De hoofdpersoon van Geachte
heer M. ondergaat het bezoek aan de
openbare bibliotheek als een kwelling. Dat geldt zeker niet voor zijn schepper.
Al delen M. en Herman Koch wel degelijk enkele meningen. 'Net als M. denk ik
dan: maak het helemaal gratis om bibliotheeklid te worden.'
Zit Herman Koch op één lijn met de schrijver M. uit zijn
nieuwe bestseller Geachte heer M.
[zie kader hieronder]? Als de auteur van Afrekening
en Bevrijdingsjaar ergens niet wenst
te komen, zo lijkt het, is het de openbare bibliotheek. Het gebouw, de bibliotheekklaar
gemaakte boeken, het personeel, het publiek – alles staat hem tegen, alles
ervaart hij als een persoonlijke belediging. Het is dat het bij het vak hoort
om lezingen te houden, anders trad de schrijver er nooit binnen.
'Het is honderd procent gedacht vanuit een schrijver van
bijna tachtig die het gehad heeft', reageert Koch aan de telefoon vanaf een
winderig terras. 'Ik hou graag lezingen in de bibliotheek, in sommige jaren
kwam ik er zelfs een paar keer per maand. Ik stel me nooit blasé op, ik probeer
juist de organisatie en het publiek een leuke avond te bieden. Als men achteraf
naar me toe komt om te zeggen: "wat was het leuk", is het voor mij
geslaagd. Dat heb ik mijn doel bereikt.'
Van 15 tot 1
Wel doet hij het een stuk minder vaak dan vroeger. Dat komt
omdat er een sleur in was geslopen. 'Eerst wilde ik het publiek veroveren. Maar
na dat vijftig te keer te hebben gedaan wist ik wel dat ik dat kon. Toen begon ik
het gevoel te krijgen dat ik alleen maar een trucje opvoerde. De tijd die het
kost begon me tegen te staan: de reis, de files, het rekening houden met
wanneer te eten. Ik ging om 15 uur de deur uit en was om 1 uur 's nachts thuis.
Dat gaat dwars in tegen wat ik wil als schrijver.'
Het automatisme om na verschijnen van een nieuw boek twintig
bibliotheken af te gaan, heeft hij daarom geschrapt. 'Ik doe het nog af en toe.
Dan blijf ik er plezier in houden.' Voor de gages van het optreden hoeft hij
het niet te doen – zó goed verkoopt zijn werk wel sinds hij met Het diner (2009) doorbrak naar het grote
publiek. 'Juist van bibliotheken die in hun uitnodiging zeggen dat ze geen geld
hebben, denk ik vaak: die doe ik gewoon wél. Ik kan me de luxe veroorloven.'
En hoe denkt Koch over de andere opvattingen van M. over
bibliotheken? De auteur reageert op een aantal pregnante uitspraken.
Wat is dat toch met bibliothecaressen? vraagt hij zich niet voor de
eerste keer af, terwijl hij achter haar aan loopt langs eindeloze kasten met te
vaak uitgeleende, beduimelde en daarom totaal onappetijtelijke boeken. Waarom
hebben ze allemaal hetzelfde haar? Hij heeft niets tegen vrouwen met kort haar.
Integendeel. Kort of zelfs gemillimeterd haar kan een vrouw prachtig staan. Maar
dit is iets anders. Dit is gemakkelijk
haar, makkelijk te onderhouden, als een tuin met alleen tegels en geen gras.
De bibliotheek is er een van het grondig verbouwde type, alles van een
veelkleurige (laagdrempelige!) nieuwigheid die de lezers moet verleiden hier
boeken te komen lenen, zoals ze nog niet eens zo heel lang geleden probeerden
de ongelovigen met popmuziek de leeglopende kerken in te lokken. Vroeger waren
bibliotheken nog gewoon stoffig, denkt hij, naar binnen gericht, vandaag de dag
proberen ze allemaal op vertrekhallen van vliegvelden te lijken. (p. 101)
Hebben alle
bibliothecaressen zulk gemakkelijk
haar?
'O, nee. Er zijn ook heel charmante bibliothecaressen. Er is
alleen een bepaald slag vrouwen, die veel wandelen, naar literaire avonden gaan,
van een leeftijd dat ze niet meer zo veel aan hun uiterlijk doen. M., met zijn
veertig jaar jongere vrouw, snapt daar niets van. Dit is een observatie van hem
omdat híj zo naar vrouwen kijkt.'
Zijn bibliotheekboeken
onappetijtelijk?
'Dat wel. Ik heb altijd liever gespaard om boeken te kunnen
kopen dan ze van de bibliotheek te lenen. In mijn vroegste jeugd al, van die
Prisma-pockets voor 1,75 gulden of zo. Ik vind bibliotheekboeken, die anderen
ook lezen, gewoon vies. Ik haat zulke boeken. Ik wil nieuwe in handen hebben.'
Ben je dan ook nooit
lid van de bibliotheek geweest?
'Misschien een jaartje, omdat mijn ouders me lid hadden
gemaakt. Daarna niet meer.'
Heb je zelf iets tegen
vernieuwde bibliotheekgebouwen?
'Ja. Het is dezelfde trend die je ziet bij stations: iedere
middelgrote plaats moet een supersonisch station hebben. Waarom? Soms zijn
nieuwe bibliotheekgebouwen architecturaal mooi, origineel, kleurrijk – de
bibliotheken van Almelo en Schiedam schieten me te binnen – maar het past niet.
Misschien ben ik nostalgisch, maar ik was laatst in de New York City Public
Library en dat is hoe een bibliotheek moet zijn: houten tafels, mooie lampen
erop en boeken aan alle muren. Stoffig, niet hip.'
'Heeft u er bezwaar tegen om in de pauze en na afloop te signeren?'
vraagt de bibliothecaresse, ze staan in de gang waar posters en
prikbordberichten zijn opgehangen.
Hoe zou hij daar bezwaar tegen kunnen hebben? Daarvoor is hij hier
toch? Waarom vragen ze dat dan altijd? (p. 101)
M. wordt nogal moe van
de terugkerende rituelen rondom schrijverslezingen – altijd dezelfde vragen van
tevoren, altijd hetzelfde publiek, altijd de wens om met de schrijver de kroeg
in te gaan. Maar een koud biertje in de pauze kan hij niet krijgen. Hoe is uw
ervaring?
'Soms zie je bij aankomst wel eens zestig koffiekopjes in
het gelid klaar staan. Dan weet ik al hoe laat het is. Als je dan vraagt om een
biertje, hoor je wat gegeneerd: "o, eh.. ja". Ik heb er ooit een
column over geschreven, die een tijd online te vinden was. Sindsdien zeiden ze
overal waar ik kwam: "Herman, het bier staat koud". Alsof ik een
zware alcoholist ben. Maar de meerderheid organiseert het allemaal prima.'
Het is niet zo krampachtig
als het in de roman overkomt?
'Nee hoor. Ik heb geen enkele klacht. Maar ik behoor ook tot
het type zonder kapsones. Ik stel geen eisen. Kleine of grote ruimte, met of
zonder microfoon – ik vind alles prima. Want het omgekeerde komt ook voor. Soms
stellen schrijvers zó veel voorwaarden dat de uitnodiging wordt verscheurd.
"Laat hem lekker thuisblijven". Ik kan uiteraard geen namen noemen.'
Het moet toch wel eens
vreselijk misgaan in bibliotheken?
'Wat zou er mis kunnen gaan? De meesten doen het vijf tot
tien keer per jaar. Die zijn zo ervaren in het organiseren van
schrijversbijeenkomsten. Ik was vorig jaar in een bibliotheek waar een aardige
jonge vrouw zei dat ze zenuwachtig was omdat het voor haar de eerste keer was.
"Ik help u er wel doorheen", zei ik. Het werd ook een heel leuke
avond. Dus zelfs als het de eerste keer is, kan er niets fout gaan.'
Sommige
bibliothecarissen stralen uit dat het vooral niet te lang mag duren,
constateert M. En na afloop klagen ze over collega-schrijvers die niet van
ophouden wisten.
'Natuurlijk, die heb je ook: bibliothecarissen die
schrijvers alleen maar uitnodigen omdat er een potje voor is. Die denken: als
het maar niet te lang duurt, dan ben ik op tijd thuis, heb ik nog iets aan mijn
avond. Ik probeer met iedereen rekening te houden: de fan voor wie het niet te
lang kan duren, maar ook de mensen – óók in het publiek – die een uur wel
genoeg vinden.'
'Ik had uw boek graag al voor deze middag gelezen willen hebben,' zegt
een vrouw op de tweede rij. 'Maar hier in de bibliotheek is het steeds
uitgeleend. Ik sta op de wachtlijst.'
Hij kijkt haar aan. (...) Hij heeft het nooit begrepen, waarom mensen
boeken zouden willen lenen. Ja, uit
geldgebrek waarschijnlijk, maar er zijn zoveel dingen die je jezelf uit
geldgebrek moet ontzeggen. (p. 110)
Vindt u dat mensen uw
boek moeten kopen in plaats van lenen?
'Dat moet iedereen zelf weten. Ik vind het soms wel jammer
dat mensen denken dat ze juist op een boek moeten besparen, en daar openlijk
voor uitkomen. Als je weinig geld hebt, oké. Maar ik heb meestal de indruk dat
het daar niet aan ligt. In de roman geef ik het voorbeeld van de kapper.
"Vier keer zoveel als de prijs van mijn boek", zegt M. tegen die
vrouw. "En toch zult u op die kapper nooit bezuinigen."'
Toch mist u inkomen.
'Als je puur commercieel denkt, zou het een voordeel voor
schrijvers zijn als alle bibliotheken verdwijnen. Het geld wat je per
uitgeleend boek krijgt is een fooi. Maar ik zie ook dat bibliotheken leesbevorderend
zijn en jongeren en mensen met weinig geld toegang tot boeken bieden. Net als
M. denk ik dan: maak het helemaal gratis om bibliotheeklid te worden. En laat
iedereen zo veel mogelijk boeken tegelijk lenen en ze zolang houden als ze
willen, drie maanden desnoods. Maak het voor iedereen zo makkelijk mogelijk.'
M. zet boeken lenen op
dezelfde hoogte als illegaal kopiëren.
'Ja, maar daar heb ik toch wel moeite mee. En tegelijk denk
ik: is illegaal kopiëren echt zo'n groot gevaar? Zouden meer mensen een e-boek
kopen als ze niet illegaal konden downloaden? Er is een groep die het leuk
vindt om alles te piraten. En de groep mensen die nu al betaalt is eigenlijk
groot genoeg.'
Tot slot: onlangs
verzamelde de VOB handtekeningen voor een petitie ter behoud van een bibliotheek in ieder gemeente. U stond niet bij de 'bekende ondertekenaars',
waarschijnlijk omdat u daarvoor niet bent benaderd.
'Nee.'
Maar onderschrijft u
het doel van de petitie wel?
'Dat weet ik niet. Ik heb daar niet over nagedacht. Ik denk
wel dat iets een functie moet hebben. Als niemand in een gemeente naar de
bibliotheek komt, geldt hetzelfde principe als voor de kruidenier. Dan is het
wellicht beter als het verdwijnt. Een digitale bibliotheek kan dan een prima
alternatief zijn voor wie alsnog boeken wil lenen. Iets anders vind ik de
boekhandel: het is goed als iedereen een papieren boek om de hoek kan kopen.'
KADER
Geachte heer M. onthult stap voor stap de relatie tussen een zekere Herman en de schrijver. Toen Herman begin jaren zeventig verantwoordelijk werd gehouden voor het verdwijnen van een leraar, schreef M. daar een roman over. De ingenieus geconstrueerde roman geeft antwoord op de vraag wat er werkelijk is gebeurd – terwijl Koch tegelijk diep ingaat op de vraag hoe fictie en werkelijkheid zich tot elkaar verhouden. Het resultaat is een meeslepende, doordachte roman die terecht overal lovend is besproken.
Geachte heer M. onthult stap voor stap de relatie tussen een zekere Herman en de schrijver. Toen Herman begin jaren zeventig verantwoordelijk werd gehouden voor het verdwijnen van een leraar, schreef M. daar een roman over. De ingenieus geconstrueerde roman geeft antwoord op de vraag wat er werkelijk is gebeurd – terwijl Koch tegelijk diep ingaat op de vraag hoe fictie en werkelijkheid zich tot elkaar verhouden. Het resultaat is een meeslepende, doordachte roman die terecht overal lovend is besproken.
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl op 31 mei)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten