'In je laatste brief borduur je voort op de
discussie over fictieve ruimten en vraag je wat ik voor mijn innerlijk oog zie
als ik in een boek lees dat er een oude vrouw was die met haar dochter in een
hut aan de rand van het bos woonde. Vergeleken met jou lijk ik over een nogal
schamele visuele verbeelding te beschikken. Tijdens het normale leesproces
"zie" ik volgens mij helemaal niets. Pas wanneer jij langskomt en een
verslag eist, begin ik voor mijn geestesoog retrospectief een rudimentaire oude
vrouw, en een dochter, en een hut, een bos in elkaar te knutselen.
Waar ik over lijk te beschikken, in plaats van
een visueel voorstellingsvermogen, is iets wat ik vagelijk een aura of
tonaliteit noem. Als mijn gedachten teruggaan naar een bepaald boek dat ik ken,
lijk ik een uniek aura op te roepen, dat ik natuurlijk niet onder woorden kan
brengen zonder het boek in feite te herschrijven.'
(J.M. Coetzee aan Paul Auster in hun correspondentie
Een manier van vriendschap. Brieven
2008-2011)
Ik ben dus niet de enige. Ik zou niet durven beweren dat ik het lezen van een boek op dezelfde manier onderga als Coetzee. Maar: een toon – dat is wat ik ervaar, dat is wat me van een boek het meest blijf hangen.
Ik ben dus niet de enige. Ik zou niet durven beweren dat ik het lezen van een boek op dezelfde manier onderga als Coetzee. Maar: een toon – dat is wat ik ervaar, dat is wat me van een boek het meest blijf hangen.
Zie ook hier wat ik schreef naar aanleiding van Trein met vertraging van Christophe van Gerrewey.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten