maandag 15 augustus 2016

Diederik van Leeuwen, voorzitter Stichting Leenrecht: ‘Bibliotheken en uitgevers moeten de leestaart samen groter maken’ (Boekblad)

Bibliotheken dragen jaar na jaar minder geld af voor het uitlenen van boeken. Sluiten de afspraken met de rechthebbenden nog aan bij de huidige bibliotheekpraktijk? En wat speelt er op Europees niveau? Het ministerie van OCW is onlangs een onderzoek gestart. Diederik van Leeuwen, voorzitter van Stichting Leenrecht en voormalig directeur van Bibliotheek.nl, over leenrecht, schoolbibliotheken én de impact van e-boeken.

Natuurlijk merken auteurs en uitgevers het. De inkomsten uit het uitlenen van boeken nemen zo fors af, dat kan niet anders. De incasso loopt terug met acht ton per jaar – op een totaal van 12,5 miljoen euro in 2015, en dat al enkele jaren achter elkaar. Zoals thrillerschrijver Jacob Vis het eerder dit jaar scherp verwoordde: ‘Ik heb twee keer zo veel boeken geschreven als vijftien jaar geleden, maar ik haal maar half zo veel inkomen uit mijn leenvergoedingen als vijftien jaar geleden.’
Hoe kan dat? ‘De achteruitgang van de incasso loopt gelijk met de achteruitgang van de uitleencijfers. Logisch’, zegt Diederik van Leeuwen voorzitter van Stichting Leenrecht. ‘Twintig jaar geleden werden 160 miljoen boeken uitgeleend, nu ongeveer de helft.’ Maar dat is niet het hele verhaal, gaat hij in één moeite door. Om te beginnen: kloppen de uitleencijfers wel? Vijfentwintig jaar na oprichting van de Stichting Leenrecht hebben bibliotheken nog altijd geen uniforme manier van uitleningen registreren en rapporteren. ‘Volgens het CBS lenen bibliotheken zo’n 80 miljoen materialen uit, volgens een eerste analyse van ons zou het aantal uitleningen in werkelijkheid eerder 110 miljoen zijn. Deze verschillen geven al aan dat we een uitdaging hebben de definities van een uitlening scherp te krijgen. En natuurlijk vooral over welke uitlening al dan niet moet worden afgedragen. Is een te laat teruggebracht boek een verlengde uitlening als daar een boete voor wordt betaald? En wat als de bibliotheek boetes afschaft?’

Mediatheek
Een belangrijke recente ontwikkeling is de groei van de schoolbibliotheek. Deels is dat een gevolg van bezuinigingen in de bibliotheeksector. Filialen sluiten, waarvoor uitleenpunten terugkomen in zorgcentra, gemeentehuizen en, niet zelden, scholen. Voor een ander deel komt het door het leesbevorderingsbeleid. Met subsidie van de overheid hebben openbare bibliotheken bestaande schoolbibliotheken opgetuigd, opdat leerlingen meer gaan lezen. De Bibliotheek op school (dBos) heet dat programma.
Mediatheken op scholen hoeven geen vergoeding voor het uitlenen te betalen. Maar het probleem is: wanneer is een mediatheek een volbloed schoolbibliotheek en wanneer de facto een vestiging van een openbare bibliotheek? ‘Ook hier zie je allerlei lokale varianten met dito interpretatie van het leenrecht’, zegt Van Leeuwen. ‘Sommige bibliotheken schuiven een kratje boeken naar binnen en registreren niets. Andere scholen runnen met behulp van de lokale bibliotheek zelfstandig een mediatheek die ook toegankelijk is voor omwonenden.’
De huidige regels stammen uit een tijd dat de bibliotheek vooral boeken uitleende via eigen vestigingen in dorp, wijk en stad. Ondertussen is niet meer duidelijk waar nu de grens ligt tussen wel moeten en niet hoeven betalen door de mengvormen van uitlenen die zijn ontstaan. ‘Bibliotheken zijn niet van kwade wil. Maar feit is dat soms ten onrechte geen vergoeding wordt betaald of dat er andere ongewenste effecten optreden. In Den Bosch bijvoorbeeld heeft de bibliotheek filialen gesloten en schoolbibliotheken geopend. In het jaarverslag juicht de bibliotheek: “Aantal uitleningen weer voorbij de 1 miljoen!” Heel mooi. Maar de uitleenvergoeding is daar ondertussen wel gehalveerd. Hoe leggen we dat uit aan de auteur? Tegelijkertijd zou het ook heel vreemd zijn de bibliotheek te beperken in deze blijkbaar succesvolle aanpak.’

Ontmoetingsplek
Een andere reden waarom de jaarlijkse incasso van leenrechtgelden daalt is de opkomst van wat Van Leeuwen ‘overige initiatieven’ noemt. Denk aan: minibiebs, particuliere buurtbibliotheken, ruilbibliotheken. ‘Dat zijn vaak sympathieke, kleinschalige initiatieven,’ zegt hij. Zeker als vrijwilligers in kleine kernen de lokale ontmoetingsplek, ter plekke vaak de enige collectieve voorziening, verrijken met een bescheiden collectie, juicht iedereen dat toe..
Maar ook hier geldt: sommige initiatieven zijn wel degelijk verplicht de rechthebbenden schadeloos te stellen – zeker buurtbibliotheken die een alternatief willen zijn voor een wegbezuinigd filiaal. Van Leeuwen: ‘Wij kunnen niet alle initiatieven najagen. Handhaving kost immers ook geld. Maar we zullen wel in 2017 een voorlichtingscampagne starten die zich onder andere richt op lokale politici van gemeenten die buurtbibliotheken subsidie geven.’

E-boeken
Naar verwachting veel groter is de impact van het e-boek op de toekomst van het leenrecht. Bibliotheken willen dezelfde vrijheid om e-boeken beschikbaar te stellen aan het publiek – en niet afhankelijk zijn van uitgevers die hun titels niet of pas jaren na verschijnen vrij geven. Onder het leenrecht zouden bibliotheken geen toestemming nodig hebben van uitgevers en auteurs. Om die reden is de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) een proefprocedure gestart tegen Stichting Leenrecht. De bedoeling is zo snel mogelijk op het hoogste niveau duidelijkheid te krijgen over de vraag of e-boeken onder het leenrecht zouden moeten vallen. In zijn advies heeft de advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie op 16 juni jl. verklaard dat er in de aard geen verschil is tussen papieren boeken en e-boeken, en de auteurswet op dit punt ruim moet worden geïnterpreteerd. Dit betekent in zijn visie dat bibliotheken e-boeken onder het leenrecht zouden mogen uitlenen. Van Leeuwen: ‘Het Hof moet dit najaar nog een definitief oordeel vellen, maar het advies geeft wel de geest weer die rondwaart in Brussel waarbij auteurs, makers en muzikanten meer beschermd gaan worden tegen, zoals dat gesteld wordt, puur op winst beluste tussenpartijen.’
Stichting Leenrecht heeft formeel geen mening over deze kwestie, omdat binnen haar gelederen organisaties vertegenwoordigd zijn die hierover geen consensus hebben. ‘Het is tegelijkertijd ook heel moeilijk in te schatten wie hier nu winnaar of verliezer wordt. Persoonlijk denk ik dat in Nederland de lees-taart beter in gezamenlijkheid groter gemaakt kan worden dan elkaar proberen taartpunten af te snoepen. Veel verstandiger zou het zijn op brancheniveau in samenhang naar alle afspraken en wetgeving te kijken, want daar heeft de advocaat-generaal een punt: als je de huidige wetgeving te strikt hanteert staat dit nieuwe ontwikkelingen in de weg.’ En de op winst beluste partijen? ‘Daar hebben we in Nederland gelukkig minder last van. We kunnen het in ons polderlandje prima onderling oplossen met afspraken die passen bij de huidige ontwikkelingen.’
Het is nu dan ook een goed moment om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de stand van zaken in het uitlenen van auteursrechtelijk beschermd materiaal en de impact van al deze ontwikkelingen te gaan bepalen. Het ministerie van OCW heeft mede op ons verzoek daarom onlangs een onderzoeksbureau aan het werk gezet’.

One copy one user
Sommige uitgevers beweren dat een onbeperkt e-boekaanbod van bibliotheken commerciële marktpartijen de ruimte ontneemt om nieuwe businessmodellen op te zetten. ‘In de eerste plaats gaat de uitspraak van het Hof straks over het one copy / one user-model, dus dat is al een beperkt model mocht dat de standaard gaan worden. Daarbij kun je je afvragen wat die alternatieven toevoegen en met wie je als uitgever zaken wil doen. Een bedrijf met een all you can read-abonnement heeft er baat bij dat klanten niet te veel lezen, anders moeten ze de rechthebbenden te veel betalen. Ze moeten precies zo veel lezen dat de uitgever aan boord blijft.’
En wat als een commerciële partij te succesvol wordt? Denk: Amazon. ‘We weten wat hun businessmodel is: zo veel mogelijk schakels tussen maker en lezer eruit halen. Op termijn wil dit soort bedrijven ook de rol van uitgevers minimaliseren. Dan krijg je een dominante commerciële partij die de voorwaarden dicteert. Met bibliotheken – die ideële doelen hebben, niet in de laatste plaats leesbevordering – zijn naar mijn ervaring goede afspraken te maken waar het hele boekenvak van profiteert.’
Bibliotheek.nl startte in 2014 met e-lending, is inmiddels naar 300.000 accounts gegroeid en heeft in maart dit jaar het 3 miljoenste e-boek uitgeleend, nog los van de succesvolle jaarlijkse Vakantiebieb. Toch gelooft Van Leeuwen niet in onbeperkt digitaal lezen. ‘Er zal altijd een beperking in moeten zitten, bijvoorbeeld in de uitleentermijn of het aantal e-boeken dat een lid mag lezen. Het gaat er om dat bibliotheken hun kerntaken kunnen blijven uitvoeren én dat auteurs en uitgevers hun geld moeten kunnen verdienen. De uitdaging van deze tijd is om hierin een balans te vinden.’
Dat die gevonden gaat worden, daarvan is Van Leeuwen overtuigd. Hij merkt hoe constructief partijen zich binnen Stichting Leenrecht opstellen. ‘Binnen de stichting is consensus over de volgorde waarin we nu stappen willen zetten: we wachten de uitspraken van het Hof in Luxemburg en de uitkomsten van het OCW onderzoek af. Pas daarna voeren we de discussie over mogelijke gevolgen en maatregelen.’

Hoe werkt het leenrecht?
Bibliotheken mogen volgens de auteurswet ieder papieren boek uitlenen. Zij betalen auteurs daarvoor een vergoeding, die in overleg tussen bibliotheken en rechthebbenden momenteel is vastgesteld op 13,25 cent per uitlening. Soortgelijke afspraken zijn gemaakt voor onder andere dvd’s, cd’s, kunst en partituren – maar níet voor e-boeken. Bibliotheken kunnen die, tot hun verdriet, alleen per titel inkopen bij de uitgever. Stichting Leenrecht incasseert de uitleenvergoedingen van bibliotheken en verdeelt die onder makers (70 %) en de uitgevers (30%). Van het deel voor makers gaat 83% naar Lira, die dat verdeelt onder schrijvers en vertalers, en 17% naar Pictoright, die dat verdeelt onder beeldmakers.

Wat betekent het leenrecht voor schrijvers en uitgevers?

Het leenrecht vormt een belangrijke bron van inkomsten voor schrijvers en uitgevers, met name in de categorieën die veel worden geleend door bibliotheken, zoals kinderboeken, streekromans en thrillers. Zo zijn kinderboekenschrijvers vaak voor éénderde tot soms wel de helft van hun inkomen afhankelijk van leenrecht. Hetzelfde geldt voor vertalers van populaire buitenlandse titels. Een streekromanschrijfster als Gerda van Wageningen haalt zestig procent van haar inkomen uit de uitleen. Voor uitgevers van dit soort titels zijn de inkomsten via de bibliotheek een essentieel onderdeel van de exploitatie.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, jul 2016)

Zie ook:

Geen opmerkingen: