Dankzij
het Arnon Grunberg Leesexperiment (zie hier, hier en hier) was ik een van de
allereerste lezers van Het bestand.
Dat wil zeggen: van de eerste zestig bladzijden. Verder kwam ik niet in het mij
gegeven uur. Vanzelfsprekend wilde ik de roman bij verschijnen onmiddellijk
helemaal lezen, maar tot nu toe kwam het er niet van, juist omdat ik geen zin
had die zestig bladzijden opnieuw te lezen. Er moest meer tijd overheen gaan,
zodat ik er meer van vergeten zou zijn.
Inmiddels
heb ik de complete 170 bladzijden gelezen, min of meer in één ruk. Helaas ben
ik minder enthousiast dan destijds. Het karakter van Lillian en haar
geschiedenis met hacken, dat zet Grunberg mooi neer. Maar dan is ze, op
aandringen van haar mysterieuze chatvriend Banri Watanuki, aangenomen als
receptioniste bij het digitale beveiligingsbedrijf BClever. Daarmee begint het
verhaal – uitgerekend op het punt waar ik vorig jaar moest afhaken – echt.
En tegelijk ook niet, omdat het nooit van de grond komt. Er is een autistische,
zeg maar gestoorde it-er. Er is een baas met een dubbele agenda. Voor beiden
voelt Lillian wat. Maar het verhaal blijft schetsmatig, alsof Grunberg zich te
veel heeft geconcentreerd op wat hij ermee wil zeggen.
En wat wil hij ermee zeggen? Iets over wereldwijde computersystemen, religie, hacken, het lichaam in een digitaal systeem, de mens als zwakste schakel. Maar juist omdat het verhaal schetsmatig is, blijft het idee van Het bestand mistig. Bij mij, althans. De roman roept evenmin het noodzakelijk enthousiasme op om hem diepgravend te analyseren en er alsnog een theorie over te formuleren.
En wat wil hij ermee zeggen? Iets over wereldwijde computersystemen, religie, hacken, het lichaam in een digitaal systeem, de mens als zwakste schakel. Maar juist omdat het verhaal schetsmatig is, blijft het idee van Het bestand mistig. Bij mij, althans. De roman roept evenmin het noodzakelijk enthousiasme op om hem diepgravend te analyseren en er alsnog een theorie over te formuleren.
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten