maandag 16 april 2018

Waarom bibliothecarissen moeten mikken op een cultureel zo divers mogelijk publiek (Bibliotheekblad)

Waarom moeten er diverse kinderboeken zijn? Wie moeten die maken? En hoe maak je die eigenlijk? Het jaarlijkse congres van Stichting Lezen probeerde woensdag in Leeuwarden antwoord te geven op deze vragen. Dankzij de bevlogenheid van de sprekers zullen veel de aanwezigen, waaronder vele bibliothecarissen, geïnspireerd huiswaarts zijn gekeerd.

Er zullen maar weinig aanwezigen bij Lezen Centraal, het jaarlijkse congres van Stichting Lezen, het met de centrale stelling van de dag oneens zijn geweest. Het aanbod kinderboeken moet diverser worden. Opdat kinderen die thuis niet opgroeien met boerenkool, Hollandse meesters en schaatsen ook zichzelf tegen komen in boeken. En opdat het wereldbeeld van anderen wordt verbreed die wél zo'n achtergrond hebben. Bibliotheken moeten daarin voorzien, dan wel de ouders stimuleren om hun kinderen zulke boeken voor te lezen.
De eensgezindheid werd geïllustreerd door een metafoor dat bijna iedere spreker in Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden citeerde om de stelling te onderbouwen. Dat ging over spiegels en vensters. Kinderen hebben spiegels nodig: hoofdpersonen die op hen lijken om zo een zelfbewustzijn op te bouwen. En ze hebben vensters nodig: om te leren dat hun perspectief niet het enige in de wereld is. Kinderen met niet-Westerse roots hebben echter te weinig spiegels, terwijl kinderen met Hollandse wortels juist te weinig vensters krijgen aangeboden.
Toch gaf de unanimiteit niets. Lezen Centraal was ook tijdens de editie 2018 in de eerste plaats een inspiratiedag. De betogen en getuigenissen van de verschillende sprekers waren bedoeld om de bezoekers, die voor een niet gering deel werkzaam zijn in de bibliotheek, aan te sporen werk te maken – of nóg meer werk te maken – van het thema diversiteit. En de sprekers waren stuk voor stuk zo bevlogen dat ze een gevoelige snaar wisten te raken. Zelfs de dagvoorzitter, die toch hoofdzakelijk de taak heeft om sprekers aan en af te kondigen, slaagde daarin.
Dat was Abdelkader Benali. De schrijver vertelde dat hij op de lagere school twee dozen vol boeken cadeau kreeg van zijn meester Bart. Boeken die deze zelf als kind had gelezen en dus waren geschreven in de jaren vijftig en zestig. Boeken die nu de jonge Benali een venster boden op het land waar hij als vierjarige terecht was gekomen. 'De kinderen in die boeken voetbalden allemaal. En vanaf oktober vroren alle sloten dicht, waarop iedereen heldhaftige avonturen beleefde. Ik dacht daarom dat iedereen in Nederland een teen of vinger miste, die in hun jeugd was afgevroren.'

Daarna legde Marc Dullaert, de voormalige kinderombudsman die zich als voorzitter van stichting Kidsrights nog steeds inzet voor de rechten van kinderen, uit waarom diversiteit in kinderboeken zo belangrijk is. Volgens het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties, zei hij, hebben kinderen het recht om geïnformeerd te worden. Hoewel het niet letterlijk zo wordt gespecificeerd, houdt dat in dat ze een 'breed palet' aan verhalen voorgeschoteld moeten krijgen om zo een gefundeerde mening te kunnen vormen. Verhalen over anders denken versterkt bovendien het begrip en de tolerantie voor een ander.
Helaas is de praktijk van het kinderboek anders, constateerde hij bepaald niet als enige. Rolpatronen zijn stereotype, het gezin is traditioneel en aandacht voor de diversiteit en etniciteit is ver te zoeken. Gevolg: de kinderen die de signalen oppikken en internaliseren creëren in hun hoofd een veel eenzijdiger beeld van hoe het hoort te zijn in de maatschappij dan in werkelijkheid het geval is. 'Ook op scholen worden kinderen nog veel gepest om hun anders zijn. Er zijn wel pestprotocollen, maar dat zijn dode letters. Kinderen moeten juist door te lezen andere waarden aanleren. Maar dan moeten die boeken er wel zijn.'
Diversiteit gaat niet alleen om de inhoud van kinderboeken. Er moeten ook boeken zijn in de tálen die kinderen thuis spreken. Dat betoogde Marinella Orioni, auteur van enkele boeken over meertaligheid. Het is het beste voor hun taalontwikkeling als kinderen in hun eigen woning hun thuistaal spreken en ontwikkelen, ongeacht welke dat is, en op school Nederlands. Maar dan moet ook die thuistaal blijvend worden gestimuleerd. Niets zo fnuikend immers als een kind op een gegeven moment de kennis van een achtjarige heeft, maar de woordenschat van een vierjarige.
Juist hier kunnen bibliotheken een taak hebben, bleek indirect uit haar verhaal. Zijzelf voedde haar kinderen op in het Nederlands (haar eigen taal), Italiaans (de taal van haar man) en het Frans (de taal van haar gekozen vaderland). Maar types zoals zij, expats die zich soms voor onbepaalde, maar langdurige tijd in Nederland vestigen, vormen een minderheid. De meesten zijn migranten uit culturen waarin het niet gebruikelijk is om te lezen of te praten met kinderen. Bibliotheken moeten deze ouders stimuleren om in hun eigen taal voor te lezen. Of desnoods luisterboeken aan te bieden.

Een van de aanbieders van diverse kinderboeken in Nederland is het kort geleden opgerichte, maar hard aan de weg timmerende bedrijf Rose Stories. Twee mede-oprichters vertelden over hun werkwijze. Allereerst legde sociaal-psychologe Nina Blussé op een vergelijkbare wijze als Dullaert uit waarom en hoe je blik onbewust wordt vervormd door je eigen achtergrond. En dat ingeprente stereotypen onder meer kunnen worden tegengewerkt door je er bewust van te zijn dat je automatisch een voorkeur hebt voor soortgelijke mensen als jezelf – en dan niet de zoveelste witte vrouw in de bibliotheek aan te nemen, maar iemand met een geheel andere achtergrond.
Astrid Sy vertelde vervolgens wat een divers kinderboek is aan de hand van haar jeugdroman De brieven van Mia. Aandacht voor het thema sijpelt er vanzelf in omdat zij een half-Senegalese, half-Scandinavische achtergrond heeft. Diversiteit is domweg een thema in haar leven. Maar, stelde zij nadrukkelijk, je hoeft echt niet alleen te schrijven over wat je kent. De brieven van Mia gaat over de vriendschap tussen een jong Syrisch vluchtelinge en een bejaarde Joodse Nederlander – en nee, zij is niet Joods. Iedere schrijver kan zich inleven. Belangrijk is vooral dat je niet te clichématig maakt. Niet iedere moslim heeft zes broers en een moeder die altijd een hoofddoek maakt.
Ook in een lijn van de deelsessies na de lunch kwamen schrijvers aan het woord: Sjoerd Kuyper, die met De duik een Curaçaos kinderboek schreef, en Mylo Freeman, die de donkere prinses Arabella schiep. Daaruit bleek juist hoe moeilijk het is voor een blanke auteur om een divers kinderboek te schrijven. Kuyper hoorde in 1994, bij zijn eerste bezoek aan overzees Nederland, al de wens van eilandkinderen om een boek over hún wereld te maken in plaats van over de gebruikelijk kinderboekwereld vol treinen, boterhammen met pindakaas en andere puur Hollandse gewoonten. Maar hij durfde het pas nadat hij vriendschap had gesloten met de lokale auteur Roland Colastica en het eiland echt kende.
Daarom is het belangrijk dat er kinderboekenauteurs zijn met een niet-Westerse achtergrond. Zoals Freeman, dochter van een zwarte man en blanke moeder. Toen een kennis haar vertelde dat een Surinaams meisje niet de rol van een prinses wilde spelen in een jeugdvoorstelling omdat die blank en blond zijn, begon zij nog dezelfde week aan haar eerste Prinses Arabella. Lang had ze alleen dieren getekend, omdat ze zich ongemakkelijk voelde bij haar mensen. Maar nu had ze een missie. Eentje die ze met merkbaar plezier overbracht op de aanwezige bibliothecarissen.
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 13 apr)

zie ook:

Geen opmerkingen: