dinsdag 29 september 2015

Interview: Frank Martinus Arion over 'Dubbelspel' als eerste actieboek Nederland Leest (Bibliotheekblad, 2006)

Vervelend om een heel najaar te moeten praten over een boek dat hij meer dan dertig jaar geleden heeft geschreven? Integendeel. Frank Martinus Arion is zeer trots dat voor de eerste editie van ‘Nederland Leest’ is gekozen voor zijn debuutroman Dubbelspel. ‘Ik heb twee weken gedaan over het schrijven.’

Frank Martinus Arion: ‘Dubbelspel zit vol experimenten’

Ondanks het vroege uur warmt de zon de tuin van Frank Martinus Arion in een buitenwijk van Willemstad flink op. ‘Tim Krabbé heeft mij bezocht, hier op Curaçao’, vertelt de schrijver van Dubbelspel. ‘Tien jaar geleden alweer, schat ik. Als dank schreef hij in een tijdschrift een hele pagina dat ik de Nobelprijs zou moeten krijgen. Dat is er nog niet van gekomen. Maar voor mij is ‘Nederland Leest’ alsof ik de Nobelprijs heb gewonnen. Klaar.’
Arion moet, zoals zo vaak tijdens het interview, luid en hartelijk lachen. ‘Het actieboek van ‘Nederland Leest’ is mooier dan het Boekenweekgeschenk mogen schrijven’, vervolgt hij zijn lof op de actie. ‘Ik probeer het mezelf als schrijver altijd moeilijk te maken. Ik ben bang dat als ik iets in opdracht schrijf, ik er misschien in blijf. Dat ik midden in een opdracht blijf steken.’
Dat juist de openbare bibliotheek de actie voert, vindt hij mooi. ‘Een ongelooflijk belangrijke instelling’, zegt hij. Maar Arion is niet zonder kritiek: ‘Eigenlijk zou de band tussen bibliotheek en schrijver groter moeten zijn. De bibliotheek betaalt tegenwoordig leengeld, maar weinig. Als de bibliotheek het lezen wil promoten, moet deze ook de voorwaarden voor schrijvers verbeteren. Misschien kan deze campagne een stap in de goede richting zijn.’
Juist vanwege het belang van het lezen doet Arion van harte mee aan ‘Nederland Leest’. Tijdens de actieperiode treedt vier weken lang in tenminste één bibliotheek per dag op. ‘Natuurlijk doe ik dat. Als schrijver moet je mee doen met alles wat het lezen ten goede komt. Ik ben consequent. En ik heb geen nukken zoals sommige van mijn collega’s.’

Meer dan dertig jaar geleden verscheen Dubbelspel. Bent u nog altijd met uw debuutroman bezig?
‘O, ja. Recensenten hebben me het boek altijd voorgehouden. Bij ieder nieuw boek wisten ze al na een paar bladzijden: dit is geen Dubbelspel. Logisch, het was ook een ander boek. Als de CPNB nog enige twijfel had of ze mijn boek voor deze campagne moesten kiezen, hebben de recensenten dat weggenomen toen in februari mijn laatste roman De deserteurs verscheen. Ze hebben in hun stukken alleen maar Dubbelspel opgehemeld. De recensenten hebben ervoor gezorgd dat de CPNB geen enkele kritiek heeft gekregen vanwege de keus voor mijn boek.’

Toch was indertijd de lof weliswaar groot, maar niet unaniem.
‘Iemand schreef zelfs dat Dubbelspel te pretentieus was. Hoe kan dat? Een boek is geslaagd of niet – meer niet. Na de eerste kritieken heb ik acht à tien recensenten uitgenodigd in Rotterdam om te praten over de verschillende oordelen. Ik vond dat vreemd.’

Heeft u misschien een hekel gekregen aan Dubbelspel omdat iedereen altijd zegt dat uw debuut uw beste boek is?
‘Ik ben te wijs om zo te reageren. Ik kan er ook weinig aan doen. Maar het heeft me wel aangezet om steeds de confrontatie aan te gaan. Ik wilde mezelf niet herhalen. Ik heb nooit gedacht: laat ik weer een boek als Dubbelspel schrijven. Laat ik hetzelfde boek schrijven, maar dan over bridge. Ik heb niet eens dezelfde ingrediënten gebruikt...’

In De deserteurs zijn de hoofdpersonen opnieuw vier vrienden.
‘Ja, ik heb dat als uitgangspunt genomen. Veel romans zijn eenzijdig omdat het karakter en de nationaliteit van slechts één personage het sterkst is geladen. Dat wilde ik niet, maar één hoofdpersoon. Zo worden aan de roman meer eisen gesteld waar ik altijd tegen heb gevochten. Neem het einde. In literaire werken moet het einde tragisch zijn. De liefde moet verlopen, de hoofdpersoon mag niet met haar in het huwelijk treden. Ik ben er trots op dat ik me daartegen heb verzet. Of mijn boeken nu gelukt zijn of niet, ik ben niet met succes blijven zitten.’

Het succes van Dubbelspel heeft u dus niet verlamd.
‘Nee, nee. Het is net als voetballen. Als je wilt scoren, moet je iedere keer weer de verdediging voorbij. Het doel blijft hetzelfde. Maar dan. Je kunt als in Europa iedere keer van ver een voorzet geven, een kopbal geven en zo proberen te scoren. Maar je kunt ook als de Brazilianen tik tak door het centrum gaan, leuke dingen proberen, laag over de grond spelen en al wordt je geen wereldkampioen daar tóch mee door gaan. Dat is voor mij als schrijver altijd de challenge geweest.’

Heeft u Dubbelspel ooit herlezen?
‘Heel weinig. Daarom ben ik blij met deze actie. Ik heb het sinds de uitverkiezing nog niet helemaal achter elkaar gelezen. Wel fragmenten. De eerste jaren wist ik woordelijk waar wat stond, ik had het gevoel dat ik het als symfonie uit mijn hoofd kende. Nu moet ik er weer in komen. Maar dat is leuk. Het is alsof ik een nieuw boek ontdek.’

O ja? Denkt u nu anders over uw debuutroman?
‘Het is gek om te bedenken dat ik zo jong al zoiets heb geschreven. Misschien heeft het ermee te maken dat de mens vroeger op zijn dertigste dood ging, dat hij daarom al op zijn vijfentwintigste rijp is. Dubbelspel zit vol experimenten. Pagina na pagina, zonder dat iemand het door heeft.’

Te beginnen op pagina 1?
‘Ja. Ik ben uitgegaan van het dominospel en spreek voorin van een verhaal over een verbazingwekkend wereldrecord. Dat is een grap – met het risico dat mensen zeggen: flauwekul. Het begint met de bedachte citaten over domino – alsof tsaar Nicolaas domino speelt! –, om een idee te geven van de ernst van het spel, als van schaken. De inleiding is een toeristenverhaal. Visit Curaçao. En dan volgt de voorspelling van doom. Het boek zit in het begin vol met cowboy-dingen. En ik neem de tijd om mijn verhaal rustig op te bouwen.’

Ook dat is experimenteel?
‘De enige en beste tip die ik indertijd kreeg, was van Miep Diekmann. Zij vond de inleiding over Manchi goed, maar miste actie om de passage met zijn gedachten vaart te geven. Ik ging zelf veel met planten om, en bedacht toen dát: planten water geven als actie. Tegelijk zijn de planten die hij heeft symbool voor de kleine middenklasse waar Manchi vandaan komt. Ook dát is experimenteel schrijven: moeilijke passages proberen te schrijven.’

Ik kan me voorstellen dat Dubbelspel vol moeilijke passages zit. Het boek heeft zes hoofdpersonen die onderling ingewikkelde relaties onderhouden.
‘Precies. Ook moest ik laten zien dat het spel gevaarlijk is. Dat het spelen prettig behoort te zijn, maar tussen deze vier spelers al lang niet meer het geval is. De relatie tussen het spel en de politiek, door de gesprekken die ze voeren over vrouwen en politiek. Dat maakt het moeilijk. Of dat Manchi aan het eind zelfmoord pleegt. Ik ben tegen zelfmoord, maar in de versie waarin de politie hem neerschiet, vond ik onecht. Dan moet ik durven op te schrijven wat de personages zouden doen.’

Het klinkt alsof u heel lang over het schrijven heeft gedaan.
‘Ik heb er twee weken over gedaan. Toen moest ik het nog wel editen, hoor.’

Zat het verhaal dan al helemaal in uw hoofd toen u begon met schrijven?
‘De roman was eerst een kort verhaal. Ik schreef dat in... 1963, denk ik. Ik was toen al lang in Nederland en kreeg heimwee naar domino en combineerde dat gegeven met een grap over vrouwen. Mijn vrienden aan wie ik het voorlas, vonden het grappig. Maar de personages waren karikaturaal, ik kende ze niet echt. Pas toen ik twee jaar later terugkeerde naar de Antillen en ik de mensen van dichtbij leerde kennen, kon ik het uitwerken tot een coherent boek. Al die jaren daarna heb ik nagedacht over wat mijn personages doen en hoe ik dat moest opschrijven.’

Daar maakte u aantekeningen van?
‘Nee, nee. Je kunt niet van tevoren plotten wat personages doen. Je moet de gebeurtenissen volgen. Het enige wat ik op schrift heb uitgewerkt, zijn de potjes domino die ze spelen. Dat moest kloppen: hoe de stenen op elkaar aansluiten.’

Toch zat bijna tien jaar tussen het eerste verhaal en publicatie van Dubbelspel.
‘Dat komt omdat ik de taal moest leren. Echt leren. Ik had op school opstellen gemaakt in het Nederlands. Daar kreeg ik altijd een 9 of een 10 voor. Dat gaf me het gevoel dat ik in het Nederlands mij op papier kon uitdrukken. Anders dan het Papiaments, dat toen niet op school werd onderwezen. Maar ik heb wel Nederlands geleerd als vreemde taal. Thuis spraken we het niet. Voor je dan een roman in het Nederlands kunt schrijven... Met het exacte verschil tussen ‘we’ en ‘wij’ heb ik bijvoorbeeld jaren geworsteld.’

In het slot van Dubbelspel roept u in feite op tot de vorming van een socialistisch-coöperatieve samenleving. Daar is weinig van terecht gekomen. Had u werkelijk hoop dat uw politiek ideaal mogelijk was?
‘Nee, niet echt. Het zijn vooral de ideeën van het personage Janchi. Ik heb de populariteit van meubels van wabi-hout in die tijd gebruikt om zijn idealisme vorm te geven. Ik ben het wel met hem eens, maar geloofde zelf niet dat iemand in het echt een meubelfabriek zou opzetten.’

Eerder verschenen in Bibliotheekblad 22, 2006. Bij wijze van in memoriam voor Frank Martinus Arion - het interview en de ontmoeting met hem was een van de bijzonderste uit mijn carrière.

Zie ook:
- Remco Campert over 'Het leven is vurrukkulluk' (Nederland Leest-actieboek 2011)

Geen opmerkingen: