Bibliotheken
dragen jaar na jaar minder geld af voor het uitlenen van boeken. Sluiten de
afspraken met de rechthebbenden nog aan bij de huidige bibliotheekpraktijk? En
wat speelt er op Europees niveau? Het ministerie van OCW is onlangs een
onderzoek gestart. Diederik van Leeuwen, voorzitter van Stichting Leenrecht en
voormalig directeur van Bibliotheek.nl, over leenrecht, schoolbibliotheken én
de impact van e-boeken.
Natuurlijk merken auteurs en uitgevers het. De inkomsten uit
het uitlenen van boeken nemen zo fors af, dat kan niet anders. De incasso loopt
terug met acht ton per jaar – op een totaal van 12,5 miljoen euro in 2015, en
dat al enkele jaren achter elkaar. Zoals thrillerschrijver Jacob Vis het eerder
dit jaar scherp verwoordde: ‘Ik heb twee keer zo veel boeken geschreven als
vijftien jaar geleden, maar ik haal maar half zo veel inkomen uit mijn
leenvergoedingen als vijftien jaar geleden.’
Hoe kan dat? ‘De achteruitgang van de incasso loopt gelijk
met de achteruitgang van de uitleencijfers. Logisch’, zegt Diederik van Leeuwen
voorzitter van Stichting Leenrecht. ‘Twintig jaar geleden werden 160 miljoen
boeken uitgeleend, nu ongeveer de helft.’ Maar dat is niet het hele verhaal,
gaat hij in één moeite door. Om te beginnen: kloppen de uitleencijfers wel?
Vijfentwintig jaar na oprichting van de Stichting Leenrecht hebben bibliotheken
nog altijd geen uniforme manier van uitleningen registreren en rapporteren.
‘Volgens het CBS lenen bibliotheken zo’n 80 miljoen materialen uit, volgens een
eerste analyse van ons zou het aantal uitleningen in werkelijkheid eerder 110
miljoen zijn. Deze verschillen geven al aan dat we een uitdaging hebben de
definities van een uitlening scherp te krijgen. En natuurlijk vooral over welke
uitlening al dan niet moet worden afgedragen. Is een te laat teruggebracht boek
een verlengde uitlening als daar een boete voor wordt betaald? En wat als de
bibliotheek boetes afschaft?’
Mediatheek
Een belangrijke recente ontwikkeling is de groei van de
schoolbibliotheek. Deels is dat een gevolg van bezuinigingen in de
bibliotheeksector. Filialen sluiten, waarvoor uitleenpunten terugkomen in
zorgcentra, gemeentehuizen en, niet zelden, scholen. Voor een ander deel komt
het door het leesbevorderingsbeleid. Met subsidie van de overheid hebben
openbare bibliotheken bestaande schoolbibliotheken opgetuigd, opdat leerlingen
meer gaan lezen. De Bibliotheek op school
(dBos) heet dat programma.
Mediatheken op scholen hoeven geen vergoeding voor het
uitlenen te betalen. Maar het probleem is: wanneer is een mediatheek een
volbloed schoolbibliotheek en wanneer de facto een vestiging van een openbare
bibliotheek? ‘Ook hier zie je allerlei lokale varianten met dito interpretatie
van het leenrecht’, zegt Van Leeuwen. ‘Sommige bibliotheken schuiven een kratje
boeken naar binnen en registreren niets. Andere scholen runnen met behulp van
de lokale bibliotheek zelfstandig een mediatheek die ook toegankelijk is voor
omwonenden.’
De huidige regels stammen uit een tijd dat de bibliotheek
vooral boeken uitleende via eigen vestigingen in dorp, wijk en stad.
Ondertussen is niet meer duidelijk waar nu de grens ligt tussen wel moeten en
niet hoeven betalen door de mengvormen van uitlenen die zijn ontstaan. ‘Bibliotheken
zijn niet van kwade wil. Maar feit is dat soms ten onrechte geen vergoeding
wordt betaald of dat er andere ongewenste effecten optreden. In Den Bosch bijvoorbeeld
heeft de bibliotheek filialen gesloten en schoolbibliotheken geopend. In het
jaarverslag juicht de bibliotheek: “Aantal uitleningen weer voorbij de 1
miljoen!” Heel mooi. Maar de uitleenvergoeding is daar ondertussen wel gehalveerd.
Hoe leggen we dat uit aan de auteur? Tegelijkertijd zou het ook heel vreemd
zijn de bibliotheek te beperken in deze blijkbaar succesvolle aanpak.’
Ontmoetingsplek
Een andere reden waarom de jaarlijkse incasso van
leenrechtgelden daalt is de opkomst van wat Van Leeuwen ‘overige initiatieven’
noemt. Denk aan: minibiebs, particuliere buurtbibliotheken, ruilbibliotheken.
‘Dat zijn vaak sympathieke, kleinschalige initiatieven,’ zegt hij. Zeker als
vrijwilligers in kleine kernen de lokale ontmoetingsplek, ter plekke vaak de
enige collectieve voorziening, verrijken met een bescheiden collectie, juicht
iedereen dat toe..
Maar ook hier geldt: sommige initiatieven zijn wel degelijk
verplicht de rechthebbenden schadeloos te stellen – zeker buurtbibliotheken die
een alternatief willen zijn voor een wegbezuinigd filiaal. Van Leeuwen: ‘Wij
kunnen niet alle initiatieven najagen. Handhaving kost immers ook geld. Maar we
zullen wel in 2017 een voorlichtingscampagne starten die zich onder andere
richt op lokale politici van gemeenten die buurtbibliotheken subsidie geven.’
E-boeken
Naar verwachting veel groter is de impact van het e-boek op
de toekomst van het leenrecht. Bibliotheken willen dezelfde vrijheid om
e-boeken beschikbaar te stellen aan het publiek – en niet afhankelijk zijn van
uitgevers die hun titels niet of pas jaren na verschijnen vrij geven. Onder het
leenrecht zouden bibliotheken geen toestemming nodig hebben van uitgevers en
auteurs. Om die reden is de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) een proefprocedure
gestart tegen Stichting Leenrecht. De bedoeling is zo snel mogelijk op het
hoogste niveau duidelijkheid te krijgen over de vraag of e-boeken onder het
leenrecht zouden moeten vallen. In zijn advies heeft de advocaat-generaal van
het Europese Hof van Justitie op 16 juni jl. verklaard dat er in de aard geen
verschil is tussen papieren boeken en e-boeken, en de auteurswet op dit punt ruim
moet worden geïnterpreteerd. Dit betekent in zijn visie dat bibliotheken
e-boeken onder het leenrecht zouden mogen uitlenen. Van Leeuwen: ‘Het Hof moet
dit najaar nog een definitief oordeel vellen, maar het advies geeft wel de
geest weer die rondwaart in Brussel waarbij auteurs, makers en muzikanten meer
beschermd gaan worden tegen, zoals dat gesteld wordt, puur op winst beluste
tussenpartijen.’
Stichting Leenrecht heeft formeel geen mening over deze
kwestie, omdat binnen haar gelederen organisaties vertegenwoordigd zijn die
hierover geen consensus hebben. ‘Het is tegelijkertijd ook heel moeilijk in te
schatten wie hier nu winnaar of verliezer wordt. Persoonlijk denk ik dat in
Nederland de lees-taart beter in gezamenlijkheid groter gemaakt kan worden dan
elkaar proberen taartpunten af te snoepen. Veel verstandiger zou het zijn op
brancheniveau in samenhang naar alle afspraken en wetgeving te kijken, want
daar heeft de advocaat-generaal een punt: als je de huidige wetgeving te strikt
hanteert staat dit nieuwe ontwikkelingen in de weg.’ En de op winst beluste
partijen? ‘Daar hebben we in Nederland gelukkig minder last van. We kunnen het
in ons polderlandje prima onderling oplossen met afspraken die passen bij de
huidige ontwikkelingen.’
Het is nu dan ook een goed moment om een onafhankelijk
onderzoek te laten uitvoeren naar de stand van zaken in het uitlenen van
auteursrechtelijk beschermd materiaal en de impact van al deze ontwikkelingen
te gaan bepalen. Het ministerie van OCW heeft mede op ons verzoek daarom
onlangs een onderzoeksbureau aan het werk gezet’.
One copy one user
Sommige uitgevers beweren dat een onbeperkt e-boekaanbod van
bibliotheken commerciële marktpartijen de ruimte ontneemt om nieuwe
businessmodellen op te zetten. ‘In de eerste plaats gaat de uitspraak van het
Hof straks over het one copy / one user-model,
dus dat is al een beperkt model mocht dat de standaard gaan worden. Daarbij kun
je je afvragen wat die alternatieven toevoegen en met wie je als uitgever zaken
wil doen. Een bedrijf met een all you can
read-abonnement heeft er baat bij dat klanten niet te veel lezen, anders
moeten ze de rechthebbenden te veel betalen. Ze moeten precies zo veel lezen
dat de uitgever aan boord blijft.’
En wat als een commerciële partij te succesvol wordt? Denk:
Amazon. ‘We weten wat hun businessmodel is: zo veel mogelijk schakels tussen
maker en lezer eruit halen. Op termijn wil dit soort bedrijven ook de rol van
uitgevers minimaliseren. Dan krijg je een dominante commerciële partij die de
voorwaarden dicteert. Met bibliotheken – die ideële doelen hebben, niet in de
laatste plaats leesbevordering – zijn naar mijn ervaring goede afspraken te
maken waar het hele boekenvak van profiteert.’
Bibliotheek.nl startte in 2014 met e-lending, is inmiddels
naar 300.000 accounts gegroeid en heeft in maart dit jaar het 3 miljoenste
e-boek uitgeleend, nog los van de succesvolle jaarlijkse Vakantiebieb. Toch
gelooft Van Leeuwen niet in onbeperkt digitaal lezen. ‘Er zal altijd een
beperking in moeten zitten, bijvoorbeeld in de uitleentermijn of het aantal
e-boeken dat een lid mag lezen. Het gaat er om dat bibliotheken hun kerntaken
kunnen blijven uitvoeren én dat auteurs en uitgevers hun geld moeten kunnen
verdienen. De uitdaging van deze tijd is om hierin een balans te vinden.’
Dat die gevonden gaat worden, daarvan is Van Leeuwen
overtuigd. Hij merkt hoe constructief partijen zich binnen Stichting Leenrecht
opstellen. ‘Binnen de stichting is consensus over de volgorde waarin we nu
stappen willen zetten: we wachten de uitspraken van het Hof in Luxemburg en de
uitkomsten van het OCW onderzoek af. Pas daarna voeren we de discussie over
mogelijke gevolgen en maatregelen.’
Hoe werkt het leenrecht?
Bibliotheken mogen volgens de auteurswet ieder papieren boek
uitlenen. Zij betalen auteurs daarvoor een vergoeding, die in overleg tussen
bibliotheken en rechthebbenden momenteel is vastgesteld op 13,25 cent per
uitlening. Soortgelijke afspraken zijn gemaakt voor onder andere dvd’s, cd’s,
kunst en partituren – maar níet voor e-boeken. Bibliotheken kunnen die, tot hun
verdriet, alleen per titel inkopen bij de uitgever. Stichting Leenrecht incasseert de uitleenvergoedingen van
bibliotheken en verdeelt die onder makers (70 %) en de uitgevers (30%). Van het
deel voor makers gaat 83% naar Lira, die dat verdeelt onder schrijvers en
vertalers, en 17% naar Pictoright, die dat verdeelt onder beeldmakers.
Wat betekent het leenrecht voor schrijvers en
uitgevers?
Het leenrecht vormt een belangrijke bron van inkomsten voor
schrijvers en uitgevers, met name in de categorieën die veel worden geleend
door bibliotheken, zoals kinderboeken, streekromans en thrillers. Zo zijn
kinderboekenschrijvers vaak voor éénderde tot soms wel de helft van hun inkomen
afhankelijk van leenrecht. Hetzelfde geldt voor vertalers van populaire
buitenlandse titels. Een streekromanschrijfster als Gerda van Wageningen haalt
zestig procent van haar inkomen uit de uitleen. Voor uitgevers van dit soort
titels zijn de inkomsten via de bibliotheek een essentieel onderdeel van de
exploitatie.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, jul 2016)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten