vrijdag 12 mei 2017

Al in de Middeleeuwen ging betekenis voor vorm (Taalunie:Bericht)

‘Het meisje die’ lijkt grammaticaal gezien fout. Toch zeggen we dat al sinds de Middeleeuwen, ontdekte Margot Kraaikamp. De taalkundige wil echter niemand het recht ontzeggen daarover te blijven klagen.

Het Nederlands verandert terwijl je praat of schrijft. Dat merkt taalkundige Margot Kraaikamp al haar hele leven. ‘Je hoort of leest voortdurend nieuwe woorden of nieuwe uitdrukkingen. Je hoort het zelfs bij jezelf. Dan gebruik je opeens een woord dat je lang lelijk en raar hebt gevonden omdat het afweek van wat je gewend was. Ik vind die processen geweldig interessant. Al vanaf me op de middelbare school de overeenkomsten tussen het Engels en het Nederlands opvielen zoals bij kinderen en children - woorden die nu totaal anders klinken, maar als je goed kijkt duidelijk aan elkaar verwant zijn.’
Maar wanneer verandert de taal? Men is geneigd te denken dat uitdrukkingen als ‘het meisje die’ of ‘de regen – ik vang het hierin op’ recente taalverloedering is. Omdat het geslacht van de voornaamwoorden niet meer goed wordt onderwezen op school. Of omdat er tegenwoordig zo veel niet-moedertaalsprekers zijn in Nederland. Kraaikamp vond echter in haar onlangs afgeronde promotieonderzoek dat deze uitdrukkingen al in de late middeleeuwen voorkwamen en een wezenlijk onderdeel zijn van ons taalsysteem.

Mentaal woordenboek
‘Alle woorden hebben een geslacht,’ legt Kraaikamp uit. ‘Het-woorden zijn onzijdig, de-woorden zijn niet-onzijdig – het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk is eigenlijk vervaagd. Voornaamwoorden congrueren daarmee. Het is daarom “het meisje dat”. Iedereen heeft een mentaal woordenboek in zijn hoofd en gebruikt automatisch het goede geslacht. Behalve als het lexicale geslacht niet overeenstemt met het geslacht dat we op grond van de betekenis aan een woord toekennen. Dan krijgt dat soms de voorkeur. Daarom hoor je mensen ook wel “het meisje die” zeggen.’ 
Eigenlijk logisch, vindt Kraaikamp. ‘Welk geslacht een woord heeft is in het Nederlands vaak arbitrair. Er zit weinig systeem in. Al bestaan er wel enige regelmatigheden. Woorden die eindigen op -je zijn altijd onzijdig. Maar deze vormregel gaat dwars tegen de betekenisregel in dat woorden die naar mensen verwijzen meestal de-woorden zijn. Er zit zo een spanning in het systeem. Als we “het meisje dat” zeggen gaat de vormregel voor, maar bij een uitdrukking als “het meisje, ik zie het lopen” klinkt dat voor veel mensen idioot. Dan gaat de betekenisregel voor.’

Witten ghymbere
Hetzelfde verschijnsel treedt bijvoorbeeld ook op bij niet-levende dingen. In het Nederlands verwijs je vaak naar niet-onzijdige stofnamen als regen, honing of gember alsof het het-woorden zijn. Volgens het woordgeslacht zou je moeten zeggen: ‘er valt hier veel regen, ik vang hem op’. Toch zegt men vaak: ‘ik vang het op.’ Of: ‘de honing, smeer het op je brood.’ En dat doen we al eeuwen, ontdekte de promovenda. ‘Zoals we ook in Middelnederlandse teksten uitdrukkingen tegenkomen als “het wyf die ik zag”.’
Kraaikamp ging in Middeleeuwse teksten op zoek naar voornaamwoorden die verwijzen naar niet-levende dingen. ‘Eerst in ridderverhalen. Maar daar wordt bijna alleen verwezen naar de ridder en een enkele keer naar een zwaard. Toen keek ik naar receptenboeken uit het begin van de zestiende eeuw. Daarin tref je veel verwijzingen aan, omdat het in de beschrijving van de bereiding voortdurend gaat over ingrediënten als gember – Dan neempt witten ghymbere ende tempert dat met verjuys (neem dan witte gember en meng dat met verjus).’

Mijn versus mein
Toch is het Nederlands op dit punt veranderd, denkt Kraaikamp. In deze receptenboeken wijken de voornaamwoorden in ongeveer een kwart van de gevallen van het lexicale geslacht af. Tegenwoordig is het bijna de norm: er wordt meestal met ‘het’ verwezen naar stoffen. Bovendien bestaat nu ook de neiging om naar onzijdige voorwerpsnamen, zoals bord of mes, met ‘hem’ te verwijzen. Dat blijkt uit eerder onderzoek aan de hand van het Corpus Gesproken Nederlands en uit de experimenten die Kraaikamp heeft uitgevoerd om het Nederlands en Duits met elkaar te vergelijken.
Hoe komt dat? ‘Je zou kunnen denken dat we misschien niet goed meer weten welk geslacht de- woorden hebben. De tafel, is dat mannelijk of vrouwelijk? Vlamingen weten het misschien nog wel, maar in het Noord-Nederlands is die kennis verdwenen. Ik denk echter dat er wat anders speelt, alleen al omdat die verloren kennis niet speelt bij het-woorden. Iedereen weet dat meisje een het-woord is en zegt toch: “het meisje, daar loopt ze”. Ik denk dat de verklaring eerder ligt in de mate waarin het geslacht van woorden zichtbaar is. Die zichtbaarheid is – anders dan in het Duits – kleiner geworden.’
Kraaikamp legt uit: ‘Als je zegt “dit bord”, zie je daarin dat het een onzijdig woord is. Bij “mijn bord” zie je dat niet. In een van mijn experimenten lokte ik sprekers uit naar dit woord te verwijzen. Als de spreker zei “mijn bord” werd veel vaker “hem” gebruikt. In het Duits kun je echter ook in dat geval zien dat “bord” onzijdig is: omdat “mein” wordt vervoegd. In het Nederlands zijn de naamvallen, die in de Middeleeuwen nog gewoon waren, verdwenen. Het woordgeslacht is hierdoor minder zichtbaar geworden en daardoor laten taalgebruikers zich mogelijk vaker leiden door betekenis.’

Markering van identiteit
Kraaikamp heeft zo aangetoond dat de spanning tussen vorm en betekenis, zoals ze het noemt, diep verankerd is in het Nederlands. Klaag dus niet langer over ‘het meisje die’ als taalverloedering. Al is zij geen taalkundige die wil doen alsof mensen helemaal geen oordeel mogen hebben over taal. ‘Ook dat hoort namelijk bij taal. Taal is een krachtige markering van iemands identiteit. Hoe je praat, laat zien waar je vandaan komt, tot welke groep je behoort en wil behoren.’
Zelf is er ook niet immuun voor, erkent ze. ‘Ik kan als taalkundige hele verhandelingen houden over waarom “hun hebben” een logische taalvariant is, maar tegelijkertijd vind ik er als taalgebruiker ook wat van. Dat oordeel vormt zich grotendeels onbewust. Omdat ik toevallig ben opgegroeid in een omgeving waar niemand dat zegt, klinkt het voor mij heel vreemd. Maar over tien jaar denk ik er misschien wel heel anders over. Dat is het bijzondere van taalverandering. Als je iets vaak genoeg hoort sluipt het vanzelf je grammatica binnen.
Het bestuderen van taalveranderingen blijft daarom voor haar het interessantst. Nu haar promotie aan de Universiteit van Amsterdam achter de rug is, zoekt Kraaikamp een nieuwe aanstelling waarin ze dat kan blijven doen.
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:Bericht, mei 2017)

donderdag 11 mei 2017

Interview: Alfred Birney dankt zijn uitgever voor het succes van 'De tolk van Java' (Boekblad)

Alfred Birney valt dertig jaar na zijn debuut voor het eerst in de prijzen. De tolk van Java won de Henriëtte Roland Holstprijs, haalde de longlist van de Fintro Literatuurprijs én maakt kans op de Libris Literatuurprijs – waarop hij tijdens dit interview vooruitblikte. Dat succes is mede te danken aan zijn nieuwe uitgever.

Wat hebben de nominaties teweeg gebracht?
‘In de eerste plaats herdrukken. Ik had mijn uitgever al gewaarschuwd toen in januari De brandende kampongs van Generaal Spoor van Rémi Limpach verscheen. Een non-fictieboek over min of meer hetzelfde onderwerp als mijn roman [de excessen van Nederlandse soldaten tijdens de politionele acties in Indonesië], die daardoor opnieuw in de belangstelling zou kunnen komen te staan. En toen kwam het op de shortlist. Alleen bij Van Stockum bij mij in Den Haag lagen nog veertig exemplaren. Een dag later kwam een man die ze allemaal kocht als relatiegeschenk. Toen was het boek een dag of tien helaas nergens in Nederland te krijgen. Inmiddels is er een tweede en zelfs derde druk gekomen. Maar verder? Ik kreeg niet opeens uitnodigingen van boekhandels om lezingen te geven.’

Is de Librisprijs belangrijk voor u?
‘Natuurlijk. De Henriëtte Roland Holstprijs is een chique prijs, al zestig jaar geleden ingesteld. Maar de kranten schrijven daar nauwelijks over – wat ik overigens nogal vind tegenvallen. Alleen de Libris wordt gezien als een grote prijs, vooral dankzij het bedrag dat je ervoor krijgt: 50.000 euro. Dankzij die prijs sta ik komende zaterdag groot in de Volkskrant. Of eigenlijk vooral dankzij Adriaan van Dis die, toen de nominatie bekend waren, bij De Wereld Draait Door zei een gat in de lucht te hebben gesprongen dat mijn boek erbij zat. De journaliste die dat zag, vroeg toen een interview met mij aan. Nog voordat ze het boek had gelezen.’

U bent voor De tolk van Java overgestapt van In de Knipscheer naar De Geus. Verklaart dat mede het succes dat u met dit boek heeft?
‘Ja. In de Knipscheer deed weinig aan pr. In ieder geval niet zoals het in deze tijd moet. Ik heb meegemaakt hoe de omloopsnelheid van boeken steeds korter is geworden. Mijn debuut uit 1987 lag gewoon twee jaar in de boekwinkel. En dat gold toen nog als veel korter dan vroeger. De Avonden kreeg zeven jaar in de winkel de kans om te rijpen tot klassieker. Maar nu heb je hooguit een paar maanden. Daarom is goede pr nodig. Ik had daarom wel bedacht dat ik een uitgever nodig had met meer voeling met de tijdgeest, maar pas toen ik bij De Geus kwam, merkte ik hoeveel werk er allemaal bij pr komt kijken. En dan is De Geus waarschijnlijk nog ouderwets bezig vergeleken bij een uitgeverij als Das Mag, die net is opgericht maar wel gelijk twee titels op de Libris-shortlist heeft – al heb ik geen idee hoe zij precies werken.’

Wat deed De Geus voor De tolk van Java?
‘Ik wilde eigenlijk dat mijn boek in september 2015 zou verschijnen, op tijd voor een aanvraag voor een beurs bij het Letterenfonds. Mijn uitgever – Sander van Vlerken toen nog – zei: weet je wel hoe lang we nodig hebben voor een boek uitkomt? Ik: geen idee. Hij: vijf maanden. Ik: Maar wat doe je dan in al die tijd? En dat is hij me toen gaan uitleggen. Een hele hoop, zo bleek. De Geus begon al vroeg de pers warm te maken, door te bellen en afspraken te maken. Ruim voor het boek verscheen dronk hun pr-dame al koffie met Wim Brands, die mij daarop in zijn programma wilde hebben. Het verhaal van Wim Brands is bekend: dat ging door met Jeroen van Kan. Maar bij In de Knipscheer hadden ze nooit van deze werkwijze gehoord. Daar sturen ze een boek naar de pers met een briefje en dat is het dan. Ja, zo werkte het misschien in de jaren zeventig. Nu niet meer.’

Werd de roman ook beter dankzij De Geus?
‘Ook. Ik schrijf al dertig jaar romans, verhalen en novellen. Ik was ook vijf jaar columnist voor de Haagsche Courant – heel belangrijk als je wilt leren schrappen. Dus ik dacht dat ik kon schrijven en schrappen. Maar toen kreeg ik Ad van den Kieboom als redacteur. Dat was andere koek. Even dacht ik dat ik helemaal niet kon schrijven. Ik heb het boek dankzij hem met 30.000 woorden ingekort. Toevallig had Kristien Hemmerechts, die in dezelfde tijd naar De Geus overstapte, precies dezelfde ervaring. En dan heeft De Geus een echte correctie-afdeling. In de Knipscheer stuurde de tekst naar twee dichters die er naar keken en dat was het dan.’

Heeft u spijt dat u niet veel eerder bent overgestapt naar wat u noemt een moderne uitgeverij?
‘Eerlijk gezegd wel. Ik heb vaker bijna shortlists gehaald en dan viel ik toch af omdat In de Knipscheer niets meer doet dan een boek inleveren bij een prijs. Je moet, óók voor literaire jury’s, constant aan de ratel draaien. Vooral na Het verloren lied in 2000 was ik teleurgesteld. Dat was een mooi en belangrijk boek, waarmee ik toch niet doorbrak. Toen dacht ik al: zo gaat het niet langer. Maar in de periode daarna kon ik niet alle aandacht aan mijn schrijfcarrière besteden. Ik was een zorgvader, kreeg een ziekte die ik moest overwinnen, en toen ik de draad oppakte, wilde ik rustig aan mijn comeback werken met een aantal novellen die In de Knipscheer graag wilde uitgeven. Want dat is de keerzijde van zo’n idealistische uitgeverij: als die het in jou ziet zitten, kun je heel wat potten breken. Bij een grote uitgeverij niet. Die wil sneller resultaat zien.’

Ook De Geus?
‘Dat weet ik niet. Ik vind het wel knap dat ze van een onverkoopbare auteur als ik toch een verkoopbare auteur hebben gemaakt. Het was makkelijker voor hen geweest om het met een debutant te proberen. Want dan zegt de boekhandel niet: o, die kennen we al dertig jaar als onverkoopbaar, laat maar zitten. En nu zijn ze echt benieuwd naar waar ik mee bezig ben. Ze vroegen me daar al naar voor De tolk van Java de Libris-nominatie kreeg. Prettig natuurlijk, dat ze mijn werk willen. Maar tegelijk eerder vervelend dan stimulerend: ik werk liever ongestoord in mijn eigen tempo door.’

Kijkt u inmiddels uit naar de uitreiking aanstaande maandag?
Ik probeer er zo min mogelijk aan te denken. Ik begraaf me in mijn werk. Maar ik wil hem natuurlijk heel graag winnen. Niet om de hoofdprijs van 50.000 euro, dat me eigenlijk niet interesseert, maar omdat ik wil dat zo veel mogelijk mensen mijn roman lezen. Daar wil ik graag het offer voor brengen om mee te doen aan het hele mediacircus met radio en tv – en ook de extra drukte die ik er wellicht door krijg, als ik vaker zal worden gevraagd om lezingen te geven.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 4 mei)


maandag 8 mei 2017

De concurrentiestrijd om de levering van bibliotheekmateriaal neemt almaar toe (Boekblad)

Is NBD Biblion niet langer de vanzelfsprekende leverancier aan openbare bibliotheken? Boekhandels, concurrerende bibliotheekleveranciers én bibliotheken zelf gaan de concurrentiestrijd aan. CB biedt sinds enkele maanden ook bibliotheekdienstverleners ruimte om ter plekke boeken bibliotheekkaar te maken, maar intensiveert ook de samenwerking met NBD Biblion.

Boekhandel Van der Velde heeft een jaar of vier geleden de bibliotheek als nieuwe markt ontdekt. Via Biblioservice Fryslân begon toen met het beleveren van twintig bibliotheken in Friesland. De noordelijke boekhandelsketen heeft sindsdien de relatie met de openbare bibliotheek geïntensiveerd. In Dokkum trekt het bedrijf binnenkort nagenoeg bij de bibliotheek in, in Harlingen werkt het samen met bibliotheek en museum aan een nieuwe vestiging. Graag zou het ook de dienstverlening uitbreiden naar bibliotheken in Groningen en Drenthe.
Uiteraard probeert Van der Velde de kosten van deze dienst zo laag mogelijk te houden. De boeken werden bibliotheekklaar gemaakt in sociale werkplaatsen. Het zou transportkosten schelen als de boeken niet eerst vanuit CB naar deze werkplaatsen worden vervoerd, maar als ze direct in Culemborg bibliotheekklaar gemaakt kunnen worden. Samen met de andere Triple A-boekhandels, van wie bijvoorbeeld ook Paagman al aan bibliotheken levert, informeerde Van der Velde bij CB naar de mogelijkheden.
Sinds eind vorig jaar kan het. De logistiek dienstverlener, zo kondigde het aan tijdens de Frankfurter Buchmesse, heeft in haar magazijnen ruimte vrijgemaakt voor MedioEurope, een van oorsprong Belgische bibliotheekleverancier, om boeken ter plekke voor bibliotheken te verwerken: van het activeren van RFID-tags tot het plastificeren van boeken. Boekverkopers die op deze manier bibliotheekbestellingen binnen 48 uur kunnen leveren, betalen hiervoor een aparte factuur aan MedioEurope.

De initiatieven bewijzen dat de markt voor bibliotheekleveringen drastisch in beweging is. Deze markt zit al sinds 1970 de facto op slot. In dat jaar werd de Nederlandse Bibliotheek Dienst (tegenwoordig NBD Biblion) opgericht om de inkoop namens bibliotheken, maar bijvoorbeeld ook het maken van titelbeschrijvingen, te centraliseren. Boekhandels – die toen, net als de uitgevers, voor een kwart eigenaar waren van NBD – zagen vrijwillig af van het verkopen aan bibliotheken in ruil voor een vergoeding.
Aanvankelijk voorzag het convenant tussen boekhandels, uitgevers en bibliotheken in een ingewikkeld omslagstelsel. Bibliotheken moesten aangeven bij welke boekhandels de vergoeding voor hun bestelling terecht moest komen, die vervolgens 15% van ieder ingekocht boek kregen. Later ging de vergoeding in zijn geheel naar de Nederlandse Boekverkopersbond, die het geld stopte in een boekpromotiefonds. Nadat de bibliotheken in 2005 toetraden tot de CPNB kreeg deze organisatie de vergoeding.

Verschillende ontwikkelingen hebben deze status quo ondermijnd. Allereerst zijn boekhandels onder druk van een krimpende markt op zoek gegaan naar nieuwe afzetmogelijkheden. Zoals bibliotheken. Boekhandels als Van der Velde redeneren daarbij: bibliotheken worden hoofdzakelijk met lokale subsidies overeind gehouden, zij moeten hun boeken en andere media dan ook bij regionale partijen afnemen. Dat is dé manier om de lokale economie en het plaatselijk cultureel leven te versterken.
Tegelijkertijd is fors bezuinigd op bibliotheken die daardoor op zoek gegaan zijn naar manieren om goedkoper in te kopen. Bij een concurrent van NBD Biblion als MedioEurope, die naar eigen zeggen inmiddels enkele tientallen bibliotheekorganisaties in Nederland als klant heeft. Maar ook bij boekhandels, die naar schatting al zo'n 10 % van de markt hebben en, als de wet op de vaste boekenprijs het toestond, rechtstreeks bij CB. Andere taken, als het aanbrengen van RFID-tags, doen ze steeds vaker in eigen huis.
En dan is de ratio onder het convenant afgenomen. NBD Biblion moest mede door de fors afgenomen bestellingen van bibliotheken bezuinigen en halveerde de vergoeding aan CPNB. Ooit 1,2 miljoen euro per jaar werd het 6 ton – en naar verluidt zou dat zelfs worden verlaagd naar 5 ton. Een bedrag waar CPNB bovendien ook het boek in de bibliotheek voor promoot. Waarom zouden boekhandels zich dan nog gebonden voelen aan een bijna halve eeuw oud convenant als ze er zo weinig voor terugkrijgen?

Een voorbeeld is Bibliotheek Rivierenland, dat 29 filialen en self service-uitleenpunten in de Betuwe heeft. Aanvankelijk kocht het bij NBD Biblion in tegen een korting van 15 tot 20 % (een percentage dat afhangt van de precieze bestelling en de onderhandelingen daarover). Het wilde het liefst tegen standaardkorting bij CB bestellen, maar toen dat onmogelijk bleek, ging het in zee met MedioEurope. De inkoopkorting is 25% en het kastklaar maken van boeken, op een eenvoudige manier, doet het personeel zelf.
Een ander voorbeeld is Bibliotheek Gorinchem, die een andere creatieve oplossing vond. De bibliotheek, onderdeel van Bibliotheek AanZet (33 filialen en servicepunten tussen Dordrecht en Leerdam), vroeg onlangs de inwoners in de gemeente of zij hun pas verschenen en inmiddels gelezen boeken ter beschikking wilde stellen. 'Veel mensen kopen hun boeken, en eenmaal uitgelezen, blijven die vaak op de plank. Door deze privé-exemplaren tijdelijk aan onze collectie toe te voegen kunnen we onze leden sneller blij maken,' legde een medewerker uit.

CB speelt een cruciale rol bij de ontwikkelingen. Doordat de vraag van de Triple A-boekhandels én de vraag van Bibliotheek Rivierenland toevallig samenviel is de nieuwe dienst voor boekhandels opgezet. De keus voor MedioEurope is daarbij logisch. De Belgen maken al enkele jaren gebruik van ruimte in Culemborg. Voor hen is de nieuwe dienst alleen maar een uitbreiding van het takenpakket. Op termijn wil het bedrijf zelfs al haar werkzaamheden voor Nederlandse klanten bij CB onderbrengen.
Maar de logistiek dienstverlener wil niet exclusief samenwerken met MedioEurope. Zoals directeur Hans Willem Cortenraad eerder dit jaar in Boekblad vertelde, praat CB al een jaar met NBD Biblion over de mogelijkheden voor operationele samenwerking. Er gaan immers jaarlijks twee miljoen boeken vanuit Culemborg naar Zoetermeer, die daar bibliotheekklaar worden gemaakt, en dan terug naar Culemborg om door CB bij bibliotheken te worden bezorgd. 'Dat kan sneller, goedkoper en efficiënter', aldus Cortenraad.
Het is daarom heel goed mogelijk dat boekhandels op korte termijn, bij het leveren aan bibliotheken, kunnen kiezen uit verschillende 'bibliotheekdiensten' van MedioEurope en NBD Biblion.

Vanuit het perspectief van NBD Biblion is deze stap niet vreemd. Onder druk van de toegenomen concurrentie is het bedrijf gaan bewegen, hoewel het claimt dat het marktaandeel amper te lijden heeft gehad. Eerder het tegendeel. Directeur René Leermakers vertelde vorig jaar al aan Boekblad dat kort na zijn aantreden in augustus 2015 uit een enquête bleek dat de klanten helemaal niet zo tevreden waren als NBD Biblion zelf dacht. Door de genomen maatregelen zouden weggelopen klanten de weg terug naar Zoetermeer hebben gevonden.
Die maatregelen waren onder meer een versnelling van de doorlooptijd en verruiming van de keuze aan bindwijzen. De zogeheten Express-titels – een aanbod van vijftig boeken per week die net zijn verschenen of op het punt van verschijnen staan – kunnen nu binnen drie werkdagen worden verzonden. Mits is gekozen voor het oorspronkelijke boek voorzien van hard plastic folie aan de voor- en achterkant. Verzending van de traditionele hard gebonden boeken kost zes werkdagen.

De toekomst zal uitwijzen of deze en toekomstige maatregelen genoeg zijn om de aanval van boekhandels, concurrerende bibliotheekleveranciers en bibliotheken zelf af te slaan.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad, april 2017)

zaterdag 6 mei 2017

Bibliotheken krijgen wereldwijde primeur foto-expositie van Deon Meyer (Bibliotheekblad)

De Nederlandse openbare bibliotheken kunnen tijdens de Spannende Boeken Weken als allereerste ter wereld de foto's van Deon Meyer exposeren, schrijver van het geschenkboek De vrouw in de blauwe mantel.

De Zuid-Afrikaanse thrillerauteur is ook een begaafd fotograaf. Voor veel omslagen van zijn boeken zijn landschapsfoto's van zijn hand gebruikt. 'Hij is een visueel ingesteld man, die ook zelf filmscenario's heeft gemaakt', zegt Peter Rosendaal van de CPNB. 'Dat gevoegd bij de kwaliteit van de foto's leek het ons een uitstekend idee om hem te vragen of we een expositie van zijn foto's mochten organiseren.'
Meyer reageerde zeer verheugd op het verzoek. 'Dat mijn foto’s geëxposeerd gaan worden in de schitterende Nederlandse bibliotheken, is voor mij echt heel bijzonder', laat hij weten. 'Ik ben volledig weggeblazen dat deze grote eer mij toe komt.'
De expositie van tien liggende foto's van 50x70 centimeter groot opent op 6 juni in de Airport Library als Meyer in Nederland landt voor de lancering van de Spannende Boeken Weken. Dat is om twee reden een toepasselijke locatie. De Airport Library is dan net geopend na een sluiting van anderhalf jaar. En het thema van de actie is dit jaar vakantie – met als motto: 'je vakantie begint met boeken'.
Deze expositie wordt in bijzijn van de pers door de schrijver/fotograaf zelf geopend. Daarna zijn prints van de foto's gedurende de actieperiode van 9 tot en met 25 juni te zien in – naar de hoop en verwachting van de CPNB – ten minste twaalf bibliotheken.
Rosendaal: 'Bibliotheken kunnen vanaf donderdag voorstellen doen voor de manier waarop ze de expositie onder de aandacht willen brengen. De leukste twaalf voorstellen krijgen de expositie gratis. Per provincie één. Andere bibliotheken kunnen de expositie krijgen tegen een kleine bijdrage om de onkosten voor het maken en vervoeren van de prints te dekken.' Hoe hoog die bijdrage is, is nog onduidelijk.
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 4 mei)

vrijdag 5 mei 2017

Esther Gerritsens schrijfles 2: wanneer zet je schrijftechnieken in? (Schrijven magazine)

Met ieder nieuw boek verrijkt Esther Gerritsen haar inzicht in het ambacht van schrijven. Wat heeft haar eigen oeuvre haar geleerd? Een schrijfcursus in vier lessen – 2: wanneer je schrijftechnieken inzet.

Esther Gerritsen kent meer dan genoeg schrijftechnieken. Ze heeft op de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU) Dramaschrijven en literaire vorming gestudeerd. Ze heeft daarna enige tijd voor een tijdschrift schrijfboeken gerecenseerd. Dan leer je alle wetten zoals show, don't tell wel kennen. Alle voorschriften over compositie en stijl. Alle trucjes om een vastgelopen tekst weer op gang te krijgen.
En dan leert ze bij wijze van spreken nog bij met ieder boek dat ze leest. 'Van Grunberg bijvoorbeeld leerde ik dat je elke gedachte moet verbinden aan de concrete situatie. Wat de hoofdpersoon denkt moet passen bij waar is en wat hij doet. Dan verdraag je als lezer veel gedachten en ervaar je ook spanning. Ik lees werk van anderen best analytisch.'

Maar wanneer zet je schrijftechnieken in? 'Het beste schrijfboek dat ik ooit las was Zen in the Art of Writing van Ray Bradbury. Een klein boekje, dat vooral gaat over hoe je tot verhalen komt. Hoe je geïnspireerd kunt raken. Hoe je moet weten waarover je schrijft. Want je kunt wel heel virtuoos bezig zijn, als je niet weet waarover het gaat, blijft het leeg. Dat wordt het fancy flying without a cargo, zoals hij dat noemt.'
Eerst moet er dus inhoud zijn, daarna heeft een schrijver pas wat aan zijn gereedschapskist. 'Het is alsof aan een bureau zit met driehonderd laatjes. Je trekt ze alleen open als je ze nodig hebt.' Gerritsen gaat zelfs zo ver om te verklaren dat ze eigenlijk niet is geïnteresseerd in literatuur – genres, perspectieven, compositie, stijl, wat doet dat er allemaal toe? 'Het gaat mij eerder om psychologie, de mens, zoiets. En toevallig gebruik ik literatuur om daar iets over te onderzoeken.'

Voor Dorst had Gerritsen een tot in de puntjes georganiseerd personage dat alleen een relatie tot haar spullen had. Ze had 'een bijna sacrale verhouding tot voorwerpen én tot alleen zijn'. Maar zoals in haar vroege werk vaker gebeurde: de tekst was te veel naar binnen gekeerd. En dus greep ze naar een techniek uit haar HKU-tijd: ze vroeg zich af wat het ergste was wat dit personage kon overkomen. 'Een kind natuurlijk! Een kind van drie dat in dat huishouden rondloopt.'
Zij gebruikt haar schrijftechnieken dus als ze vastloopt of wanneer het haar niet duidelijk is waarover ze wil schrijven. 'Ik kan dan ook analytisch naar mijn eigen tekst kijken om te bedenken waar en waarom de spanning uit de tekst verdwijnt.'

Tegelijk moeten alle technieken nooit leiden tot dogma's. Show, don't tell – zeker, het is geen onzin. 'Maar soms moet je gewoon vertellen, alleen omdat je voelt dat je die ene passage wil vertellen. Het is als het uitmaken van je verkering. Je kunt tachtig redenen hebben om het niet te doen en het toch uit maken omdat je voelt: ik wil het niet meer. En soms moet je ook gewoon baldadig durven zijn.'
(Eerder gepubliceerd in Schrijven 1, 2017)

Zie ook: aflevering 1


woensdag 3 mei 2017

Interview Nhung Dam: De liefde voor literatuur is het krachtigste marketingmiddel (Boekblad)

De Bezige Bij richtte voor debutant Nhung Dam een pop-upstore in. De actrice en theatermaakster liet haar roman Duizend vaders daar verkopen door cabaretiers Jan Jaap van der Wal, Eric van Sauers en Hans Lebbis. Toch gelooft Dam dat de liefde voor literatuur het krachtigste marketingtool is dat er bestaat. Een geloof dat haar uitgeverij deelt, heeft ze gemerkt.

Hoe ben je bij De Bezige Bij terecht gekomen?
‘Ik had mezelf toen ik jong was en een dagboek bijhield de belofte gedaan: op een dag schrijf ik een echt boek. Onderweg ging ik acteren, theater maken, mijn eigen toneelstukken schrijven. Maar ik had al lang een idee voor een boek in mijn hoofd. En toen ik wat fragmenten had liet ik die lezen aan vijf mensen die ik ken als heel kritisch. Als het niets is, vroeg ik hen, help me uit de droom. Maar twee van hen lieten het ongevraagd lezen aan een uitgeverij en opeens kreeg ik van twee uitgeverijen een contract. Vier jaar geleden was dat.’

Waarom verkoos je De Bezige Bij boven – ja, boven welke uitgeverij?
‘Dat zeg ik liever niet. Een andere grote uitgeverij in Amsterdam in ieder geval. Ik wist op dat moment van niets. Ik ging als een gek googlen. Simpele dingen als: wat doet een redacteur eigenlijk? En ik sprak met beide redacteuren. Die van de andere uitgeverij probeerde me gerust te stellen op het gebied van PR: dat ze een enorme machine tot hun beschikking hebben. Hoewel dat voor een debutant enorm verleidelijk klinkt, dacht ik: eerst maar een goed boek schrijven. Suzanne sprak vanaf dag 1 alleen over de inhoud. Daarom dacht ik dat ik bij De Bezige Bij eerder het boek kon maken dat me voor ogen stond. Suzanne zag ook heel goed de kwaliteiten en het oorspronkelijke van mijn werk in de chaos die een eerste versie kan zijn. Ze lichtte een zin over rietstengels eruit, weet ik nog.’

Hoe beviel daarna de samenwerking met haar?
‘Het was raar. Ik kende Suzanne helemaal niet en liet haar toch iets heel persoonlijks lezen. Alsof je een onbekende je dagboek geeft. Ook toen het contact steeds intenser werd bleef het raar. In vier jaar heb je natuurlijk ups en downs in je leven. Als het niet goed ging, dacht ik: ze is geen vriendin en geen familie en toch staat ze op een of andere manier dichter bij me dan wie ook. Ze begeleidde me ook heel goed. Door me steeds opnieuw te wijzen op het oorspronkelijke van mijn schrijven. Of door boeken te geven. Toen ik vast liep gaf ze me de interviews uit The Paris Review, zodat ik kon zien dat ik niet de enige was. Bij de presentatie floepte ik eruit dat ik van haar ben gaan houden. Dat is absoluut waar.’

En de samenwerking met de rest van de uitgeverij?
‘In het begin vond ik het overweldigend. Ik wist niet dat er zo veel afdelingen zijn die zich met je boek bezig houden. Maar Suzanne zei: je leert iedereen vanzelf kennen als het moment daar is. Zo ging het ook. Bij alles werd ik betrokken. Bij productie bijvoorbeeld. Het is bizar hoe gepassioneerd die mannen praten over papierkeuze of hoe papier wordt uitgesneden. Ze lieten me stalen papiersoorten zien, alsof ik bij de Praxis stond. Welke wilde ik voor mijn boek? Heel prettig. Er was steeds een serieus gesprek over wat het beste zou zijn voor mijn boek.’

Je hebt nooit een van de velen gevoeld? De Bezige Bij is een grote uitgeverij met een indrukwekkende fondslijst.
‘Daar was ik bang voor. Maar dat bleek onterecht. Het mooiste voorbeeld was de ochtend voor de presentatie. Vincent Overeem, die me daarbij enorm had geholpen, bleek net zo zenuwachtig te zijn als ik. Duizend vaders is dus voor de uitgeverij, dacht ik toen, niet het zoveelste boek dat ze uitbrengen, maar iets waarvan zij net zo hard hopen dat het een succes wordt. Ik en de uitgeverij doen dit echt samen.’

Maar pakken ze de marketing wel goed aan? De pop-upstore was immers jouw idee.
‘Het was lastig een haakje te vinden voor dit boek. Je kan wel iets verzinnen met het bootvluchtelingenthema in de roman en dat koppelen aan de actualiteit, maar dat voelde niet goed nu ik juist een literaire roman wilde schrijven. Ik heb daarover lange gesprekken gevoerd met de pr-afdeling. Uiteindelijk ligt toch de nadruk op het boek zelf: laat dat voor zichzelf spreken. Dat is ook een marketingstrategie, al is het er een van de lange adem. En er spreekt een ongelofelijk vertrouwen uit: dat het boek goed genoeg is om zijn weg te vinden. De eerste reacties wijzen erop dat dat de juiste keuze was. Natuurlijk zet ik wel mijn theaterachtergrond in om bij mijn publiek te komen door middel van een voorstelling die literatuur en theater verbindt.’

Hoe kwam je bij het idee van een pop-upstore? En stond de uitgeverij ervoor open?
‘Ik werk al zeven jaar met Koos Terpstra, die mijn solovoorstellingen regisseert. Hij heeft me geleerd altijd een stapje verder te denken. Dus toen we praatten over de presentatie kwam opeens dit idee naar boven. En dan ben ik van nature heel ondernemend, dan wil ik dat ook realiseren. Natuurlijk zei de uitgeverij niet meteen ja, maar ze wilden er wel over praten en toen ze het voor zich begonnen te zien, zijn ze er honderd procent voor gegaan. We hadden afgesproken dat de uitgeverij voor de aankleding zou zorgen en Koos en ik voor de presentatie. Toen kwam ik daar bij de opbouw en hingen er overal posters en een enorme banner. Het was groots.’

Was de pop-upstore een succes?
‘Het was geweldig. De cabaretiers probeerden elkaar af te troeven in hoeveel boeken ze verkochten – al ging het maar om vijf exemplaren of zo. Ik deed ondertussen interviews en toen signeerde Eric van Sauers rustig de boeken namens mij. Sommigen kwamen daarna naar mij toe om te laten zien dat ze een handtekening van hem hadden weten te bemachtigen en die van mij niet meer hoefden! En mijn vader was overgekomen uit Vietnam. Dat had hij nooit gedaan voor een voorstelling, maar wel voor deze boekpresentatie. Op het laatste moment besloot ik mijn speech daarom in het Vietnamees te doen. En hoewel alleen mijn ouders dat konden verstaan, hakte dat er zo bij iedereen in. Deze ontknoping na vier jaar werk! Het gevoel van ontroering was zo groot. De winkel leek wel een bonbon vol liefde, zie iemand na afloop.’

Maar heeft de winkel gewerkt als marketingstunt?
‘Moeilijk te zeggen. Het effect zie je pas later en is nooit een op een te meten. Maar het zou kunnen. Ik wilde namelijk alle gasten een exemplaar van het boek cadeau doen. Nadat iedereen me al die jaren had bijgestaan zou het raar zijn als ze Duizend vaders hadden moeten kopen. Charlotte Huizink van pr had me echter uitgelegd dat ze dat bijna nooit meer doen. Te duur. Dat begreep ik. Maar De Bezige Bij besloot ter plekke om alle honderd gasten – of hoeveel waren er? – tóch het boek te geven. Opnieuw in de hoop en verwachting dat het boek zo goed is dat alle gasten het na lezing verder zullen helpen. Dat vond ik heel bijzonder: hun vertrouwen in de kracht van de liefde voor literatuur. En daar kan natuurlijk geen pr tegenop.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 26 apr)