Een mens moet ergens werken om zijn drank te kunnen betalen.
En de huur en heel af en toe nieuwe kleren. Dus waarom niet bij de posterijen?
Henri Chinaski geeft op de allereerste pagina van Postkantoor al toe dat het een vergissing was. Hij valt in met
Kerst, en verdomd: een vrouw met een grote kont en grote tieten nodigt hem uit
na zijn ronde terug te komen. Zo'n wip wil hij elke dag wel. Chinaski wordt
vaste invaller. Maar zo leuk als die eerste dagen wordt het nooit meer.
De alcoholistische misantroop Charles Bukowski, die zondag 9 maart precies twintig jaar geleden overleed, werkte jarenlang zelf bij de post voor
hij een roman over zijn ervaringen schreef die hem in een klap dé
underground-schrijver van Amerika maakte. Hij was net als zijn alter ego een
paar jaar postbesteller in Los Angeles en, na een onderbreking van enkele
jaren, meer dan een decennium werkzaam op de sorteerafdeling. In de eerste
functie begon hij in 1952 met een jaarsalaris van 1615 dollar, dat meer dan
verdubbelde toen hij eindelijk een vaste aanstelling kreeg.
Van jongsaf aan wilde Bukowski al schrijver worden. Bij
gebrek aan succes als tiener borg hij zijn droom lang weg. Als dertiger ging
hij dichten. Zijn werk verscheen uitsluitend in kleine oplagen bij onbekende
uitgevers. De vaste column in een onbeduidend tijdschrift 'Notities van een
vieze oude man', begonnen in 1967, leverde ook al weinig op. Pas toen de
uitgever John Martin van de Black Sparrow Press hem drie jaar later 100 dollar
per maand beloofde als hij fulltime gaat schrijven, kon hij eindelijk zijn
gehate baan opgeven.
Prompt schreef Bukowski, in een roes van drie weken met
weinig slaap en veel alcohol, een meesterwerk dat bijna 45 jaar na voltooiing
nog altijd in druk is. Een werk ook dat vele epigonen binnen en buiten Amerika
aan het schrijven heeft gekregen. Hoeveel romans zijn er sindsdien niet
verschenen met een nihilistische hoofdpersoon die alles en iedereen vervloekt
en alleen is geïnteresseerd in seks en verdovende middelen? Honderden,
duizenden.
De Nederlandse vertaling van Susan Janssen uit 1977 kende minstens
acht drukken. Maar na de uitgave van de herziene vertaling in 2005 werd het
stil rond Bukowski. Tot deze maand, waarin uitgeverij Lebowski alle romans van
de cultschrijver herlanceert. De 'held van de tegencultuur' was uitgever Oscar
van Gelderen zo dierbaar dat hij iets met hem moest doen.
'Het is een vormende auteur, die je jong leest en je hele leven met je
meedraagt en daar moet je iets mee doen’, zei hij vorig jaar in Boekblad.
Dat
lijkt aan te slaan. Naast het eigen feestje van Lebowski in Amsterdam, waar
zaterdag schrijvers als Auke Hulst en Alex Boogers het rauwe proza van Bukowski
eer bewijzen, opent ook een fototentoonstelling in het American Book Center met werk van Joan Gannij. Iedereen kan in deze Amsterdamse boekhandel ook een
selfie maken met een blow-up van Bukowski. Daarnaast is de persaandacht enorm –
ook in Vlaanderen, waar onder meer Herman Brusselmans, vrijdag jl. in De Standaard, over Bukowski schreef.
Herlezing van Postkantoor
blijkt hoe terecht die aandacht is. Niet zozeer door het plot of de
hoofdpersoon – de roman is een tamelijk structuurloos portret van een drop-out,
die schijt heeft aan alles, om het in de taal van Bukowski te zeggen. Ook op
zijn werk wijst Chinaski radicaal iedere betrokkenheid af. Hij wil zich niet
inspannen om de makkelijke klusjes te kunnen doen, hij trekt zich niets aan van
het gezeik van zijn baas. Hij wil alleen maar weer naar huis. Om een fles open
te trekken.
Nee, de onverminderde kracht en dus ook de literaire waarde
hiervan, is Bukowski's taal. Met een spaarzaam, maar uiterst effectief ingezet
idioom, krijgen Chinaski's woorden – tegelijkertijd een laconiek commentaar op
de gebeurtenissen en een uitvergroting ervan – zo'n vat op de lezer dat je het
gevoel krijgt zelf Chinaski te zijn. Ook bij herlezing van de uitstekende
vertaling heeft de rauwe, directe stem vanuit de zijlijn van de burgerlijke
samenleving nog niets van zijn frisheid verloren.
'Ze reden me naar huis en hij ging met haar weg. Ik deed de
deur open, zei ze gedag, zette de radio aan, vond een halve liter scotch, zoop
die toen op, terwijl ik lachte, me goed, eindelijk ontspannen, vrij voelde, m'n
vingers brandde aan korte sigarenpeukjes, toen haalde ik nog net het bed, de rand
van het bed, struikelde, viel, viel schuin op de matras neer, sliep, sliep, sliep... De
volgende ochtend was het ochtend en ik leefde nog steeds. Misschien schrijf ik
wel een roman, dacht ik. En dat deed ik toen.'
Hoeveel navolgers Bukowski ook heeft gekregen, het origineel
is nog altijd het beste.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be. Een andere versie stond in BOEK 2014/1)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten