De Afrikaanse
literatuur heeft iets wat je in Nederlandse romans en verhalen zelden
tegenkomt, vindt Rob van der Veer. Geen wonder dus dat de vertaler Engels er
volledig door werd gegrepen toen hij besloot ook vertaler Afrikaans te worden
en een tijd alleen nog literatuur in deze taal las. Hij noemt zich zelfs
'geobsedeerd'. Hij verslond alles wat het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam hem te
bieden had. En dat is veel. De bibliotheek heeft de grootste collectie
Afrikaanse literatuur in Europa.
'Het is een
schitterend leeg land waarin de ruimte vaak een hoofdrol speelt', somt Van der
Veer op. 'Zuid-Afrika heeft gezien zijn ligging ook lange tijd iets van een
eiland gehad. Dat heeft geleid tot bijzondere literaire vormen en stijlen,
zoals ook Nieuw-Zeeland als eiland een unieke flora en fauna heeft. En, ten
derde, de talrijke conflictsituaties geven de literatuur veel dynamiek.
Conflicten rond huidskleur, ook nu nog. Conflicten door de kloof tussen arm en
rijk. De criminaliteit.'
Het zijn
argumenten die ook andere liefhebbers van Afrikaanse literatuur noemen.
'Afrikaanse literatuur behandelt problemen als identiteit of het hebben van een
dak boven je hoofd heel concreet. Nederlandse literatuur onderzoekt dat
abstracter en filosofischer', zegt vertaalster en agente Ingrid Glorie. 'In een
tijd van spanningen rond religie en immigratie is het verschrikkelijk relevant
om te lezen hoe die onderwerpen leven in Zuid-Afrika,' meent uitgever Joost
Nijsen van Podium.
Toch is de
Afrikaanse literatuur weinig bekend in Nederland. André Brink, Ingrid Jonker,
Elisabeth Eybers – slechts een paar grote namen uit het recente verleden doen
een belletje rinkelen. Net als die van nog levende auteurs als Breyten
Breytenbach, Etienne van Heerden, Marlene van Niekerk, Antjie Krog, Riana
Schepers en natuurlijk thrillerauteur Deon Meyer. Maar verder? Er verschijnen
hooguit tien titels in vertaling per jaar. Bestsellers zijn het zelden.
De
tweejaarlijkse Week van de Afrikaanse roman moet daar verandering in brengen.
Van 16 tot en met 25 september vindt de tweede editie plaats. Zes schrijvers
treden in die periode op verschillende plaatsen in Nederland en Vlaanderen op.
De grote ster is Marlene van Niekerk. De anderen zijn François Smith, Marita
van der Vyver, Ena Jansen, Simon Bruinders en Lien Botha. Alleen de eerste twee
zijn al vertaald in het Nederlands. Van Jansen en Bruinders verschijnt werk
tijdens de Week.
Glorie is de
motor achter het evenement. 'Het idee ontstond toen uitgeverij Mozaïek Irma
Joubert naar Nederland haalde. Zij is ontzettend populair bij haar christelijke
achterban. Zij is, zoals zo veel Afrikanen, een geweldige verteller en verkoopt
tienduizenden exemplaren van haar werk. Alleen: buiten dat circuit heeft
niemand ooit van haar gehoord. Mozaïek wilde graag een brug slaan naar de
algemene boekhandel. Toen hebben we ook andere auteurs, als Van Heerden,
uitgenodigd.'
Op het eerste
gezicht lijkt het gebrek aan belangstelling voor de Afrikaanse literatuur
vreemd. Nederland heeft toch veel nauwere banden met het land dan met, zeg,
Bulgarije of IJsland? Sinds Jan van Riebeeck in 1652 een nederzetting stichtte
in de Tafelbaai had Nederland anderhalve eeuw een kolonie in Zuid-Afrika. Ook
daarna, tijdens de Boerenoorlogen (1880-1881 en 1899-1902) en het
Apartheidsregime, werd het nieuws uit het land altijd op de voet gevolgd.
Het Afrikaans
ontstond uit de taal die ooit op de VOC-schepen werd gesproken. Dat was al een
verbasterd Nederlands, door de vele Duitsers en Scandinaviërs aan boord. Maar
ook al is de taal sindsdien beïnvloed door de inheemse talen van de oorspronkelijke
bewoners, het Maleis van slaven uit Nederlands-Indië en het Engels – de
woordenschat van het Afrikaans komt nog altijd voor zeventig procent overeen
met het Nederlands. Afrikaanssprekenden zijn daarom, met enige moeite, zonder
tolken goed te volgen.
Glorie en Van
der Veer ontkennen de banden niet. 'Maar in de praktijk is het een klein
groepje dat zich door taal en geschiedenis laat leiden', zegt de laatste.
'Bovendien lees je geen literatuur om iets te leren, maar omdat de boeken je
grijpen. Het moet gewoon goede literatuur zijn.' Alleen Nijsen denkt dat de
taalkundige en historische verbindingen lezers prikkelen. Zeker bij poëzie.
'Bij Podium geven we tweetalige poëzie uit: Krog, Jonker, Ronelda Kamfer. Dat
loopt goed omdat mensen het Nederlands met het Afrikaans kunnen en willen
vergelijken.'
Daar komt bij
dat promotoren van Afrikaanse literatuur de potentieel geïnteresseerden liever
niet wijzen op de verwantschap. Ten tijde van de Boerenoorlogen voelde iedere
Nederlander zich bloedbroeder van de voor hun eigen staat strijdende Boeren.
Tegenwoordig beland je al snel in een nationalistisch kamp van iemand als
PVV-politicus Martin Bosma, die zich omwille van de verwantschap al jaren inzet
voor het Afrikaans. Glorie: 'In die sfeer willen we de Week niet trekken.'
In de jaren
1990 kende de Afrikaanse literatuur nog een hausse. De culturele boycot werd
opgeheven, waardoor een gevoel ontstond: wat hebben we in Nederland allemaal
gemist? Riet de Jong-Goossens werd na haar debuut als vertaalster in 1988 zeer
actief. En ambassadeurs zetten zich in voor de taal: Gerrit Komrij met zijn
bloemlezing en vertalingen van Afrikaanse poëzie, de in Zuid-Afrika opgegroeide
Henk van Woerden als documentairemaker en adviseur van Winternachten.
'Alles zat
mee', zegt Glorie. 'Het was ook de tijd van Nelson Mandela. Zijn regenboognatie
riep heel veel positieve gevoelens op. Dat is allemaal verdwenen. Komrij en Van
Woerden zijn overleden. Uitgevers die zich gretig op de markt stortten werden
huiverig toen ze ontdekten dat de vertaalde romans niet zó goed verkochten. En
Zuid-Afrika werd – met alle berichtgeving over criminaliteit en corruptie –
langzaam een land als andere landen.'
Zo is de
Afrikaanse literatuur afhankelijk geworden van een enkele uitgever 'die het
weer eens probeert', zegt Van der Veer. Zoals Brevier, die kort na elkaar drie
romans van Karel Schoeman uitgaf: Dit leven, Het uur van de engel
en Verliesfontein – alle vertaald door Van der Veer. 'Ik vind het dapper
van ze. En terecht: de magistrale Schoeman is niet voor niets
Nobelprijskandidaat. Maar het risico is dat ook Brevier er snel mee ophoudt als
blijkt dat het minder goed loopt dan gehoopt.'
Op steun van
Zuid-Afrika hoeft niemand te rekenen. De tijd dat de overheid het Afrikaans
grootschalig ondersteunde en promootte, omdat het de taal van een groot deel
van de heersende blanke klasse was, is met het einde van de Apartheid voorbij.
Het is nu een van de 11 officiële talen, gesproken door circa zeven miljoen
mensen. Als de regering al zou overwegen vertaalsubsidies in te stellen, zou
het in alle talen geld moeten steken. Alleen daarom al is het momenteel
ondenkbaar dat het ooit gebeurt.
Er is maar een
uitgeverij die al langere tijd structureel Afrikaanse literatuur uitgeeft:
Podium. Dankzij fondsauteur Henk van Woerden raakte Nijsen geïnteresseerd. 'Hij
wees me op Ingrid Jonker. Dat heb ik lange tijd niet willen doen. Tot ik haar
daadwerkelijk las en we Ik herhaal je uitgaven. Langzaam kom je dan in
een netwerk terecht, waardoor je weer andere dingen krijgt aangeboden. Vanuit
Zuid-Afrika ervaar ik veel dankbaarheid dat ik me zo serieus voor hun
literatuur inzet.'
Hij geeft toe
dat Afrikaanse literatuur mondjesmaat verkoopt – op Jonker en Krog na. Een
Zuid-Afrikaanse bibliotheek moest hij om die reden na vier van de geplande tien
delen staken. De recente briefwisseling tussen Jonker en Brink is tot Nijsens
verbazing ondanks zeer lovende recensies niet aan herdruk toe. Het publiek voor
Breytenbach, ooit een icoon van de anti-Apartheidstrijd, is sterk gekrompen.
Maar Podium gaat door. In 2017 volgen vertalingen van poëzie van Kamfer en
Breytenbach en een roman van Willem Anker.
Nijsen:
'Eigenlijk heb je een megaseller als Honderd jaar eenzaamheid nodig, die
in de jaren zeventig en tachtig als een magneet werkte voor de
Latijns-Amerikaanse literatuur. Hopelijk wordt Buys van Willem Anker,
onze grote titel van volgend jaar, die bestseller. Het is een soort Wieringa –
door de stijl – meets Rosenboom, omdat het een historische roman is over
de zeer spraakmakende Coenraad de Buys. Karina van Santen en Rob van der Veer
vertalen het voor ons.'
Maar ook
zonder megaseller zijn de tekenen gunstig. De Jong-Goossens heeft niet langer
het monopolie als vertaalster. Er zijn nieuwe namen bijgekomen, zoals ook
Martine Vosmaer en Dorien de Vries. Er zijn nog altijd prominente ambassadeurs
voor het Afrikaans zoals Adriaan van Dis en Tom Lanoye, die meewerken aan de
Week van de Afrikaanse roman. En Bieke van Aggelen heeft zich als agent in
Johannesburg gevestigd om Zuid-Afrikaanse literatuur in al haar officiële talen
onder de aandacht van uitgevers te brengen.
Bovendien
heeft het einde van de Apartheid gezorgd voor een nieuwe dynamiek in de
literatuur. Er ontstond ruimte voor nieuwe thema's – al blijft de verwerking
van het verleden een belangrijk thema. En belangrijker: er ontstond ruimte voor
andere stemmen. Afrikaans wordt ook gesproken door arme, bruine mensen die een
podium voor zich opeisen. Kamfer is tot nu toe de enige representant van deze
groep die is vertaald, maar er zullen onherroepelijk meer volgen.
En dan is er nog
de Week van de Afrikaanse roman – die volgens Nijsen, zeker gezien het gebrek
aan middelen, 'heel belangrijk missiewerk verricht, vooral dankzij Ingrid
Glorie, die onvermoeibaar knokt voor Afrikaanse literatuur'. De doelstellingen
zijn misschien bescheiden, dankzij de week maken toch een aantal lezers voor
het eerst kennis met deze literatuur. 'Alleen al de ontdekking dat je Afrikaans
kunt verstaan, kan al zo'n eyeopener zijn om eens wat te gaan lezen', aldus
Glorie.
(Eerder verschenen in Boekblad magazine sep 2016)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten