Met ieder nieuw boek verrijkt Esther Gerritsen haar inzicht
in het ambacht van schrijven. Wat heeft haar eigen oeuvre haar geleerd? Een
schrijfcursus in vier lessen – 1: maak alles ondergeschikt aan het verhaal
Zet je eigen ego opzij. Wat de auteur wil is minder
belangrijk dan wat het verhaal wil. Dus toen Esther Gerritsen in Superduif wilde schrijven over iemand met
reddings-fantasieën en de geheime wens een superheld te zijn, realiseerde ze
zich al gauw dat dat alleen geloofwaardig zou zijn als de hoofdpersoon niet te
oud is. Elf, twaalf, hooguit dertien jaar. 'O nee, dacht ik. Dát wil ik niet.
Dat is helemaal niet stoer.' Toch deed ze het. 'Je moet gehoorzaam zijn aan het
materiaal, aan het thema, aan wat je in essentie wil vertellen. Anders wordt
het niet het beste boek dat je kunt schrijven.'
Onlangs gebeurde het weer. Voor de roman waaraan Gerritsen
momenteel werkt, heeft ze een scherpere man-vrouwverhouding nodig dan in deze
tijd geloofwaardig is. Daarom verplaatste ze de handeling naar de tijd van haar
grootouders. Zo dwong ze zichzelf voor het eerst in haar carrière als schrijver
research te verrichten. 'Gelukkig vind ik dat alleen maar heel leuk. Het is een
interessante periode. Ik zit niet voor niets in een leesclub waarin we
uitsluitend over het interbellum lezen.'
Maar het gaat niet alleen om je eigen voor- en afkeuren. Ook
bij het uitwerken van een verhaal moet een schrijver altijd scherp voor ogen
houden wat hij of zij wil vertellen. 'Er zitten wel drie miljoen blauwdrukken
in je hoofd', legt Gerritsen uit. 'Voor je het weet volg je die – zonder dat
die voor jouw verhaal de beste manier is. Ik merk het vooral aan mijn columns.
Ik schrijf soms automatisch een punchline. Dat hoort zo. Vaak haal ik die weg
omdat het niet is wat ik eigenlijk wil zeggen.'
Voor Superduif had
ze zo een paar stappen nodig voor het thema op de goede manier was uitgewerkt.
De verhaallijn en de gedachtegang van de hoofdpersoon bleven in iedere versie
hetzelfde. Ze had simpelweg drie versies nodig voor ze wist hoe die het beste
tot zijn recht konden komen.
Gerritsen: 'Ik probeerde het eerst als een echt
superheldenverhaal op te schrijven. Dat lukte niet, omdat het echte sciencefiction
werd. Dat interesseert me niet wezenlijk. Het gaat mij om de vraag wáárom
iemand een superheld wil zijn. En dus beschreef ik alle gedachten van Bonnie. Dat
werd saai. Het verhaal was totaal naar binnen gekeerd, er was geen confrontatie.
Toen verbood ik mezelf om de hoofdpersoon te laten fantaseren. Dus niet denken:
wat zouden mijn klasgenoten ervan denken? Nee, laat haar tegen een klasgenoot
zeggen dat ze een superheld is. En dan maar zien wat ervan komt.'
En dan ben je weer terug bij het ego van de schrijver. Hij
of zij moet nooit denken, vindt Gerritsen, dat een wending te flauw of te
belachelijk voor woorden is. Integendeel: alles is mogelijk in literatuur,
probeer het maar uit. 'Alles wat je laat gebeuren, kun je immers ook weer
schrappen.'
(Eerder gepubliceerd in Schrijven Magazine 6, 2016)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten