zaterdag 11 juli 2015

Waarom Karel ten Haaf mij deed overwegen bibliofiel te worden

In Alleen de titel is nog niet af, waarin Karel ten Haaf zijn columns voor Tzum heeft verzameld, beschrijft hij de interessante tussenvorm van bibliofilie waaraan hij lijdt. Het gaat hem – net als mij – niet om de boeken zelf, maar om de inhoud. Toch durft zijn vriendin geen boek uit de kast trekken uit angst het ook maar een klein beetje te beschadigen en de toorn van Ten Haaf over zich af te roepen.
Waarom? Omdat een tekst, op een uiterst zeldzame uitzondering na, in een per definitie beperkt aantal exemplaren is gedrukt. Met ieder boek dat letterlijk wordt stukgelezen, neemt de beschikbaarheid van de tekst af. Ieder boek dat met het oud papier wordt meegegeven, is de vernietiging van een stuk cultuur. Het enige wat een boekbezitter met oog voor de toekomst mag doen, is bijvoorbeeld op de Franse titelpagina je naam en plaats en datum van aanschaf noteren. Dat is het vastleggen van wie een boek is geweest en dus cultuur toevoegen aan een boek.
Interessant, schreef ik al. Ik kon me prompt voorstellen dat ik zelf een bibliofiel zou worden toen ik het las. Toch vraag ik me af of dit type bibliofilie in tijden van digitalisering een toekomst heeft. Zouden dit jaar verschenen boeken, die in bijna alle gevallen ook digitaal verschijnen, niet eeuwig leverbaar blijven? Ook als het bestandsformaat verandert, moet het eenvoudig zijn om alle beschikbare titels in dat andere formaat om te zetten.
Of moeten we dan vrezen dat een of andere catastrofale fall out alle digitale tekstbestanden in één klap onleesbaar maakt? Zijn digitale bestanden uiteindelijk kwetsbaarder dan een stapel ingenaaid of gelijmd papier? 

Zie ook:

Geen opmerkingen: