Steeds meer schrijvers
zoeken een nieuw uitgeefhuis
Onrust bij de
uitgeverijen en titelreductie leiden steeds vaker tot een afscheid van
schrijvers die minder goed verkopen of de uitgeverij weinig prestige bezorgen .
Auteurs zoeken daarom 'véél meer dan vroeger' een nieuw huis voor hun geschriften.’
Hoe veel auteurs tegenwoordig op zoek zijn naar een nieuwe
uitgeverij! Vraag het een willekeurige uitgever en hij of zij zal dat beamen. ‘Ik
tref schrijvers nog net niet op de stoep aan,’ zegt Joost Nijsen, directeur van
Podium. ‘Maar ze staan wel in flirtende houding. Ze nemen me op feestjes
aandachtiger op. Ze polsen me per mail. Soms sturen ze direct een manuscript,
maar dan zijn ze in feite al weg bij hun eigen uitgever.’
‘Het gebeurt véél meer dan vroeger,’ zegt Melanie Lasance,
directeur van Gottmer. ‘Ik ga niet altijd in op het verzoek om een afspraak te
maken. Soms snap je meteen waarom een collega die schrijver niet meer wil
uitgeven. Maar als het een interessante auteur is, ontmoet ik die wel. Dat
gebeurt tegenwoordig zeker een keer per maand, misschien vaker. Al leidt het
contact zelden tot een contract. Meestal heeft de auteur toch onvoldoende
potentie.’
De buitenstaander die het boekennieuws volgt, komt snel tot
de conclusie dat auteurs vaker van uitgever lijken te wisselen dan vroeger.
Maan Leo van Wereldbibliotheek naar Lebowski. Kader Abdolah van De Geus naarPrometheus/Bert Bakker. Naima el Bezaz van Querido naar Lebowski. Marnix
Peeters, Luc Deflo, Judith Visser et cetera. Het is een kleine greep uit de
berichtgeving van de afgelopen maanden.
Alle auteurstransfers die de pers halen, hebben een eigen
verhaal. ‘Een overstap à la Abdolah kan van alles als reden hebben’, zegt Joost
Nijsen. ‘Mogelijk heeft dat in dit geval te maken met de voortgaande jacht van
Mai Spijkers op auteurs van anderen. Hij gebruikt een deel van de gezonde
winst- en vermogensontwikkeling van Prometheus/Bert Bakker om nog meer
topauteurs binnen te halen.’
Grotendeels onder de radar is echter een carrousel op gang
gekomen – met wel één duidelijke oorzaak. Bijna alle uitgeverijen reduceren hun
aantal titels, waardoor zij veel fondsauteurs niet langer publiceren en deze
gedwongen zijn om op zoek te gaan naar een nieuw huis. En dat geregeld vinden.
Ook de onrust door reorganisaties en de lagere voorschotten doen auteurs om
zich heen kijken.
‘Wij deden zeker 75 titels per jaar, nu misschien nog maar
65’, zegt uitgever Peter Nijssen van De Arbeiderspers. ‘Dan zeg je wel eens
tegen een auteur die met een manuscript komt: nu even niet. Dat gold
bijvoorbeeld voor Pieter Waterdrinker, omdat de aanbieding al vol was. Omdat
zijn boek per se in het voorjaar van 2013 moest verschijnen, vond hij, ging hij
eenmalig naar Prometheus.’
‘Eigenlijk zijn auteurstransfers niets bijzonders,’
relativeert Harold Polis van De Bezige Bij Antwerpen. ‘In elke bedrijfstak is
het afsluiten en continueren van contracten de kern van de zaak. Door de crisis
worden relaties alleen op scherp gezet. Dan gebeurt het dat je in een eerlijk
gesprek eerder concludeert dat je niet met elkaar verder kunt.’
Meestal leiden de toenaderingspogingen van auteurs bij een
uitgeverij van vergelijkbare statuur tot niets, zoals Lasance al zei. Het zijn
auteurs die – zoals Joost Nijsen opsomt – ‘na een paar boeken noch geweldig
verkopen, noch opmerkelijk literair prestige hebben, noch hartstochtelijke
relaties hebben met de media’. In zulke auteurs ‘die in stilte voor achthonderd
kopers schrijven’ investeren ook andere uitgevers niet snel.
Vaak duiken auteurs in deze categorie op bij jonge uitgeverijen
of uitgeefhuizen met een minder imago in het genre. Zie Peter Drehmanns, die
noodgedwongen Querido verruilde voor Marmer. Of Wessel te Gussinklo, die ooit
bij Meulenhoff zat en dit jaar na een stilte van zes jaar een roman uitgaf bij
Koppernik. H.C. ten Berges laatste roman werd uitgegeven door
non-profituitgeverij Nieuwe Doelen. Voor deze uitgeverijen zijn deze min of
meer bekende namen een mooie kans. Ook selfpublishing is een optie voor
afgedankte auteurs (zie elders in dit nummer).
Toch heeft hoog inzetten zin, vindt Joris van de Leur van De
Fontein Jeugd. ‘Lemniscaat zag niets in het young-adultboek van hun Koos
Meinderts dat wij in de zomer brengen. Ik wel, ook omdat ik iets in het
manuscript zag waarmee het een beter werk kon worden. Dat kan gebeuren. Ook
andersom: dat ik de commerciële propositie niet kan bedenken en een andere
uitgeverij wel.’
Het kan daarbij voor de auteur lonen om een agent in de hand
te nemen, meent Peter Nijssen. ‘Dat gebeurt in toenemende mate – niet alleen
Paul Sebes, ook Lolies van Grunsven en Marianne Schönbach timmeren aan de weg.
Een agent opereert slimmer. Heeft een goed netwerk. Weet waar de kansen liggen.
Het scheelt sowieso in geld als het een agent lukt een auteur onder te brengen.’
Het ligt voor de hand te denken dat de crisis in de
uitgeverij aanzet om de ongeschreven code te overtreden en auteurs van andere
uitgevers wél te benaderen. De onrust die de aanhoudende reorganisaties bij met
name concernuitgeverijen veroorzaakt maakt auteurs immers ‘transfergevoeliger’.
Dus waarom niet die gevoeligheid prikkelen en bestsellerauteurs binnenhengelen?
Peter Nijssen heeft dat meegemaakt. ‘Juist de afgelopen
jaren zijn veel auteurs van AP benaderd met de opmerking: “Als je problemen
hebt, kom bij ons.” Dat kwam door de reorganisatie van WPG, maar ook door de
verhuizing naar Utrecht. Voor de buitenwacht werden wij de provincie in
gedegradeerd. Ook agenten van buitenlandse auteurs werd dat ingefluisterd door
Nederlandse collega’s.’
Toch bezweert iedere uitgever dat hij of zij dat in ieder
geval niet doet. Het heeft ook geen zin, zegt Polis. ‘Als je je alleen laat
leiden door wat andere uitgevers doen, ben je een slechte uitgever. Richt je
daarom op wat je zelf nastreeft en hoe je dat kunt waarmaken, in plaats van op
het dak te staan turen naar het konijn van anderen.’
Van de Leur geeft toe dat dit het moment zou zijn om auteurs
te benaderen – bij andere uitgeverijen verkopen veel schrijvers minder, terwijl
De Fontein Jeugd in de lift zit. ‘Maar toch ga ik ze niet lokken met betere
condities. Je hoort wel eens verhalen, maar in de kinderboekenwereld speelt dit
minder. Het is een heel lieve wereld. Plus: kinderboekenauteurs zitten vaak al
bij meerdere uitgevers.’
Uitgevers nemen zelf ook geregeld afscheid van auteurs. Dat
wil niet zeggen dat ze hen domweg aan de straat zetten. ‘Je gaat altijd in
gesprek over een manuscript om het beter te maken’, vertelt Lasance. ‘Als dat
na drie, vier rondes nog niet goed genoeg is, zeg je: ons lukt het blijkbaar
niet, maar een andere uitgeverij misschien wel. Soms begeleiden we auteurs daar
zelfs bij.’
Het is vaak ook een kwestie van afspraken vooraf maken, zegt
Peter Nijssen. ‘Dat je nog één boek uitgeeft, er dit en dat voor doet en als
het dan nog niet lukt, je dan zonder veel gemopper de relatie kan ontbinden.’
Transparant zijn tegenover je auteur, noemt Van de Leur dat. ‘Uitgeven is een
investeringsbeslissing. Als je denkt die investering er niet uit te kunnen
halen, moet je een auteur recht in de ogen kunnen kijken.’
Een uitgever die dat goed doet, kan dan ook én strenger
nieuwe manuscripten beoordelen én voorkomen dat schrijvers overstappen naar een
concurrent. Als je het oog gericht houdt op de langere termijn in plaats van op
het ene boek dat toevallig voorligt, legt Polis uit, en vanuit een volledige
overtuiging in het talent van de auteur het gesprek aan gaat, kun je toch
voorkomen dat die auteur overstapt. ‘Een auteur die recht in zijn schoenen
staat, kan zo’n stevig gesprek aan.’
(Eerder gepubliceerd in Boekblad maart 2014)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten