maandag 14 maart 2016

Sprekend Nederland: Alle vooroordelen over accenten in kaart gebracht (Taalunie:Bericht)

Wat zegt je accent over wie je bent? Of beter gezegd: welke vooroordelen koesteren anderen over je tongval? Dat onderzoekt de omroep NTR in het project Sprekend Nederland.

Dirk de Bekker was wel wat gewend. De programmamaker van de NTR is zelf opgegroeid in Rosmalen, bij Den Bosch. Zeker sinds hij in Hilversum werkt heeft hij al zo vaak opmerkingen gehoord over zijn zachte g. 'Niet per se negatief, maar men zegt er altijd wat over. Dat getuigt vaak van vooroordelen die niet stroken met de werkelijkheid. Dat ik veel drink bijvoorbeeld. Dat valt best mee.'
Maar dat het zó erg was? Voor het project Sprekend Nederland liet hij mensen elkaar beoordelen louter op basis van hun tongval. Ze konden elkaar niet zien. 'Wat mensen dan durven te zeggen over de ander!' Een Twentse zou zeker onmodieus gekleed zijn. Een Hagenaar klinkt nogal asociaal. 'Mijn mond viel open van verbazing. Ik had niet verwacht dat de vooroordelen zó sterk waren.'
Voor zijn collega Sander Nieuwenhuijsen werkten de 'Spreekhokken', zoals de filmpjes heten die ze samen hebben gemaakt, nog sterker als eye-opener. De Bekker: 'Hij komt uit de Randstad.  Hij heeft dus het prestige-accent en was zich helemaal niet bewust van de beeldvorming bij het horen van accenten. Hij was zelf nog nooit aangesproken op zijn accent.'

De Bekker en Nieuwenhuizen zetten Sprekend Nederland voor de NTR niet alleen op uit persoonlijke interesse van de eerste. Als wetenschapsjournalist wist hij dat er alleen kleinschalig onderzoek naar dit onderwerp is gedaan. 'Ze laten vijftig mensen in een experimentele setting zinnen inspreken. Of gaan bij de Hema staan met een voicerecorder. Er is geen grote dataset van accenten.'
Door een samenwerkingsverband op te zetten tussen publieke omroep en wetenschap kon die dataset er wél komen. Het basisidee was: een app maken waarin mensen zelf zinnen kunnen inspreken en die van anderen mogen beoordelen. En daaromheen allerlei programma's om grote groepen mensen te interesseren voor het onderwerp en te verleiden de app te gebruiken.
De Bekker: 'Meestal gaat het andersom. Er is een tv-programma en er komt een app bij. Wij zetten de app centraal. Ook komt doorgaans de wetenschap met een idee, waarna wij er een programma over maken. Nu stelden wij een idee voor. Taalwetenschappers reageerden gelijk enthousiast omdat ze de mogelijkheid zagen een grote dataset te verwerven waar ze nog jaren onderzoek mee konden doen.'

Sprekend Nederland ging van start met de lancering van de app op 3 december. Sinds-dien is er online en op tv op allerlei manieren aandacht aan besteed. Het wetenschaps-programma De Kennis van Nu (NPO2) wijdde een aflevering aan het project. De Vlaamse muzikant Bent van Looy bezocht drie taalgemeenschappen – korte filmpjes die later op NPO3 worden uitgezonden. En eind mei is een grote live-show op NPO1.
De Kennis van nu liet genadeloos zien hoe Marokkaanse Nederlanders worden behandeld. Acteur Omar Ahaddaf mocht géén proefrit maken, kon zijn fietsslot niet laten openzagen en kon géén afspraak maken om een huis te bezichtigen. Presentator Diederik Jekel werd door dezelfde mensen wel tegemoetkomend bejegend. 'Deepdown zijn mensen racistisch', aldus sociolinguïst Stefan Grondelaers in de uitzending.
De Bekker vindt het niet moeilijk om voor alle verschillende zenders en doelgroepen andere ideeën te bedenken over accenten. 'Gesproken taal is zo'n rijk onderwerp. Je kunt zo veel verschillende invalshoeken bedenken. We denken ook nog na over items voor het lokale cultuurprogramma Landinwaarts en het historische programma Andere tijden. We willen Sprekend Nederland zeker een jaar ondersteunen.'
In de live-show gaan groepen sprekers van hetzelfde accent de strijd aan om de titel 'Het Mooiste Accent van Nederland', vertelt hij. Iedere groep wordt aangevoerd door een accent-ambassadeur, een BN'er met die tongval. 'Daar doorheen gewoven zit de wetenschap. Want de live-show is het moment om de eerste resultaten van het onderzoek bekend te maken.'

Veel kan De Bekker daar nu nog niet over zeggen. Het streven is om de app 100.000 keer te laten downloaden. Na twee maanden hebben bijna 10.000 mensen dat gedaan. Zij hebben gezamenlijk 200.000 stemopnamen gemaakt en al bijna een miljoen keer andere opnamen beoordeeld. 'Maar het enige wat ik daaruit kan afleiden is dat men in Flevo-land het minst en in Friesland de app het meest downloadt.'
Maar het gaat ook niet alléén om de wetenschap: onderzoeken waar welke accenten worden gesproken en welke vooroordelen aan welk accent kleven. 'Het is ook het doel van Sander en mij om mensen bewust te maken van de vooroordelen zodat er wat aan kan worden gedaan. Ook op ons werk. Nederland is een lappendeken van klankkleuren, maar die diversiteit hoor je in de massamedia niet terug.'

En Vlaanderen?
De Bekker en Nieuwenhuijsen hadden het project graag uitgevoerd voor het hele taalgebied. 'Het had het project nog groter en ingewikkelder gemaakt, maar ook het ideaalplaatje', zegt De Bekker. Maar de VRT stelde zich afwachtend op. Eerst zien wat Sprekend Nederland oplevert. 'Van Stefan Grondelaers – zelf een Vlaming – hebben we wel begrepen dat Vlamingen banger zijn om het vooroordelen te hebben. Het onderwerp ligt nog controversiëler. Maar wie weet komt het nog.'
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:Bericht)

zondag 13 maart 2016

Wat heeft het boekenvak voor vluchtelingen gedaan? (Boekblad)

Een benefiet in de Amsterdamse schouwburg, speciale uitgaven voor het goede doel en inzamelingsacties in boekhandels. Het duurde even voor het boekenvak reageerde op de vluchtelingencrisis, maar inmiddels hebben schrijvers, uitgevers en boekhandelaren honderdduizenden euro's opgehaald.

Het is niet moeilijk geraakt te worden door de vluchtelingenstroom die sinds afgelopen zomer zo'n enorme omvang heeft aangenomen. De mensonterende beelden van tientallen vluchtelingen in gammele bootjes. Het overvolle kamp bij Calais, waardoor het Westen opeens zijn eigen sloppenwijk heeft. De dode peuter op een Turks strand. En dan de soms ronduit vijandige ontvangst, waarbij opvangcentra worden belaagd. Niemand blijft daar onbewogen bij. Maar om dan ook wat te doen?
Thijs Heslenfeld, die onder het label Oost West Thijs Best al meerdere fotoboeken in eigen beheer heeft uitgebracht, besloot wel al snel een speciale uitgave te maken: Anything out of nothing. De fotograaf bezocht afgelopen najaar samen met journaliste Rinke Verkerk vluchtelingenkampen voor Syriërs in Libanon en Jordanië. Hij wilde de vluchtelingen 'zonder extra zielige foto's of nadruk op blije gezichten' zélf een gezicht geven en hen in de gelegenheid geven hun eigen verhaal te vertellen.
Het is een schitterend 96 pagina's tellend boek geworden, dat al op 3 december na tweeëneenhalve maand werk op de markt kwam. Een boek met een bijzondere vormgeving – en niet alleen door de gimmick dat het, net als Arabischtalige uitgaven, achterstevoren moet worden gelezen. Heslenfeld wilde hiermee de lezers op kleine schaal de verwarring laten voelen die vluchtelingen op grote schaal dagelijks ervaren nadat ze hun vertrouwde bestaan hebben moeten opgeven.
Al bij verschijnen waren 3000 exemplaren van Anything out of nothing bij voorverkoop à 27,50 euro per stuk verkocht, onder andere aan een aantal bedrijven die meerdere exemplaren tegelijk voor hun personeel aanschaften. Inmiddels zit de totale verkoop boven de 4000. Maar daarmee neemt de fotograaf, die toch al alles uit eigen middelen heeft gefinancierd, geen genoegen. Dit voorjaar hoopt hij lezingen en mini-exposities in boekhandels te organiseren om het boek nader te promoten.
'Per verkocht exemplaar gaat vijf euro naar een gezin in het kamp Al Za'atari in Jordanië', vertelt Heslenfeld. 'Begin februari hebben we 25.000 euro kunnen overmaken aan de Jordaanse afdeling van UNHCR om deze vluchtelingen rechtstreeks te kunnen helpen. Iets meer dan 15.000 euro komt uit verkoop van het boek, de rest is aangevuld door Triodos Bank die besloten heeft mij te sponsoren.'

In het Nederlandse boekenvak lijkt Heslenfeld een uitzondering te zijn. Zeker in het vroege stadium waren auteurs, boekhandels en uitgeverijen in andere landen er veel eerder bij. Denk aan speciale woordenboekje met uitsluitend plaatjes die uitgevers als Routard al in september maakte om gratis onder vluchtelingen ter verspreiden en of, nog eerder, de gelijk zeer succesvolle inzamelingsactie van de Britse auteur Patrick Ness waar veel collega's hun bijdrage aan hebben geleverd.
En dat terwijl vluchtelingen, zeker ze in hun land van aankomst aan hun integratie gaan beginnen, zo veel baat hebben bij (toegang tot) boeken. Dat bewijst het genoemde aanwijswoordenboek waarmee vluchtelingen makkelijker kunnen communiceren, maar ook echte woordenboeken, lesboeken Nederlands als tweede taal en fotoboeken over Nederland om hier te kunnen inburgeren. En natuurlijk prentenboeken en eerste lesboekjes voor de kleinsten.
De openbare bibliotheken hebben dat goed begrepen. Naast talrijke inzamelingsacties – van boeken en contact geld – die direct na de zomer werden georganiseerd, begon de sector een plan op te stellen om gestructureerd samen te werken met verantwoordelijke organisaties als het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COa), het ministerie van Justitie en Veiligheid en Vluchtelingenwerk Nederland. De bibliotheek wil asielzoekers in iedere fase van hun inburgering en zoektocht naar werk terzijde staan.
Toch is het natuurlijk niet zo dat het boekenvak niets deed. Zeker niet. Naast het bedrag dat Heslenfeld bijeenbracht is er voor vele tienduizenden euro's geld opgehaald voor een reeks goede doelen. Hieronder volgt een overzicht van de grootste en bekendste acties.

De schrijvers kwamen op initiatief van Dimitri Verhulst op 9 februari in de Stadsschouwburg van Amsterdam bijeen voor een benefiet ten bate van My Book Buddy, die zich inzet voor vluchtelingenkinderen. Onder meer Tommy Wieringa, Connie Palmen, Jelle Brandt Corstius en Esther Gerritsen traden op om de 'verbindende waarde van boeken en verhalen te tonen.' Alleen al de recette van de door de Leescoalitie georganiseerde avond leverde 25.000 tot 30.000 euro op. Daarnaast was er een loterij. De opbrengst daarvan was bij het ter perse gaan van dit stuk nog niet bekend.

Bij Lemniscaat verscheen in november een vertaling van het oorspronkelijke Engelse Soep voor Syrië van de culinair auteur en fotograaf Barbara Abdeni Massaad. Zij vroeg recepten bij meer dan vijftig internationale topkoks ten bate van het voedselprogramma van UNHCR. De Engelse uitgave was binnen een week uitverkocht en leverde 40.000 pond op. De vertaling kon na twee weken worden herdrukt. Inmiddels zijn 3400 exemplaren verkocht, wat betekent dat er zo'n 30.000 euro voor de vluchtelingen is opgehaald. Dit bedrag is inclusief het geld dat boekhandels ophaalden met het uitdelen van soep. 'Geweldig hoe de boekhandel zich heeft ingezet voor dit boek!', vindt pr-medewerker Leena Jaarsveld. Ook de opbrengsten van de jaarlijkse Lemniscaat-uitverkoop in de Bibliotheek Rotterdam ging naar deze actie.

De Arbeiderspers bracht eveneens in november belangeloos de bundel Gelukszoekers van Ilja Leonard Pfeijffer uit, waarin de auteur enkele eerder geschreven stukken over vluchtelingen en migranten bijeenbracht, inclusief een fragment uit zijn Librisprijswinnende roman La Superba. Auteur, uitgeverij én drukkerij Ten Brink werkte gratis mee.  De uiteindelijke opbrengst is voor stichting Werken zonder Grenzen, die vluchtelingen helpt aan werkervaringsplaatsen, vrijwilligerswerk of betaald werk.
'Op dit moment hebben we van Gelukszoekers zo’n 1500 exemplaren verkocht', zegt uitgeverij Peter Nijssen. 'Vind ik niet meevallen. Misschien dat de toch wat schokkende coverfoto daaraan debet is. Anderzijds: we verkopen het nog steeds. Dus onze druk van ik meen 2500 exemplaren raakt heus uitverkocht. Van de winkelprijs van 15 euro gaat een zeer groot deel naar Werken zonder Grenzen. Ik schat dat er zo’n 30.000 euro naar dit goede doel zal gaan als we alle exemplaren hebben verkocht.'

Uitgeverij Podium leverde een bijdrage met het pamflet Broederschap van Frans Timmermans dat een onverwacht grote bestseller was. Het boek dat was geïnitieerd door Erik van Bruggen van campagnebureau BKB, haalde de derde plaats in de Bestseller 60 haalde en stond vijf weken in de top tien. Binnen een maand waren er 20.000 exemplaren verkocht. De royalty's van de auteur en de uitgeverswinst is volledig bestemd voor Vluchtelingenwerk Nederland. Op een moment dat het boek nog steeds in de bestsellerlijst overhandigden Timmers en uitgever Joost Nijsen al een cheque van 20.000 euro aan de begunstigde organisatie.

De educatieve uitgeverijen Noordhoff, Zwijsen en Delubas kondigden aan dit jaar 60.000 kinderboeken te verspreiden onder 150 scholen waar vluchtelingenkinderen les gaan krijgen. Zij mogen de 'zwerfboeken' mee naar huis nemen om zo ook hun ouders te helpen met hun taalontwikkeling. De Vier Windstreken doneerde 500 exemplaren van het tekstloze prentenboekje Steen voor steen Guiliano Ferri. Boekhandels met een opvangcentrum in de buurt konden twintig exemplaren aanvragen.

Atlas Contact organiseerde een omruilservice: een boek uit het eigen fonds voor een ongewenst kerstcadeau. De in totaal veertig ingeleverde cadeaus, voor de helft boeken en verder onder andere dvd's, een Gerard Joling cd, een Action-camera en mutsen, waren voor de noodopvang in Amsterdam. Twee jongetjes stuurde een nieuw Ajax-shirt in dat hun vader had gekregen, vertelde pr-medewerker Martina van As. Want, zo schreef de vader, zij woonden niet in Amsterdam, een vluchteling die daar zit heeft er daarom meer aan.

Verschillende boekhandels hielden inzamelingsacties. Dekker van de Vegt in Nijmegen riep klanten op in de kerstperiode naast een cadeau voor hun dierbaren ook een boek voor de pop-upbibliotheek in het azc in Heumensoord te kopen. Deze pop-upbieb is in het leven geroepen door de bibliotheek Gelderland-Zuid – een mooi voorbeeld van de manier boekhandel en bibliotheek kunnen samenwerken. Klanten konden kiezen uit negen titels: van Nederlands-Arabische woordenboeken en aanwijsboeken tot een basiscursus voor inburgeraars en Nederland voor Syriërs.
De actie is 'heel goed aangeslagen', zegt directeur Monique Kauffman. 'Mensen kwamen speciaal daarvoor naar de winkel. Uiteindelijk hebben we voor 5000 euro aan boeken gedoneerd, inclusief 500 euro van onszelf. De dinsdag voor kerst hebben [mede-directeur] Hans [Peters] en ik tien dozen afgeleverd bij bibliotheek De Mariënburg.'

Klanten van de Algemene boekhandel in Amersfoort konden voorafgaand aan kerst een maand lang boeken brengen die aan verschillende bibliotheken in opvangcentra zouden worden gegeven. Er was vooral vraag naar prenten- en kinderboeken, woordenboeken en fotoboeken over Nederland. En die kwamen er ook, vertelt medewerker Linda Adam. 'Vooral prentenboekjes en avi-boekjes, ook in het Frans en Engels. Dat zijn vaak ook boeken die maar korte tijd worden gebruikt en dus nog in uitstekende staat.'
Misschien was niet ieder boek even geschikt – een enkeling had van de gelegenheid gebruikt zijn zolder op te ruimen – maar de boekhandel kon bij elkaar ruim vijfentwintig dozen vol afgeven. Half januari werden die in twee shifts opgehaald door vertegenwoordigers van het COA Amersfoort en Gastgezin Amersfoort.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, feb 2016)

Zie ook:

vrijdag 11 maart 2016

Interview Boekenweekgeschenkauteur Esther Gerritsen: 'Boeken moet tastbaar aanwezig zijn in de bibliotheek' (Bibliotheekblad)

Esther Gerritsen is de schrijver van het Boekenweekgeschenk – vanaf morgen overal te krijg. Broer beschouwt ze niet als staalkaart van haar oeuvre, maar als de volgende stap in haar ontwikkeling als auteur. Het is een fijne gedachte dat die ontwikkeling in zijn geheel in de bibliotheek is na te gaan. 'Er is tenminste één plek waar alle boeken voor je worden bewaard tot je er klaar voor bent.'

Zou het oeuvre van Esther Gerritsen integraal in de bibliotheek te vinden zijn? Haar vroege werk voor toneel, dat verscheen bij kleine uitgeverijen als International Theatre & Film Books? Haar debuut als prozaschrijver: de verhalenbundel Bevoorrecht bewustzijn (2000)? Columnbundels als Ik ben vaak heel kort dom (2013)? En natuurlijk de romans waarmee ze doorbrak: Superduif (2010), Dorst (2012) en Roxy (2014), die alle op de shortlist van de Libris Literatuurprijs stonden?
Gerritsen is er de persoon niet naar om dat zelf na te gaan, maar het zou haar niet verbazen. 'Ik zocht niet zo lang geleden Nederland en Duitsland in het interbellum onder redactie van Frits Boterman en Marianne Vogel, dat ik wilde lezen voor mijn interbellum-leesclub', vertelt ze in het kantoor van de CPNB. 'Nu de Boekenweek Duitsland als thema heeft, wilden we dat land nemen. Het is uit 2003, helemaal niet oud dus, maar: nérgens te krijgen. Ook niet bij Boekwinkeltjes of zo, ik heb overal gekeken. Het lag alleen bij de OBA.'
Dat vindt de 44-jarige Amsterdamse schrijfster het mooie aan de bibliotheek: dat ieder boek gewoon op fietsafstand te vinden is. 'Het stáát daar. Op de derde verdieping, met code 935.2. Ik vind dat zo leuk en opwindend. Ik herinner me ook dat ik ooit iets zocht van Vera Panova. Dat stond in de kelder van de oude bibliotheek op de Prinsengracht. Je moest het speciaal aanvragen, maar het was er. Er is tenminste één plek waar alle boeken voor je worden bewaard tot je er klaar voor bent: de bibliotheek.'

Het 'choqueert' Gerritsen dan ook dat zo veel van die 'schatkamers' verdwijnen. 'Als er iets geweldig is dat het bestaat, is het wel de bibliotheek. Overal zitten mensen te lezen, kranten of boeken, en te studeren. De bibliotheek is één groot, openbaar studiecentrum. Als iets alleen maar positieve effecten teweeg brengt is het toch de bibliotheek? Ik fietste laatst vlak voor tien uur 's ochtends langs de OBA. Daar stonden allemaal mensen te wachten tot die openging. Daar kan ik echt ontroerd van raken.'
En dan heeft ze het niet alleen over gesloten filialen. Ook de afslankingen van de collectie kan beter worden teruggedraaid. 'Boeken moeten tastbaar aanwezig zijn, zodat je kan zíen wat er staat. Een vriendin, een zangeres, haalde vroeger bladmuziek bij de OBA, maar nu dat minder zichtbaar is, omdat veel in het archief staat, gebruikt ze die collectie minder. Alles is wel op te vragen maar dat is niet te hetzelfde. Je moet een boek kunnen opzoeken in de catalogus, naar rij 5, kast A, plank 2.1 lopen en het daar aantreffen.'
Maar waarom wordt er dan toch bezuinigd? stelt ze zichzelf de vraag. Omdat er niet genoeg gebruik meer van wordt gemaakt? 'Misschien zijn we wel te rijk geworden. Kunnen we boeken te makkelijk gewoon kopen. Misschien zijn we te rijk geworden om een bibliotheek te onderhouden. Ik weet nog dat men vroeger geen romans kocht. "Die kon je toch ook lenen?" Een encyclopedie, díe kocht je. Mijn ouders hadden er járen voor gespaard en ik heb er daarna eindeloos in gelezen.'

Zelf gebruikt Gerritsen de bibliotheek ook niet meer zo vaak als vroeger toen ze, in haar jeugd, lid was van de bibliotheek in Gendt, vlak bij Nijmegen. 'Ik nam altijd zo veel boeken mee als mocht: vier leesboeken en vier studieboeken. Mijn moeder wachtte buiten, maar kwam me altijd halen omdat het te lang duurde. Dat genot van het zoeken was zo groot, ik bleef kijken. Ik las alles. Snuf de hond, Thea Beckman, later de enige twee toneelstukken zie daar hadden: Elckerlyc en Hamlet, die ik dan zelf bewerkte.'
Ze is daarna altijd lid gebleven. 'Nou ja, misschien af en toe een jaartje niet omdat ik te weinig ging. Toen ik laatst een brief kreeg dat mijn abonnement verliep, wilde ik het eerst zo laten omdat ik boeken altijd koop – dan kan ik er tenminste in schrijven, zoals ik altijd doe, er vouwen in maken. Maar toen had ik nog geen twee weken later dat boek van Frits Boterman nodig en heb ik mijn abonnement toch weer met een jaar verlengd.'
Misschien moet ze dan ook vaker van de bibliotheek gebruik maken. 'Mijn dochter van zeven zei laatst: "Ik heb een vraag, kun je wat boeken weg doen?". We hebben er zo veel. En ik moet haar ook vaker meenemen. Als je naar een winkel gaat, draait het om bezit. Maar in de bibliotheek gaat het alleen om de vraag: welke kennis wil ik tot me nemen? In welk avontuur wil ik me nu storten? Dat is toch magisch van de bibliotheek: dat je daar fantasie de vrije loop kan laten gaan omdat je wil weten wat er in de boeken staat.'

Waar Gerritsen niet meer voor naar de bibliotheek wil zijn optredens. Niet omdat zulke intieme ontmoetingen met auteurs niet interessant zijn. 'Zulke avondvullende bijeenkomsten vinden eigenlijk alleen nog in de bibliotheek plaats. Anders treedt je op festivals vaak met vele anderen op.' Ook niet omdat bibliotheken het niet professioneel zouden organiseren. Maar omdat ze het zelf niet meer wil. Ze maakt zich er te nerveus voor, het geeft te veel stress.
De Boekenweek is natuurlijk een uitzondering. 'Het leuke is dat je er dan in een korte, hysterische afgeronde periode helemaal voor gaat. Ik hoef me niet druk te maken om hoe laat de trein gaat, wat ik met eten doe, niets. Ik word gehaald en gebracht. Dat is anders. Ze zeggen wel dat na het schrijven van het geschenk het grootste deel van het werk is gedaan, maar zo voelt het voor mij niet. Schrijven vind ik het leukst. Na de Boekenweek ga ik mijn tijd alleen nog daaraan besteden. Ik werk nu aan een scenario voor een film.'

Bij de aankondiging van Gerritsen als auteur van het Boekenweekgeschenk legden vele de nadruk op het feit dat er sinds 2002 eindelijk weer een vrouw de opdracht had gekregen. Eigenlijk nogal beledigend, maar de schrijfster blijft er laconiek onder. 'Het ergste is dat ik het gewend ben. Als ik word genomineerd zeggen ze ook: als enige vrouw. Wat moet je ermee? Zulke opvattingen veranderen geleidelijk. Je moet niet te veel nadruk leggen op individuele gevallen. Wees alleen bewust van je vooroordelen.'
Toch is het in het licht hiervan opmerkelijk dat ze in Broer – waar ze pas in juni aan begon te schrijven – koos voor een carrièrevrouw als hoofdpersoon die er pijnlijk op wordt gewezen dat ze haar zachte kanten heeft verwaarloosd. Olivia is een succesvol financieel directeur wier broer na het afzetten van zijn been bij haar gezin intrekt. Zij denkt dat hij een overgevoelige aansteller is, maar ze ontdekt dat iedereen hém aardig vindt en haar juist kil. Met andere woorden, ze ontdekt dat ze vrouwelijker zou moeten zijn.
Zo blijkt het echter niet bedoeld. Broer moet je als een psychologische, niet als politieke novelle lezen. 'Ik kies altijd een vrouw als hoofdpersoon, ook omdat dat nog altijd minder vaak wordt gedaan. Ik vond het leuk een rationele vrouw neer te zetten die dacht nergens door geraakt te kunnen worden en in de war raakt als ze toch allerlei gevoelens blijkt te hebben. Ze wordt omringd door mannen, dat klopt, maar dat hadden net zo goed vrouwen kunnen zijn: een vrouwelijke baas, dochters in plaats van zonen.'

Waar sommige geschenkauteurs de laatste jaren een soort staalkaart van hun oeuvre leken te presenteren beschouwt Gerritsen Broer gewoon als haar volgende roman – waarin ze wel weer op een lichte, geestige en directe manier een groot drama verwoordt. 'Ik zeg al drie boeken: en nu wil ik een verhaal schrijven dat goed afloopt. Dat lukte steeds niet. Het is moeilijk een roman geloofwaardig een positieve wending te geven. Het is fijn dat het juist voor zoiets feestelijks als het Boekenweekgeschenk wel gelukt is.'
Raken de vele lezers die dankzij Broer voor het eerst iets van Gerritsen lezen dan niet in de war als ze haar tragischer en ook uitzinniger eerder werk lezen? Wat zouden ze het best na Broer kunnen lezen? 'Ik denk eerst Dorst, dan Roxy en dan Superduif,' zegt ze vastberaden. 'Ik heb het gevoel dat Dorst [over een dochter die bij haar stervende moeder intrekt, md] voor velen meer toegankelijk is. Maar misschien zeg ik dat omdat momenteel bezig ben dat te bewerken voor een film.'
Het is ieder geval vrijwel zeker dat deze boeken nog lang na de Boekenweek in de bibliotheek te vinden zullen zijn.
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad, feb 2016)

Zie ook:
- Herman Koch & BN'ers over de openbare bibliotheek


donderdag 10 maart 2016

Diabetes in het Boekenweekgeschenk van Esther Gerritsen

Toen ik vorig jaar zocht naar literaire romans waarin diabetici een rol spelen, kon ik weinig vinden. Een verhaal van Kevin Barry, De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch, die ik allebei recent had gelezen. Maar verdomd als het niet waar is: in het Boekenweekgeschenk Broer van Esther Gerritsen – dat vanaf zaterdag in een oplage van 655.235 exemplaren wordt verspreid via boekhandels in Nederland en Vlaanderen – is het titelpersonage een diabetespatiënt.
Marcus heet deze broer van hoofdpersoon Olivia. Hij is 'wandelcoach' van beroep. Hij wandelde met mensen uit het bedrijfsleven terwijl hij hen adviseert over hun loopbaan. En uitgerekend hem wordt een been afgezet. Hij trekt daarna tijdelijk bij Olivia's gezin, waardoor zij onder ogen moet zien dat ze niet de persoon is die ze dacht te zijn. De diabetespatiënt fungeert, juist door zijn bijzondere status als 'zieke', als katalysator bij het verwerven van inzicht bij de mensen om hem heen.
Meteen op de eerste pagina wordt uitgelegd hoe het zo ver is kunnen komen dat Marcus zijn been verliest:

Marcus was een waardeloze suikerpatiënt, die zijn dokters tot wanhoop dreef.
‘Ik weiger mijn leven erdoor te laten bepalen!’ riep hij graag, hij at en dronk waar hij zin in had, vergat op tijd te spuiten, sloeg controles over, werd doodziek en vroeg zich dan geschrokken af hoe dit toch had kunnen gebeuren.

Ik hou niet zo van de term 'suikerpatiënt', omdat niet-diabetici dan denken dat je geen suiker mag. Met diabetes dien je voorzichtig te zijn met alles waar koolhydraten in zit. Gelukkig gebruikt Gerritsen in de rest van de novelle de term suiker nog maar een keer – tegen drie keer diabetes. Een keer gebeurt dat in een scène waarin Olivia's zonen zich online verdiepen in de fantoompijn waaraan Marcus leidt als de operatie achter de rug is. Het is 'alsof je prikkeldraad om je benen hebt of door de brandnetels loopt. Of dat er mieren onder je huid kruipen,' lezen op de site.

Opmerkelijk is ook: op de dag dat ik het interview had gepland dat ik Gerritsen heb afgenomen over het Boekenweekgeschenk moest ik 's ochtends zelf naar het ziekenhuis voor een reguliere controle. Een synchroniteit die auteurs als Harry Mulisch en A.F.Th. van der Heijden ten volle zouden uitbuiten. Ik noem het een mooi toeval.

Zie ook:
- Interview met Esther Gerritsen over Boekenweekgeschenk

woensdag 9 maart 2016

Ilja Leonard Pfeijffer, 'Brieven uit Genua' (Athenaeum.nl)

Ilja Leonard Pfeijffers Brieven uit Genua is een pijnlijk eerlijk zelfonderzoek. Maar dat het zó pijnlijk zou worden kon hij het grootste deel dat hij eraan werkte nooit voorzien. Door niets minder dan een wonder maakte hij niet alleen de balans op nel mezzo del cammin di nostra vita, maar gooit hij uiteindelijk het roer volledig om. Het maakt deze autobiografie onweerstaanbaar.

Afgelopen najaar overleed het kleurrijkste personage van La Superba. De Engelse alcoholist Don, die huis en haard had verlaten om de gasten op de terrassen van Genua te vermaken met sterke verhalen. Ilja Leonard Pfeijffer portretteerde hem in zijn roman uit 2013 nagenoeg waarheidsgetrouw. Als eerbetoon aan wat hij zelf beschouwt als 'het meest geliefde personage' van de roman die – dankzij een Libris Literatuurprijs en 70.000 verkochte exemplaren – voor de doorbraak van de auteur zorgde, publiceerde Pfeijffer daarom op de websites van NRC Handelsblad en Tzum een in memoriam. Het was tegelijk een voorpublicatie uit zijn autobiografie Brieven uit Genua.
Indertijd las ik het stuk als voetnoot bij La Superba. Iemand die zo veel lezers heeft vermaakt, inclusief diegenen die daarna naar Genua trokken om het labyrintische centrum en de auteur aan zijn tafeltje in het echt te bekijken – groot gelijk dat Pfeijffer vertelt hoe het Don is vergaan na voltooiing van de roman. En ja, dat bleek natuurlijk niet zo fraai te zijn. Dons verzonnen dood in de roman leidt tot een onvergetelijk feest. Dons dood in het echte leven was als die van zo veel drinkebroers die door ouderdom en gebrek niet meer zo gezellig zijn: eenzaam, verschrikkelijk eenzaam. Er werd wel een feestje georganiseerd, maar groots was het allerminst.
Pfeijffer besluit:

'Niemand van die zogenaamde vrienden die er waren en niemand van de nog veel grotere groep zogenaamde vrienden die er niet waren, heeft Don werkelijk gekend. Ze wisten dat hij zijn gintonic 'cappuccino senza schiuma' noemde. Dat vonden ze schitterend. Ze wisten dat hij later op de avond graag het lied van de gele onderzeeboot aanhief. Dat vonden ze nog mooier. Ja, hij was me er eentje. Een karakter. Een personage. Een mythe. Het was het vertoon van de oppervlakkigheid die Don zelf heeft nagestreefd. Niemand van hen had ooit de moeite genomen om tien minuten aan zijn tafeltje te zitten toen hij begon te verdrinken in droefenis en waanbeelden. Het moest wel leuk blijven. Zo zou Don het zelf ook hebben gewild. Precies. Don wilde het zo. En precies dat maakt het allemaal zo intens treurig.'

Nu Brieven uit Genua is verschenen blijkt dit in memoriam allerminst een voetnoot te zijn. Integendeel, Pfeijffer gaf in zijn voorpublicatie niets minder weg dan de sleuteltekst van zijn pijnlijke zelfonderzoek waarin hij definitief tot de conclusie komt dat het zo niet langer kan. Hij heeft dezelfde keuzes gemaakt als Don – voor zijn vrijheid, voor zijn kunst, voor zijn zelfstandigheid, kortom, voor zichzelf – en als daar ongewone aspecten bij horen, zoals de doelbewuste keuze voor de drank, dan zij dat zo. Hij is toch de onverwoestbare bohemien die als een nachtelijke vorst aan zijn tafeltje de alcohol en de zinnen even rijkelijk laat vloeien? 'Maar,' schrijft hij in dezelfde tekst:

'... als ik iets heb geleerd van zijn dood, is het dat ik achteraf gezien kritiek moet hebben op zijn leven. Het waren zijn keuzen. Met het waren de verkeerde keuzen, omdat ze, net als de keuzen die ik altijd heb gemaakt, egoïstisch waren. Hij heeft bereikt wat hij wilde. Hij is een mythe geworden. Maar uiteindelijk gaf niemand meer om hem omdat iedereen alleen nog maar geïnteresseerd was in de mythe.'

Alleen als je honderden pagina's heb gelezen die eraan vooraf zijn gegaan, begrijp je portee van deze zinnen. In brieven aan zijn ex Gelya, met wie hij ooit naar Genua fietste, vertelde hij in een periode van 3,5 jaar (vanaf april 2012) over zijn dagelijks leven, een moeizaam ontwikkelende relatie, zijn bestaan als schrijver. In brieven aan respectievelijk zijn moeder en zijn jongere ik haalde hij uitgebreide herinneringen op zijn verleden. Alles uitmondend in het besef dat hij, succesvol als schrijver, heeft kunnen worden wie hij moet zijn. Het is een lange rechtvaardiging van zijn keuzes. 'Kom naar mij toe', roept hij tot besluit zijn jongere ik toe. 'Het is goed waar ik nu ben.'
Hij spaart zichzelf daarbij bepaald niet. De eerlijkheid die Pfeijffer weet op te brengen is zo pijnlijk om te lezen dat het vergelijkbaar is met de Bekentenissen van Jean-Jacques Rousseau of Mijn strijd van Karl Ove Knausgård. Een mooi voorbeeld is de 23 pagina's tellende brief over zijn liefdesleven. Hier geen enkele bravoure over de vrouwen die hij heeft veroverd. Nee, hij heeft vrouwen om slechte redenen laten gaan, hij is te lang bij vrouwen gebleven die hem vernederden, hij is met vrouwen naar bed gegaan alleen omdat het zo laat was geworden dat iedereen die dan op is behoefte heeft aan een arm om zich heen. Hij moet het toch al niet van de eerste indruk hebben, noteert hij.
En dan gebeurt iets onverwachts. Hij ontmoet een vrouw waarvoor hij niet kiest, maar die hij 'herkent' als De Ware. En het is nog wederzijds ook. Als zij net als alle vrouwen al snel bang wordt van zijn drankinname, kan hij het opeens wel opbrengen om voor een ander te stoppen. Al is daar toeval voor nodig: een anale fistel waardoor hij enkele dagen echt niet kan of wil drinken. En geluk: de vrouw blijkt intuïtief aan te voelen dat ze de schrijver geen enkele onderhandelingsruimte mag bieden. Hij moet volledig stoppen, laat ze onverbiddelijk weten. Vervolgens is het slechts een kwestie van tijd voor de auteur beseft dat hij zijn leven weer om moet gooien. Zie hierboven.
Het gekke is dat juist deze passage verzonnen aandoet. Eerst kondigt Pfeijffer in een brief aan zijn uitgever aan dat zijn boek, en dus zijn leven, een wending nodig heeft om het de nagestreefde spanningsboog mee te geven. En dan gebeurt dit. In eender welke roman zou je keihard oordelen: over the top. Pfeijffer beschrijft de vrouw ook in zulke goddelijke termen dat zijn lofzang kitscherig aandoet. Bovendien heet ze Stella, ofwel ster in het Italiaans. Natúúrlijk, denk je, zij is de ster die hem de weg wijst. Bovendien vormen de initialen van hun beider naam gezamenlijk het woord 'si', ofwel ja in het Italiaans – het woord dat Pfeijffer nu tegen het leven zegt. Zo lust ik er nog wel een paar.
En toch is het onweerstaanbaar. Dat een zo meedogenloos oprechte zelfanalyse eindigt in de afbraak van niets minder dan de identiteit waarover hij nooit twijfelde. Dat hij zo de pijnlijkste waarheid van allemaal onder ogen moet zien. Het móét waar zijn. Voeg dat bij de even bloemrijke als heldere taal van Pfeijffer, waarmee hij scherpe inzichten precies weet te verwoorden, en de haast achteloze manier waarop hij thema's en motieven uit zijn eerste Genua-boek – van migratie en leven in je fantasie tot de zelfbewuste aandacht voor zijn literaire intenties én de cruciale rol van Don – herneemt. En je hebt zonder twijfel een van de hoogtepunten uit de boekenoogst van 2016.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 7 maart)

Meer Pfeijffer:

dinsdag 8 maart 2016

De Libris Literatuurprijs 2016: de statistiek

Wat is het opvallendste aan de shortlist van de Libris literatuurprijs die gisterenavond bekend werd gemaakt? Dit is de lijst:

Alex Boogers - Alleen met de goden
Jokevan Leeuwen - De onervarenen
Connie Palmen - Jij zegt het
Inge Schilperoord - Muidhond
P.F.Thomése - De onderwaterzwemmer

Ik denk toch: het ontbreken van Vlamingen. Dat is voor het eerst sinds 2004. Er werd geschreven over een Vlaamse boom. Dimitri Verhulst, Bernard Dewulf en YvesPetry zorgde sinds 2009 voor drie Vlaamse zeges op rij. En nu: niets.
Er staan drie vrouwen op de shortlist. Op een moment dat de discussie over vrouwelijke auteurs oplaait omdat Esther Gerritsen het Boekenweekgeschenk heeft geschreven en alle interviews met haar daar deze week uitgebreid bij stil staan, lijkt dat heel bijzonder. Maar het is vaker gebeurd. Het is de zesde keer in 22 jaar.
Wel stijgt hierdoor het gemiddeld aantal vrouwelijke auteurs dat ooit de laatste zes van de Libris Literatuurprijs haalde naar 26,1 %. En van de drie grote prijzen was dit toch al de vrouwvriendelijkste.
Dan de auteurs. Er staan twee nieuwkomers op de shortlist: Alex Boogers en Thomas Verbogt. De meest geshortliste auteur in dit gezelschap is P.F Thomése. Voor hem is het de zesde keer. Met deze nominatie is hij ook voor alle drie de prijzen genomineerd. Hij is daarmee de 26e auteur in de geschiedenis van de Nederlandse literatuur.
Ook opvallend: drie genomineerde auteurs wonnen daadwerkelijk al eens een grote prijs. Dat zijn: P.F. Thomése (AKO 1991), Connie Palmen (AKO 1995) en Joke van Leeuwen (AKO 2013).

Zie ook de laatste updates over de statistiek van de:

vrijdag 4 maart 2016

Anne Folkertsma, 'Hans Fallada' (Athenaeum.nl)

Als een auteur een leven lang maskers heeft opgezet rukt zijn biograaf hem die af. Het verzwegen lidmaatschap van een nazistische organisatie. Het buitenechtelijke kind. Of, in het geval van Hans Fallada, auteur van Kleine man - wat nu? en Alleen in Berlijn, de manier waarop hij schrijver werd. Maar zelden werd het zo wreed aangepakt als door Anne Folkertsma. Zij laat haar fascinerende levensbeschrijving voorafgaan door drie nooit eerder in het Nederlands verschenen autobiografische teksten van Fallada, zodat het contrast tussen zijn leugens en de waarheid wel heel nadrukkelijk wordt onderstreept.

Fallada (1893-1947) had allesbehalve de ambitie om literatuur te schrijven, noteert hij in 'Hoe ik schrijver ben geworden'. Goed, hij had in 1918 en 1919 twee romans gepubliceerd, dat kon hij moeilijk ontkennen. Maar:

'Het [waren] niet mijn boeken, omdat ze op instigatie, bijna op bevel van een eerzuchtige vrouw zijn geschreven, omdat ze me zijn ingefluisterd, omdat ik ze niet eigener beweging heb geschreven. Daarom tel ik die boeken niet mee, daarom hecht ik er niet aan, het zijn niet mijn kinderen. Een echt boek moet in je groeien, het moet niet van buitenaf op kunstmatige wijze worden aangedragen. Zeker, bijna ieder mens zou een boek kunnen schrijven, maar dat zijn niet de boeken waar het om gaat. Je moet boeken schrijven omdat je ze móét schrijven. Dat zijn de enige goede boeken, en de boeken van toen waren dat niet!'

Nooit, zo vervolgt hij, heeft hij daarna een roman willen schrijven. Het gebeurde alleen dat hij zijn toenmalige uitgever Ernst Rowohlt ontmoette en dat die zei dat Fallada's verslaggeverswerk bij een lokale krant niets voor hem was en hem daarom een baantje aanbood, waardoor Fallada naar Berlijn verhuisde en hij daar bij uitgeverij Rowohlt recensie-exemplaren verstuurde, maar dat zijn baas hem om één uur 's middags naar huis stuurde en dat hij toen zo veel vrije tijd over had, dat hij dacht: kom aan, laat ik eens schrijven over die rechtszaak waar ik nooit de waarheid over mocht schrijven omdat mijn verslag moest passen bij de politieke kleur van de krant. 
Pas toen Fallada op die manier Bauern, Bonzen und Bomben voltooide, waarmee hij doorbrak, bleek schrijven verslavend. In de leegte na voltooiing van het boek dacht hij:

'...weer aan de heerlijke uren bij het schrijven van mijn eerste boek. Het was vaak net een roes geweest, maar een roes die alle roezen overtrof die aardse middelen kunnen opwekken. Zelfs de ergste uren, als ik compleet wanhopig was over hoe het verder moest gaan, leken mij mooier dan de mooiste vrije uren nu. Nee het was werkelijk zo dat ik van een gif had gedronken dat ik niet meer uit lichaam en geest kon bannen, en nu verlangde ik ernaar meer van dit gif te drinken, het altijd te blijven drinken, elke dag, de rest van mijn leven.'

De werkelijkheid blijkt een stuk prozaïscher. Fallada is, zoals veel auteurs, geboren met de drang om te schrijven. Schrijver worden is een ambitie die hij al op zijn achttiende uitspreekt. Hij brak alleen laat door – het genoemde Bauern, Bonzen und Bomben verschijnt vlak voor zijn 38e verjaardag – omdat het zo lang duurde voor hij zijn eigen toon had gevonden: direct, levendig, realistisch, met een diep inzicht in en humaan begrip voor de psychologie van de gewone man. Lang zoekt hij het in, zoals zijn biografe het noemt, 'expressionistische, buitenissige, zeer persoonlijke en bij vlagen sprookjesachtige' projecten, terwijl de nieuwe zakelijkheid 'die zich richt op de harde realiteit, en sociale en politieke gebeurtenissen op een bijna filmische manier optekent', in opmars is.
Toch moet men mild zijn over Fallada's leugens. Ook dat maakt Folkertsma duidelijk. Zijn carrière valt nagenoeg geheel samen met de era van het Derde Rijk, waar de mogelijkheden om vrijuit te spreken maar marginaal ruimer waren dan in Stalins Sovjet-Unie. 'Hoe ik schrijver ben geworden' is eveneens in die periode geschreven. Geen wonder dat hij daarin schreef dat hij nooit eindexamen had kunnen doen omdat hij ziek was. De bekentenis dat hij zijn beste vriend had doodgeschoten in een dubbel-zelfmoordpact, waarbij hij zelf tegen zijn zin overleefde, kon hem zijn kop kostten. De nazi's maakten ook met geestelijk instabiele mensen korte metten.
Tegelijkertijd zetten de nazi's de beroemdste Duitse auteur die niet in Exil ging, onder dwang om werk af te leveren dat bij hun verwerpelijke filosofie paste. Uit schrijfhonger, maar ook uit behoefte aan erkenning en geld bleef hij toch romans pennen. Op zijn best leverde dat pretentieloze ontspanningslectuur op die alleen door Fallada's talent enigszins genietbaar zijn gebleven. Op zijn slechtst was dat een antisemitische roman, waarvoor hij wel een contract sloot maar die ongepubliceerd is gebleven en waarvan het manuscript is verdwenen. Ook schreef hij voorwoorden bij ouder werk waarin hij afstand deed van bepaalde elementen en ging hij als speciale verslaggever naar het front.
Het roept de vraag op wat voor oeuvre Fallada had achtergelaten als hij in alle vrijheid had kunnen werken. Nu zijn de hoogtepunten in verhouding zo schaars dat hij, met zijn aangebrande naam, vergeten raakte – tot zijn herontdekking in 2010 met de heruitgave van Alleen in Berlijn. Zou hij anders al decennialang dezelfde status hebben als een verglijkbaar auteur als John Steinbeck, die de Nobelprijs won? Het is niet te zeggen. Je zou hoogstens een aanwijzing kunnen krijgen als Fallada's werk voor kinderen werd vertaald, die blijkbaar klassiekers in Duitsland zijn geworden. Wellicht kon hij net als een Daniil Charms in de Sovjet-Unie in dit genre wél zijn volledige artistieke kunnen kwijt.
Het is een kwaliteit van Folkertsma's biografie dat ze je hierover aan het nadenken zet. Ze weet Fallada's roerige leven intrigerend na te vertellen en zijn fascinerende persoonlijkheid kleurrijk te schetsen. Soms schiet ze te oppervlakkig door de jaren, maar dat past wel bij Fallada's huidige status als auteur die zijn statuur aan het terugwinnen is. Hij moet na zijn herintroductie als schrijver ook als persoon worden geherintroduceerd. Pas als zijn werk, door meer heruitgaven, nog bekender is geworden, is er ruimte voor een definitieve biografie waarin iedere kwestie minutieus wordt geanalyseerd. Tot die tijd is Folkertsma's biografie een waardig monument.