Met ieder nieuw boek verrijkt Esther Gerritsen haar inzicht
in het ambacht van schrijven. Wat heeft haar eigen oeuvre haar geleerd? Een
schrijfcursus in vier lessen – 2: wanneer je schrijftechnieken inzet.
Esther Gerritsen kent meer dan genoeg schrijftechnieken. Ze
heeft op de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU) Dramaschrijven en
literaire vorming gestudeerd. Ze heeft daarna enige tijd voor een tijdschrift
schrijfboeken gerecenseerd. Dan leer je alle wetten zoals show, don't tell wel kennen. Alle voorschriften over compositie en
stijl. Alle trucjes om een vastgelopen tekst weer op gang te krijgen.
En dan leert ze bij wijze van spreken nog bij met ieder boek
dat ze leest. 'Van Grunberg bijvoorbeeld leerde ik dat je elke gedachte moet
verbinden aan de concrete situatie. Wat de hoofdpersoon denkt moet passen bij
waar is en wat hij doet. Dan verdraag je als lezer veel gedachten en ervaar je
ook spanning. Ik lees werk van anderen best analytisch.'
Maar wanneer zet je schrijftechnieken in? 'Het beste
schrijfboek dat ik ooit las was Zen in
the Art of Writing van Ray Bradbury. Een klein boekje, dat vooral gaat over
hoe je tot verhalen komt. Hoe je geïnspireerd kunt raken. Hoe je moet weten
waarover je schrijft. Want je kunt wel heel virtuoos bezig zijn, als je niet
weet waarover het gaat, blijft het leeg. Dat wordt het fancy flying without a cargo, zoals hij dat noemt.'
Eerst moet er dus inhoud zijn, daarna heeft een schrijver
pas wat aan zijn gereedschapskist. 'Het is alsof aan een bureau zit met driehonderd
laatjes. Je trekt ze alleen open als je ze nodig hebt.' Gerritsen gaat zelfs zo
ver om te verklaren dat ze eigenlijk niet is geïnteresseerd in literatuur –
genres, perspectieven, compositie, stijl, wat doet dat er allemaal toe? 'Het
gaat mij eerder om psychologie, de mens, zoiets. En toevallig gebruik ik
literatuur om daar iets over te onderzoeken.'
Voor Dorst had
Gerritsen een tot in de puntjes georganiseerd personage dat alleen een relatie
tot haar spullen had. Ze had 'een bijna sacrale verhouding tot voorwerpen én
tot alleen zijn'. Maar zoals in haar vroege werk vaker gebeurde: de tekst was
te veel naar binnen gekeerd. En dus greep ze naar een techniek uit haar
HKU-tijd: ze vroeg zich af wat het ergste was wat dit personage kon overkomen.
'Een kind natuurlijk! Een kind van drie dat in dat huishouden rondloopt.'
Zij gebruikt haar schrijftechnieken dus als ze vastloopt of
wanneer het haar niet duidelijk is waarover ze wil schrijven. 'Ik kan dan ook
analytisch naar mijn eigen tekst kijken om te bedenken waar en waarom de
spanning uit de tekst verdwijnt.'
Tegelijk moeten alle technieken nooit leiden tot dogma's. Show, don't tell – zeker, het is geen
onzin. 'Maar soms moet je gewoon vertellen, alleen omdat je voelt dat je die
ene passage wil vertellen. Het is als het uitmaken van je verkering. Je kunt tachtig
redenen hebben om het niet te doen en het toch uit maken omdat je voelt: ik wil
het niet meer. En soms moet je ook gewoon baldadig durven zijn.'
(Eerder gepubliceerd in Schrijven 1, 2017)
Zie ook: aflevering 1
Geen opmerkingen:
Een reactie posten