In Alleen de titel is nog niet af, waarin
Karel ten Haaf zijn columns voor Tzum heeft verzameld, beschrijft hij de
interessante tussenvorm van bibliofilie waaraan hij lijdt. Het gaat hem – net
als mij – niet om de boeken zelf, maar om de inhoud. Toch durft zijn vriendin
geen boek uit de kast trekken uit angst het ook maar een klein beetje te
beschadigen en de toorn van Ten Haaf over zich af te roepen.
Waarom?
Omdat een tekst, op een uiterst zeldzame uitzondering na, in een per definitie
beperkt aantal exemplaren is gedrukt. Met ieder boek dat letterlijk wordt
stukgelezen, neemt de beschikbaarheid van de tekst af. Ieder boek dat met het
oud papier wordt meegegeven, is de vernietiging van een stuk cultuur. Het enige
wat een boekbezitter met oog voor de toekomst mag doen, is bijvoorbeeld op de
Franse titelpagina je naam en plaats en datum van aanschaf noteren. Dat is het
vastleggen van wie een boek is geweest en dus cultuur toevoegen aan een boek.
Interessant,
schreef ik al. Ik kon me prompt voorstellen dat ik zelf een bibliofiel zou worden toen ik het las. Toch vraag ik me af of dit type bibliofilie in tijden van
digitalisering een toekomst heeft. Zouden dit jaar verschenen boeken, die in
bijna alle gevallen ook digitaal verschijnen, niet eeuwig leverbaar blijven?
Ook als het bestandsformaat verandert, moet het eenvoudig zijn om alle
beschikbare titels in dat andere formaat om te zetten.
Of moeten we dan vrezen dat een of andere catastrofale fall out alle digitale tekstbestanden in één klap onleesbaar maakt? Zijn digitale bestanden uiteindelijk kwetsbaarder dan een stapel ingenaaid of gelijmd papier?
Of moeten we dan vrezen dat een of andere catastrofale fall out alle digitale tekstbestanden in één klap onleesbaar maakt? Zijn digitale bestanden uiteindelijk kwetsbaarder dan een stapel ingenaaid of gelijmd papier?
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten