woensdag 9 maart 2016

Ilja Leonard Pfeijffer, 'Brieven uit Genua' (Athenaeum.nl)

Ilja Leonard Pfeijffers Brieven uit Genua is een pijnlijk eerlijk zelfonderzoek. Maar dat het zó pijnlijk zou worden kon hij het grootste deel dat hij eraan werkte nooit voorzien. Door niets minder dan een wonder maakte hij niet alleen de balans op nel mezzo del cammin di nostra vita, maar gooit hij uiteindelijk het roer volledig om. Het maakt deze autobiografie onweerstaanbaar.

Afgelopen najaar overleed het kleurrijkste personage van La Superba. De Engelse alcoholist Don, die huis en haard had verlaten om de gasten op de terrassen van Genua te vermaken met sterke verhalen. Ilja Leonard Pfeijffer portretteerde hem in zijn roman uit 2013 nagenoeg waarheidsgetrouw. Als eerbetoon aan wat hij zelf beschouwt als 'het meest geliefde personage' van de roman die – dankzij een Libris Literatuurprijs en 70.000 verkochte exemplaren – voor de doorbraak van de auteur zorgde, publiceerde Pfeijffer daarom op de websites van NRC Handelsblad en Tzum een in memoriam. Het was tegelijk een voorpublicatie uit zijn autobiografie Brieven uit Genua.
Indertijd las ik het stuk als voetnoot bij La Superba. Iemand die zo veel lezers heeft vermaakt, inclusief diegenen die daarna naar Genua trokken om het labyrintische centrum en de auteur aan zijn tafeltje in het echt te bekijken – groot gelijk dat Pfeijffer vertelt hoe het Don is vergaan na voltooiing van de roman. En ja, dat bleek natuurlijk niet zo fraai te zijn. Dons verzonnen dood in de roman leidt tot een onvergetelijk feest. Dons dood in het echte leven was als die van zo veel drinkebroers die door ouderdom en gebrek niet meer zo gezellig zijn: eenzaam, verschrikkelijk eenzaam. Er werd wel een feestje georganiseerd, maar groots was het allerminst.
Pfeijffer besluit:

'Niemand van die zogenaamde vrienden die er waren en niemand van de nog veel grotere groep zogenaamde vrienden die er niet waren, heeft Don werkelijk gekend. Ze wisten dat hij zijn gintonic 'cappuccino senza schiuma' noemde. Dat vonden ze schitterend. Ze wisten dat hij later op de avond graag het lied van de gele onderzeeboot aanhief. Dat vonden ze nog mooier. Ja, hij was me er eentje. Een karakter. Een personage. Een mythe. Het was het vertoon van de oppervlakkigheid die Don zelf heeft nagestreefd. Niemand van hen had ooit de moeite genomen om tien minuten aan zijn tafeltje te zitten toen hij begon te verdrinken in droefenis en waanbeelden. Het moest wel leuk blijven. Zo zou Don het zelf ook hebben gewild. Precies. Don wilde het zo. En precies dat maakt het allemaal zo intens treurig.'

Nu Brieven uit Genua is verschenen blijkt dit in memoriam allerminst een voetnoot te zijn. Integendeel, Pfeijffer gaf in zijn voorpublicatie niets minder weg dan de sleuteltekst van zijn pijnlijke zelfonderzoek waarin hij definitief tot de conclusie komt dat het zo niet langer kan. Hij heeft dezelfde keuzes gemaakt als Don – voor zijn vrijheid, voor zijn kunst, voor zijn zelfstandigheid, kortom, voor zichzelf – en als daar ongewone aspecten bij horen, zoals de doelbewuste keuze voor de drank, dan zij dat zo. Hij is toch de onverwoestbare bohemien die als een nachtelijke vorst aan zijn tafeltje de alcohol en de zinnen even rijkelijk laat vloeien? 'Maar,' schrijft hij in dezelfde tekst:

'... als ik iets heb geleerd van zijn dood, is het dat ik achteraf gezien kritiek moet hebben op zijn leven. Het waren zijn keuzen. Met het waren de verkeerde keuzen, omdat ze, net als de keuzen die ik altijd heb gemaakt, egoïstisch waren. Hij heeft bereikt wat hij wilde. Hij is een mythe geworden. Maar uiteindelijk gaf niemand meer om hem omdat iedereen alleen nog maar geïnteresseerd was in de mythe.'

Alleen als je honderden pagina's heb gelezen die eraan vooraf zijn gegaan, begrijp je portee van deze zinnen. In brieven aan zijn ex Gelya, met wie hij ooit naar Genua fietste, vertelde hij in een periode van 3,5 jaar (vanaf april 2012) over zijn dagelijks leven, een moeizaam ontwikkelende relatie, zijn bestaan als schrijver. In brieven aan respectievelijk zijn moeder en zijn jongere ik haalde hij uitgebreide herinneringen op zijn verleden. Alles uitmondend in het besef dat hij, succesvol als schrijver, heeft kunnen worden wie hij moet zijn. Het is een lange rechtvaardiging van zijn keuzes. 'Kom naar mij toe', roept hij tot besluit zijn jongere ik toe. 'Het is goed waar ik nu ben.'
Hij spaart zichzelf daarbij bepaald niet. De eerlijkheid die Pfeijffer weet op te brengen is zo pijnlijk om te lezen dat het vergelijkbaar is met de Bekentenissen van Jean-Jacques Rousseau of Mijn strijd van Karl Ove Knausgård. Een mooi voorbeeld is de 23 pagina's tellende brief over zijn liefdesleven. Hier geen enkele bravoure over de vrouwen die hij heeft veroverd. Nee, hij heeft vrouwen om slechte redenen laten gaan, hij is te lang bij vrouwen gebleven die hem vernederden, hij is met vrouwen naar bed gegaan alleen omdat het zo laat was geworden dat iedereen die dan op is behoefte heeft aan een arm om zich heen. Hij moet het toch al niet van de eerste indruk hebben, noteert hij.
En dan gebeurt iets onverwachts. Hij ontmoet een vrouw waarvoor hij niet kiest, maar die hij 'herkent' als De Ware. En het is nog wederzijds ook. Als zij net als alle vrouwen al snel bang wordt van zijn drankinname, kan hij het opeens wel opbrengen om voor een ander te stoppen. Al is daar toeval voor nodig: een anale fistel waardoor hij enkele dagen echt niet kan of wil drinken. En geluk: de vrouw blijkt intuïtief aan te voelen dat ze de schrijver geen enkele onderhandelingsruimte mag bieden. Hij moet volledig stoppen, laat ze onverbiddelijk weten. Vervolgens is het slechts een kwestie van tijd voor de auteur beseft dat hij zijn leven weer om moet gooien. Zie hierboven.
Het gekke is dat juist deze passage verzonnen aandoet. Eerst kondigt Pfeijffer in een brief aan zijn uitgever aan dat zijn boek, en dus zijn leven, een wending nodig heeft om het de nagestreefde spanningsboog mee te geven. En dan gebeurt dit. In eender welke roman zou je keihard oordelen: over the top. Pfeijffer beschrijft de vrouw ook in zulke goddelijke termen dat zijn lofzang kitscherig aandoet. Bovendien heet ze Stella, ofwel ster in het Italiaans. Natúúrlijk, denk je, zij is de ster die hem de weg wijst. Bovendien vormen de initialen van hun beider naam gezamenlijk het woord 'si', ofwel ja in het Italiaans – het woord dat Pfeijffer nu tegen het leven zegt. Zo lust ik er nog wel een paar.
En toch is het onweerstaanbaar. Dat een zo meedogenloos oprechte zelfanalyse eindigt in de afbraak van niets minder dan de identiteit waarover hij nooit twijfelde. Dat hij zo de pijnlijkste waarheid van allemaal onder ogen moet zien. Het móét waar zijn. Voeg dat bij de even bloemrijke als heldere taal van Pfeijffer, waarmee hij scherpe inzichten precies weet te verwoorden, en de haast achteloze manier waarop hij thema's en motieven uit zijn eerste Genua-boek – van migratie en leven in je fantasie tot de zelfbewuste aandacht voor zijn literaire intenties én de cruciale rol van Don – herneemt. En je hebt zonder twijfel een van de hoogtepunten uit de boekenoogst van 2016.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 7 maart)

Meer Pfeijffer:

Geen opmerkingen: