binnenwerken en omslagen maken. Wat zou het dan kosten om duizend exemplaren te drukken? Ik heb een offerte bij een drukker gevraagd. Ik rekende uit hoeveel ik tegen welke prijs moest verkopen om quitte te spelen. Goed, je moet het boek de boekhandel in zien te krijgen, maar het leek me te doen.'
De vraag was alleen: wát uit te geven? 'Ik zocht iets met kunst en iets met Frankrijk. Dat sloot ook goed aan bij mijn interesse in Monet. Via allerlei omwegen stuitte ik op Maurice Leblanc, die in de eerste helft van de vorige eeuw een serie had geschreven over Arsène Lupin – die als gentleman-inbreker in die tijd de tegenpool van Sherlock Holmes was. Het was en is in Frankrijk een grote hit, maar in het Nederlands al decennia niet meer te krijgen. En: erg goed. Het zijn heel sfeervolle boeken.'
Leblanc uitgeven had twee voordelen. Het is rechtenvrij. En: het werk kwam misschien in aanmerking voor een Schwob-subsidie voor vergeten klassiekers. 'Het voldeed aan alle criteria. Ik betwijfelde of het Letterenfonds een subsidie zou toekennen aan een uitgeverij die nog niets had gepubliceerd, maar ik wilde het toch proberen. En zowaar, ik kreeg hem! Heel fijn, dat het systeem in Nederland zo toegankelijk is. Dat scheelde niet alleen in de kosten, het gaf me een entree bij de honderd deelnemende boekhandels. Dat was me anders nooit gelukt.'

Couwenhoven beschouwt de twee Arsène Lupin-uitgaven als het begin van Oevers. Helemaal waar is het echter niet. Neem alleen al de naam van de uitgeverij. Die bestond op dat moment bijna vijftien jaar. Couwenhoven had begin deze eeuw een column in het Noordhollands Weekblad. 'Ik wilde de Martin Bril van de Zaanstreek zijn. Dus toen ik een naam voor de columns moest bedenken, dacht ik: alle inwoners wonen aan de oevers van de Zaan. Oevers. Dat vond ik een heel mooie ingeving. En toen ik de uitgeverij begon nog steeds.'
Vanuit die journalistieke nevenwerkzaamheden – bijvoorbeeld ook recensies voor het tijdschrift En France – gaf hij ook al vóór 2016 enkele boeken uit. Van eigen hand: het jeugdboek De schatkaart van Monet, naar aanleiding van het bezoek van de Franse schilder in 1871 aan de Zaanstreek. En van anderen: de verhalenbundel De eerste keer, waarin de zestien mooiste inzendingen van een verhalenwedstrijd van het Noordhollands Dagblad in werden verzameld.
'Dat waren niet meer dan vingeroefeningetjes', vertelt Couwenhoven. 'Het waren eerder uitgaven in eigen beheer. Ik liet De schatkaart van Monet bij een plaatselijke drukker maken en verkocht hem beperkt: bij plaatselijke boekhandels en – vanwege het soort boek – bij kinderboekhandels in het hele land en sommige museumwinkels. En via Bol.com natuurlijk. Het was ook bedoeld om naar aanleiding daarvan schilderlessen te geven op lagere scholen, wat ik ook heb gedaan. Met Lupin wilde ik echt overal liggen.'

In vier jaar tijd heeft Oevers een breed fonds opgebouwd. Het aanvankelijke doel was vertaalde Franse literatuur brengen, bij voorkeur boeken die een link met kunst hebben. Het meesterwerk van Emile Zola, dat Oevers in mei van dit jaar brengt, zou je daarom kunnen beschouwen als de kwintessens van de uitgeverij: een Franse klassieker uit 1886 over een impressionistische schilder die alles opoffert voor zijn kunst. Het is, zoals Julian Barnes meent, 'de beroemdste roman over kunst'.
In de praktijk volgt de uitgeverij daarentegen de per definitie veelzijdige, individuele smaak van de uitgever. Hij stuit zelf op titels of wordt getipt door vertalers – 'en dan heb ik opeens vier Noorse schrijvers in mijn fonds. Het begon met Jon Fosse, een van de grootste Europese schrijvers van het moment die gek genoeg hier niet meer werd uitgegeven, wiens roman Melancholie I over een kunstenaar gaat. Daardoor paste het in eerste instantie goed bij mij. En nu heb ik ook Rune Christiansen en Edvard Hoem, een van de meest toonaangevende literaire schrijvers van Noorwegen.'

Couwenhoven vindt het lastig die smaak zo te omschrijven dat al zijn uitgaven erbij passen. 'Het moeten in ieder geval sfeervolle boeken zijn. Dat zie je al bij Lupin, wiens taal met niemand anders is te vergelijken en daarom terecht door het Letterenfonds wordt beschouwd als literatuur. Maar ook in andere boeken komt dat steeds terug. Soms zijn dat minder toegankelijke boeken, zoals Fosse. Soms zit het op het grensvlak, zoals Christiansen. Dat kun je lezen om de poëtische taal, maar ook alleen om het verhaal.'
Toch krijgen steeds meer mensen om hem heen een beeld van wat die smaak is – en wat dus een typisch Oevers-boek is. 'Laatst benaderde vertaalster Marijke Scholts mij. Een collega van haar had La lucina van Antonio Moresco uit het Italiaans vertaald: een roman over een man die zich heeft teruggetrokken in de bergen en geïntrigeerd raakt door het lichtje dat hij iedere avond aan de overkant ziet. Dat bleek inderdaad typisch Oevers: melancholiek, mooi van sfeer. Ik vind het heel fijn dat dat ontstaat: een clubgevoel van gelijkgestemden om me heen.'
Hetzelfde geldt voor de redactie van het literaire tijdschrift Terras, dat zich toelegt op vertaalde literatuur. 'Ik leerde hoofdredacteur Tommy van Avermaete kennen via een boek over Lucebert dat we brachten. Dat beviel goed. Toen bleek dat Terras, dat zat bij Perdu en Poëziecentrum, een uitgever zocht om breder te kunnen worden verspreid. Hij vond ons het beste passen, omdat we allebei het ontdekken van literatuur centraal stellen. Had ik interesse? Natuurlijk! Ik vind zo'n aanbod een groot cadeau.'

Binnen de definitie van een Oevers-boek blijkt plek voor alle mogelijke genres. Ook non-fictie als De keizer, dat ben ik van Hugo Horiot, waarin de auteur vertelt over zijn leven met autisme. Of fietsboeken als Ik en mijn fiets van Paul Fournel en Beste Bauke van zijn oom en voormalige Telegraaf-journalist Ron Couwenhoven. 'Ik wilde graag iets met de Tour doen. Dat is ook Frankrijk. Als iemand Fournel vergelijkt met Tim Krabbé's De Renner móét ik dat gewoon lezen. Vervolgens blijkt het heel goed.'
Daarnaast is Oevers in beeld gekomen bij Nederlandse schrijvers. Couwenhoven krijgt steeds meer manuscripten opgestuurd. Dat heeft ondertussen geleid tot de roman En in de nacht een riem van Chrétien Breukers, een dichtbundel en een non-fictieboek van Sabine van den Berg en een dichtbundel van Annelie David. 'Er zijn meer schrijvers die eerst elders hebben uitgegeven en nu bij mij aankloppen. Een van hen zei dat een andere uitgeverij ook geïnteresseerd was. Dan hoeft het voor mij niet. Je moet echt voor Oevers kiezen.'
Ook bracht Couwenhoven een roman van de debutante Anne Moon Disko. Hoewel het geen onbekende voor hemzelf is: zij is een pseudoniem van hemzelf. 'Het was oorspronkelijk een bundel verhalen dat ik al jaren had liggen. Toen Thomas Verbogt had gezegd dat het gepubliceerde verdiende te worden, zeker zes jaar geleden, heb ik het aan verschillende uitgevers opgestuurd. Het ketste steeds af. Ik kon wel schrijven, hoorde ik steeds, maar er was geen markt voor verhalen of het was niet toegankelijk genoeg.'
Dus dan maar zelf uitgeven. Na een laatste kritische blik bleken de verhalen wonderwel samen te klonteren tot één novelle: Kleine hellen. 'Het kreeg een goede recensie van Arjan Peters in de Volkskrant. Een aantal boekhandels en lezers lieten me weten het goed te vinden. Uitgever Jurgen Maas tipte Kleine hellen in De Morgen. Erg leuk allemaal. Ik heb het zelfs kunnen herdrukken. Maar een volgend boek doe ik niet meer zelf. Als museumdirecteur hang je ook niet je eigen werk op. Door Kleine hellen is nu een uitgever geïnteresseerd. Maar het boek is nog niet klaar, ik hoop het dit jaar af te ronden.'
Na vier jaar heeft Oevers een kleine dertig boeken uitgegeven. De verkoop daarvan valt Couwenhoven niet tegen. Van De andere naam van Jon Fosse Is de eerste druk van 1000 exemplaren uitverkocht en zojuist de tweede druk verschenen. 'En dat in drie maanden.' Ook van De rode lantaarn van Max Leonard, een boek over de nummer laatst in de Tour de France, is nog maar een klein stapeltje over van de eerste druk van 1250 exemplaren. 'Als straks de Tour weer begint, gaat dat weer lopen.'
En zo zijn er meer – voor zijn schaal – mooie successen. Couwenhoven rekent daar met nadruk ook de prijzen bij die zijn uitgaven hebben gekregen. 'Fosse's Melancholie I stond in 2018 op de longlist van de Europese Literatuurprijs', somt hij direct op. 'Michal van Zelm kreeg in hetzelfde jaar voor de vertaling van Een van ons slaapt van Josefine Klougart de Amy van Markenprijs. En De keizer, dat ben ik van Hugo Horiot werd bekroond met de Euregio Literatuurprijs voor Scholieren 2019.'
Zelf ervan leven kan hij nog niet. Couwenhoven werkt de helft van de tijd als redacteur van het gratis maandblad Uit de Zaanstreek.  'Al met al maak ik steeds genoeg winst om een volgend boek te financieren. Het scheelt ook dat ik voor veel titels subsidie voor de vertaalkosten kan aanvragen. In Noorwegen bij NORLA. In Denemarken bij een vergelijkbaar letterenfonds, die me ook al voor vier titels hebben ondersteund. In Nederland heb je het Letterenfonds: de Schwob-subsidie dus, maar ik heb ook een productiesubsidie gekregen voor het boek over LucebertDoor de schaduwen bestormd. En mijn vertalers kunnen zelf ook subsidie krijgen.'
Maar: ooit komt het moment dat hij zich wel fulltime op de uitgeverij kan richten. Daarvan is hij overtuigd. Dat blijkt uit de groei die Erik Hoekstra had voorspeld, maar ook uit de stappen die hij zelf neemt. Hij ging van vier naar tien, twaalf titels per jaar. 'En sinds 1 januari is New Book Collective mijn vertegenwoordiger, die ook fondsen als Koppernik en Orlando in zijn portefeuille heeft. Die combinatie is heel tof: dat zijn allemaal uitgeverijen die hun eigen koers varen. Dat moet het fonds naar een hoger plan kunnen tillen.'
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, feb 2020)

zie ook:

Geen opmerkingen: