Waarom hebben de vertalers van James Joyce’ Ulysses de titel nooit in het Nederlands omgezet? Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes deden het wel: Ulixes.
Op Bloomsday van dit jaar – 16 juni – verschijnt de nieuwe vertaling van het duo dat eerder Finnegan’s Wake van James Joyce vertaalde en de navolging Bloemsdag schreven. Sprankelend, avontuurlijk en gedurfd, noemt uitgeverij Athenaeum-Polak & van Gennep die. Zelf beweren Bindervoet en Henkes dat in het 800 pagina’s dikke boek niet meer dan een paar woordjes hetzelfde zijn vertaald als eerder John Vandenbergh in 1969 en Paul Claes en Mon Nys in 1994.
De nieuwe titel alleen al lijkt beide claims waar te maken. Volgens Bindervoet lag Ulixes nogal voor de hand: zo heette Ulysses bij Jacob van Maerlandt en P.C. Hooft in het Nederlands. ‘Die traditie heeft zich niet voortgezet, maar toen wij Ulixes vonden, dachten we gelijk: dit moet het woorden. Het woord is mooi. En het is een woord met een x, daar hebben wij een voorkeur voor. Ook onderscheidt het onze vertaling van de vorige twee.’
De nieuwe titel mag programmatisch heten voor de vertaling waar Bindervoet en Henkes alles bij elkaar vier jaar aan hebben gewerkt. ‘We hebben het helemaal op de schop gegooid,’ zegt Bindervoet. De vertaling van Claes en Nys is ‘heel erg afgeplat’, die van Vandenbergh ‘is spannender, weerbarstiger, maar bevat weer meer fouten omdat hij de tekst niet goed lijkt te hebben begrepen’.
Om met de recentste vertaling te beginnen. ‘Het beroemde hoofdstuk 17 staat vol stijlfouten. Volgens Nys zou het niet overkomen als je dat ook in het Nederlands doet. Maar het was wel de opzet van Joyce, dan moet je daar de consequenties uit trekken. Ik zou ook niet weten waarom het niet over zou komen. Ik denk dat vertalers in het algemeen, en zij dus ook, bang voor hun goede naam zijn als ze bewust fouten maken. Dat ze daarop worden afgerekend.’
Bindervoet en Henkes zien de opzettelijke fouten van Joyce juist als een kans. ‘Je wordt eigenlijk gedwongen als vertaler om de vrijheid te nemen taalfouten te verzinnen die in het Nederlands hetzelfde effect bereiken,’ zegt Bindervoet. ‘Dat is heerlijk om te doen, al die tautologieën, pleonasmen enzovoort te bedenken.’
Hetzelfde geldt voor de citaten en pastiches van Engelse auteurs in hoofdstuk 14. ‘Die vonden Claes en Nys onvertaalbaar, wij hebben juist gezocht naar de oudste vertalingen van auteurs als Jonathan Swift, Laurence Sterne en John Bunyan. Zo vonden we van Swift een vertaling van Bernardus Brunius en zijn woorden gebruikt of gepasticheerd. Een groot feest. Tegelijk hebben we van dit hoofdstuk zo een eerbetoon aan de vertaler gemaakt.’
Het ergst aan deze vertaling vindt Bindervoet de befaamde monologue intèrieur. ‘In veel zinnen valt het onderwerp weg. Claes en Nys voegen dat toch toe. Met een “’k”. Dan gaat het stenografisch aspect verloren en wordt het geen vertaling in de geest van het boek, maar een soort uitleg: dit staat er. Dat helpt wel voor het begrip, maar je krijgt niet het idee wat voor boek ‘Ulixes’ eigenlijk is. Het is net meer zo Joyceaanse vloeiend. Wij proberen die muziek wel te benaderen.’
De vertaling van Vandenbergh die hem in 1970 de Martinus Nijhoffprijs opleverde, is Bindervoet en Henkes dan liever. ‘Hij had zich alleen onvoldoende ingeleefd in wat er gebeurde. Zo vertaalt hij een bel als een winkelbel, terwijl het een bel was die een paar kilometer verderop te horen was.’
De uitgeverij was aanvankelijk niet blij met de nieuwe titel. Over my dead body! riep het hoofd verkoop. Maar Bindervoet en Henkes wezen hem op het commerciële belang ervan om zich te onderscheiden van de bestaande vertalingen. ‘Kennelijk was dat genoeg om hem te overtuigen,’ zegt Bindervoet. ‘Wij waren er ook verbaasd over.’ En ‘Ulixes’ werkt als marketinginstrument. Zou dit stuk zijn geschreven als de vertalers zo’n iconische titel niet hadden durven te vernederlandsen?
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 13 maart 2012)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten