vrijdag 21 februari 2014

Thomas Heerma van Voss, 'De allestafel' en 'Stern' (Ons Erfdeel)

De idee-fixe van een perfecte vader-zoonband

De hoofdpersonen in het nog bescheiden oeuvre van Thomas Heerma van Voss (1990) hadden familie van elkaar kunnen zijn. De bijna-dertiger Mark Oldings uit De allestafel (2009), freelance recensent van hiphopcd’s, en de op zijn pensioen afkoersende basisschoolleraar Stern uit het gelijknamige Stern (2013) zijn neurotische controlfreaks die geen normaal contact kunnen maken. Oldings omdat hij zich niet in een ander kan verplaatsen en iedereen door zijn eigen bril bekijkt. Stern omdat hij te passief en te zwijgzaam is. Mensen zien hem nauwelijks staan.
Oldings is er het ergst aan toe. Hij kan zich alleen staande houden in het leven door zich stevig vast te klampen aan zijn eigen waarheden en te leven volgens zijn vaste protocollen. Als hij besluit zijn relatie met Yvonne te redden, waarvan hij wel aanvoelt dat die betere tijden heeft gekend, kan dat alleen door een to do-lijst op te stellen. Hij hoeft de punten maar af te werken en dan komt alles in orde. Lukt het hem toch niet, dan verliest hij direct alle hoop. Tot relativeren is hij niet in staat.
Anders dan Oldings is Stern niet rijp voor opname. Door leraar te worden is hij erin geslaagd een min of meer maatschappelijk geaccepteerd bestaan op te bouwen. Voor de klas staan biedt hem een omgeving waarin hij volgens vaste en van buiten af opgelegde patronen met anderen, in dit geval zijn leerlingen, kan communiceren. Zij moeten bovendien naar hem luisteren, en niet andersom. Van ieder kind dat hij ooit les heeft gegeven, heeft hij een dossier aangelegd, waar hij jaren later nog door bladert. Alsof het zijn dierbaarste vrienden waren.

Toch vallen de verschillen tussen beide romans meer op dan de overeenkomsten. In Heerma van Voss’ debuut – gepubliceerd toen de auteur nog twintig moest worden – is de invloed van Arnon Grunberg duidelijk voelbaar. Met losse citaten valt het niet te illustreren, het zit hem vooral in de nuchtere, rationele stem die Heerma van Voss aan Mark Oldings heeft gegeven. Hij hanteert hetzelfde overdreven zelfbewustzijn waarmee hij zijn eigen gekte aangeeft als veel Grunberg-personages.
Die associatie is verdwenen in Stern. De stijl is nog zakelijker en afstandelijker geworden, zonder grote woorden of metaforen, op het vlakke af. Heerma van Voss volgt zo sec mogelijk de wederwaardigheden van zijn hoofdpersoon, waardoor hij beter dan in De allestafel versluiert dat de lezer het verhaal uitsluitend vanuit Sterns perspectief te horen krijgt. Als er staat dat hij ‘nog steeds uitermate geschikt is om les te geven’, ben je bijna geneigd het te geloven.
Ook is de tweede roman subtieler. In De allestafel ligt het er te dik op. Ja, Mark Oldings heeft ze niet allemaal op een rijtje. Dat valt na een bladzijde of tien al niet meer te ontkennen – waarna de auteur het blíjft benadrukken. Het komt dan ook niet als een verrassing dat Mark Oldings uiteindelijk doordraait. De enige vraag die tijdens het lezen blijft openstaan is die naar de mate waarin. Doet hij zichzelf geweld aan? Doet hij zijn vriendin geweld aan? Dat is te weinig.
Stern houdt wél een verrassing in zich. De leraar wordt geïntroduceerd op het moment dat zijn leven begint te kapseizen. De moderne manager van basisschool De Regenboog stuurt hem onvrijwillig op prepensioen. Zoon Bram kondigt aan voor een jaar te vertrekken naar Zuid-Korea. En de verwijdering van zijn vrouw, een semi-bekende auteur, nadert een fatale grens. Ze schrijft een roman over hem omdat dat de enige manier is waarop ze nog contact met hem kan maken.
Vooral het vertrek van Bram valt Stern zwaar. De jongen, inmiddels toe aan zijn eindexamens, wachtte hem altijd op als hij thuis van werk kwam. Ze gingen altijd samen bowlen. Al op pagina tien klaagt hij over die vaders die hij op het schoolplein hoort praten over hun papadag. ‘Alsof het vaderschap een beroep is dat je op gezette tijdstippen uitoefent. Even geïnteresseerd doen (…) en hopla, het werk zit er weer op.’ Hij staat wel altijd voor hem klaar. Voor hem is zijn zoon wel alles.
Hoewel? Heerma van Voss geeft steeds nieuwe informatie over Bram die hun relatie in een ander daglicht zet. De jongen is geadopteerd – vandaar dat Bram uitgerekend naar Zuid-Korea wil. En hij voldoet helemaal niet aan het ideaalbeeld van Stern: Bram is te klein en net zo passief en zwijgzaam, en dus net zo’n buitenbeentje, als hijzelf. Sterns liefde voor hem blijkt niet meer dan een façade te zijn. Het is vanwege zijn eigen verleden dat hij vasthoudt aan de idee-fixe van een perfecte vader-zoonband.

De subtiele, afgewogen opbouw maakt Stern duidelijk een stap vooruit voor de vier jaar jongere broer van Daan Heerma van Voss (auteur van onder andere De vergeting, 2013). De hoofdpersonen van beide romans zijn te rechtlijnig om als psychologische roman indruk te maken. De stijl is te vlak om de werken louter om het taalplezier te verorberen. De boeken moeten het van het plot hebben. En alleen Stern slaagt erin de lezer tot het einde toe nieuwsgierig te houden naar het vervolg.
De voornaamste zwakte die deze schrijver nu nog moet zien te overwinnen, is die van de geloofwaardigheid. Te vaak gebruikt hij elementen zonder zich af te vragen hoe die passen bij zijn personages of het verhaal. Waarom stelt een vriendin van Yvonne aan Mark Oldings vragen alsof ze vier weken in plaats van vier jaar bij elkaar zijn? Hoe kon Sterns vrouw verliefd op hem worden? Heeft een basisschoolleraar een inkomen waarmee hij in het chique Amsterdam Oud-Zuid kan wonen?
Het verraadt een gemakzucht of – dat zal wellicht de toekomst uitwijzen – een onvermo­gen om het plot tot in de puntjes uit te werken. Het gevolg is wel dat Heerma van Voss regelmatig de willing suspension of disbelief van zijn lezers vernietigt, waardoor die zijn romans alleen van een afstand kan analyseren en er nooit werkelijk in op kan gaan. Dat geeft in het geval van Stern het gevoel van een gemiste kans. Behalve een goede had het ook een ontroerende roman kunnen zijn.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel, 1/2014) 

Zie ook deze bespreking van Stern voor BOEK.

Geen opmerkingen: