donderdag 11 mei 2017

Interview: Alfred Birney dankt zijn uitgever voor het succes van 'De tolk van Java' (Boekblad)

Alfred Birney valt dertig jaar na zijn debuut voor het eerst in de prijzen. De tolk van Java won de Henriëtte Roland Holstprijs, haalde de longlist van de Fintro Literatuurprijs én maakt kans op de Libris Literatuurprijs – waarop hij tijdens dit interview vooruitblikte. Dat succes is mede te danken aan zijn nieuwe uitgever.

Wat hebben de nominaties teweeg gebracht?
‘In de eerste plaats herdrukken. Ik had mijn uitgever al gewaarschuwd toen in januari De brandende kampongs van Generaal Spoor van Rémi Limpach verscheen. Een non-fictieboek over min of meer hetzelfde onderwerp als mijn roman [de excessen van Nederlandse soldaten tijdens de politionele acties in Indonesië], die daardoor opnieuw in de belangstelling zou kunnen komen te staan. En toen kwam het op de shortlist. Alleen bij Van Stockum bij mij in Den Haag lagen nog veertig exemplaren. Een dag later kwam een man die ze allemaal kocht als relatiegeschenk. Toen was het boek een dag of tien helaas nergens in Nederland te krijgen. Inmiddels is er een tweede en zelfs derde druk gekomen. Maar verder? Ik kreeg niet opeens uitnodigingen van boekhandels om lezingen te geven.’

Is de Librisprijs belangrijk voor u?
‘Natuurlijk. De Henriëtte Roland Holstprijs is een chique prijs, al zestig jaar geleden ingesteld. Maar de kranten schrijven daar nauwelijks over – wat ik overigens nogal vind tegenvallen. Alleen de Libris wordt gezien als een grote prijs, vooral dankzij het bedrag dat je ervoor krijgt: 50.000 euro. Dankzij die prijs sta ik komende zaterdag groot in de Volkskrant. Of eigenlijk vooral dankzij Adriaan van Dis die, toen de nominatie bekend waren, bij De Wereld Draait Door zei een gat in de lucht te hebben gesprongen dat mijn boek erbij zat. De journaliste die dat zag, vroeg toen een interview met mij aan. Nog voordat ze het boek had gelezen.’

U bent voor De tolk van Java overgestapt van In de Knipscheer naar De Geus. Verklaart dat mede het succes dat u met dit boek heeft?
‘Ja. In de Knipscheer deed weinig aan pr. In ieder geval niet zoals het in deze tijd moet. Ik heb meegemaakt hoe de omloopsnelheid van boeken steeds korter is geworden. Mijn debuut uit 1987 lag gewoon twee jaar in de boekwinkel. En dat gold toen nog als veel korter dan vroeger. De Avonden kreeg zeven jaar in de winkel de kans om te rijpen tot klassieker. Maar nu heb je hooguit een paar maanden. Daarom is goede pr nodig. Ik had daarom wel bedacht dat ik een uitgever nodig had met meer voeling met de tijdgeest, maar pas toen ik bij De Geus kwam, merkte ik hoeveel werk er allemaal bij pr komt kijken. En dan is De Geus waarschijnlijk nog ouderwets bezig vergeleken bij een uitgeverij als Das Mag, die net is opgericht maar wel gelijk twee titels op de Libris-shortlist heeft – al heb ik geen idee hoe zij precies werken.’

Wat deed De Geus voor De tolk van Java?
‘Ik wilde eigenlijk dat mijn boek in september 2015 zou verschijnen, op tijd voor een aanvraag voor een beurs bij het Letterenfonds. Mijn uitgever – Sander van Vlerken toen nog – zei: weet je wel hoe lang we nodig hebben voor een boek uitkomt? Ik: geen idee. Hij: vijf maanden. Ik: Maar wat doe je dan in al die tijd? En dat is hij me toen gaan uitleggen. Een hele hoop, zo bleek. De Geus begon al vroeg de pers warm te maken, door te bellen en afspraken te maken. Ruim voor het boek verscheen dronk hun pr-dame al koffie met Wim Brands, die mij daarop in zijn programma wilde hebben. Het verhaal van Wim Brands is bekend: dat ging door met Jeroen van Kan. Maar bij In de Knipscheer hadden ze nooit van deze werkwijze gehoord. Daar sturen ze een boek naar de pers met een briefje en dat is het dan. Ja, zo werkte het misschien in de jaren zeventig. Nu niet meer.’

Werd de roman ook beter dankzij De Geus?
‘Ook. Ik schrijf al dertig jaar romans, verhalen en novellen. Ik was ook vijf jaar columnist voor de Haagsche Courant – heel belangrijk als je wilt leren schrappen. Dus ik dacht dat ik kon schrijven en schrappen. Maar toen kreeg ik Ad van den Kieboom als redacteur. Dat was andere koek. Even dacht ik dat ik helemaal niet kon schrijven. Ik heb het boek dankzij hem met 30.000 woorden ingekort. Toevallig had Kristien Hemmerechts, die in dezelfde tijd naar De Geus overstapte, precies dezelfde ervaring. En dan heeft De Geus een echte correctie-afdeling. In de Knipscheer stuurde de tekst naar twee dichters die er naar keken en dat was het dan.’

Heeft u spijt dat u niet veel eerder bent overgestapt naar wat u noemt een moderne uitgeverij?
‘Eerlijk gezegd wel. Ik heb vaker bijna shortlists gehaald en dan viel ik toch af omdat In de Knipscheer niets meer doet dan een boek inleveren bij een prijs. Je moet, óók voor literaire jury’s, constant aan de ratel draaien. Vooral na Het verloren lied in 2000 was ik teleurgesteld. Dat was een mooi en belangrijk boek, waarmee ik toch niet doorbrak. Toen dacht ik al: zo gaat het niet langer. Maar in de periode daarna kon ik niet alle aandacht aan mijn schrijfcarrière besteden. Ik was een zorgvader, kreeg een ziekte die ik moest overwinnen, en toen ik de draad oppakte, wilde ik rustig aan mijn comeback werken met een aantal novellen die In de Knipscheer graag wilde uitgeven. Want dat is de keerzijde van zo’n idealistische uitgeverij: als die het in jou ziet zitten, kun je heel wat potten breken. Bij een grote uitgeverij niet. Die wil sneller resultaat zien.’

Ook De Geus?
‘Dat weet ik niet. Ik vind het wel knap dat ze van een onverkoopbare auteur als ik toch een verkoopbare auteur hebben gemaakt. Het was makkelijker voor hen geweest om het met een debutant te proberen. Want dan zegt de boekhandel niet: o, die kennen we al dertig jaar als onverkoopbaar, laat maar zitten. En nu zijn ze echt benieuwd naar waar ik mee bezig ben. Ze vroegen me daar al naar voor De tolk van Java de Libris-nominatie kreeg. Prettig natuurlijk, dat ze mijn werk willen. Maar tegelijk eerder vervelend dan stimulerend: ik werk liever ongestoord in mijn eigen tempo door.’

Kijkt u inmiddels uit naar de uitreiking aanstaande maandag?
Ik probeer er zo min mogelijk aan te denken. Ik begraaf me in mijn werk. Maar ik wil hem natuurlijk heel graag winnen. Niet om de hoofdprijs van 50.000 euro, dat me eigenlijk niet interesseert, maar omdat ik wil dat zo veel mogelijk mensen mijn roman lezen. Daar wil ik graag het offer voor brengen om mee te doen aan het hele mediacircus met radio en tv – en ook de extra drukte die ik er wellicht door krijg, als ik vaker zal worden gevraagd om lezingen te geven.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 4 mei)


Geen opmerkingen: