De markt voor vertalingen heeft enorme proporties aangenomen. Bijna
niemand is zich daarvan bewust, weet Frieda Steurs. Als nieuwe directeur van
het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT) wil zij garanderen dat bedrijven
en instellingen naar het Nederlands blijven vertalen.
De auto voor de deur komt uit Duitsland, Frankrijk of Japan. Toch
kun je gewoon in het Nederlands commando's geven om de ingebouwde
navigatieapparatuur te bedienen. Rara, hoe kan dat? Als Frieda Steurs dat aan
haar studenten vraagt, kijken ze haar glazig aan. Dáár hadden ze nooit bij stil
gestaan. 'Hetzelfde geldt voor hun smartphone. Hoe komt het dat je die niet
hoeft te gebruiken in de taal van de producent, maar die meteen op Nederlands
kunt instellen? Ze hebben geen idee.'
Van handleidingen voor computers tot productinformatie op
internationale online winkels – er wordt enorm veel in het Nederlands vertaald.
'Maar dat is verborgen', zegt Steurs. 'Mensen vinden het normaal om naar de
sites van Volvo, Apple of welke multinational ook te surfen en dan alles in het
Nederlands te kunnen lezen. Zeker Nederlanders staan er niet bij stil. Vlamingen
zoals ik zijn er gevoeliger voor. Bij iedere Belgische site moet ik meteen,
voor ik verder kan gaan, mijn taal kiezen: Nederlands of Frans.'
markt geëxplodeerd
Als studenten Letteren aan de KU Leuven – waar Steurs nog altijd
verbonden is aan de onderzoeksgroep Kwantitatieve Lexicologie en
Variatielinguïstiek – al geen idee hebben van de enorme omvang van de
vertaalindustrie, dan geldt dat zeker voor het grote publiek. Het is de missie
van Steurs om daar verandering in te brengen. Dat deed ze met haar afgelopen
najaar verschenen boek Taal is business. Dat doet ze bij het hervormde
Instituut voor de Nederlandse Taal, waar ze in september begon als directeur.
De markt voor vertalingen is geëxplodeerd door de
internationalisering van de maatschappij, legt de Vlaamse taalkundige uit. Met
de samenwerking tussen staten, waren er steeds meer tolken en vertalers nodig
om vertegenwoordigers met elkaar te kunnen laten praten en documenten om te
zetten. Toen de Benelux, Duitsland, Frankrijk en Italië de Europese Gemeenschap
voor Kolen en Staal (EGKS) vormden, waren er vier officiële talen: Nederlands,
Duits, Frans en Italiaans. De huidige EU heeft 24 officiële talen.
Steurs: 'Door de globalisering bestond de vrees dat alles uniform
zou worden. Winkelstraten in Rome, Parijs en Amsterdam zouden er allemaal
precies hetzelfde uitzien en overal zou dezelfde taal worden gesproken. Het
tegendeel is het geval. Ik heb nog meegemaakt dat in de jaren tachtig dBase III
op de markt kwam. Dat database programma kon geen Franse accenten lezen of
diakritische tekens in andere talen. Men dacht nog dat English only de
toekomst was. Maar daar kwamen softwarebedrijven snel van terug.'
elektronische
hulpmiddelen
Het belang van vertalingen gaat verder dan de wens van consumenten
om in zijn eigen taal te worden aangesproken. Er is vaak ook een maatschappelijke
noodzaak. In Taal is business geeft Steurs enkele pregnante voorbeelden.
Denk aan Franse artsen die patiënten verkeerd opereerden omdat de handleiding
van de gebruikte apparatuur alleen in het Engels beschikbaar was. En ouderen en
gehandicapten kunnen alleen zelfstandig blijven wonen als ze hun elektronische
hulpmiddelen in eigen taal kunnen bedienen.
'Voor grote bedrijven kunnen vertalingen een enorm probleem zijn,'
zegt Steurs. 'Een Japans automerk dat in Europa actief wil zijn, moet handleidingen
hebben in alle talen, waarbij ieder land ook nog eens andere veiligheidseisen
stelt. En welke versie moet het dan in bijvoorbeeld Zwitserland gebruiken? Dat
kost niet alleen veel geld. Het is ook een ontzettende worsteling om dat goed
te organiseren. Vanaf de productie tot de marketing moeten immers dezelfde
termen worden gebruikt. Er zijn bedrijven die er bijna aan ten onder gaan.'
geen Pools
Het spreekt bijna vanzelf dat bedrijven en instellingen vertalingen
zo veel mogelijk willen standaardiseren en automatiseren. Tegelijk met de groei
van de markt voor vertalingen is die voor taaltechnologie opgebloeid. En daar
komt de nieuwe rol van het INT in beeld. Want om ervoor te zorgen dat bedrijven
en instellingen hun nieuwe toepassingen ook in het Nederlands beschikbaar
stellen, moeten zij licenties kunnen nemen op corpussen Nederlands. Het INT wil
ervoor zorgen dat a) die er zijn, en b) die up to date blijven.
Steurs vertelt een anekdote om het belang te onderstrepen. 'De
spraakherkenningssoftware Dragon Naturally Speaking – de voorzetting van de
Lernout & Hauspie-software, dat destijds al een prachtig product was – is
mede door deze voorgeschiedenis ook beschikbaar in het Nederlands. Toen er bij
de tolken- en vertalersopleiding in Antwerpen een demonstratie was, reageerden
aanwezigen uit Polen jaloers. Waarom hebben wij dat niet? Wel, omdat de
software niet gekoppeld kan worden aan een corpus van toch een van de grootste
talen van Europa.'
wetenschapscommunicatie
De naamsverandering van het Instituut voor de Nederlandse
Lexicografie naar Instituut voor de Nederlandse Taal is ingegeven om alle
mogelijke taalmaterialen onder één dak te brengen. De nieuwe huisstijl laat dat
helder zien. Steurs: 'Corpuslinguïstiek is toonaangevend geworden. Woordenboeken
kunnen algemene taal beschrijven, kindertaal, vaktaal, dialecten enzovoort,
maar zijn allemaal gebaseerd op corpora. Door alles bij elkaar te brengen is
het makkelijk nieuwe toepassingen te maken. Wij willen ook meehelpen aan de
ontwikkeling ervan.'
De eerste taak van de nieuwe directeur is vanzelfsprekend het
verzamelen van databanken en andere taalmaterialen . Van de grammatica van de
Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) en de materialen van de Centrale voor
Taal- en Spraaktechnologie en de '22 prachtige' vertaalwoordenboeken die de
Taalunie heeft uitgebracht – het komt allemaal naar het instituut op de campus
van de Universiteit Leiden. 'Er zit nog genoeg in de pijplijn,' zegt Steurs. 'Alleen
al voor Vlaanderen, dat de afgelopen vijftien jaar is verwaarloosd, zal het INT
veel zichtbaarder moeten worden.'
Tegelijkertijd moeten de aanwezige collecties bekender worden. 'Wij
gaan meer doen aan wetenschapscommunicatie', zoals het Steurs het noemt. Dat
gebeurt met een nieuw deel in een reeks populariserende taalboekjes, deelname
aan activiteiten als het DRONGO talenfestival en de Week van het Nederlands en
nog veel meer. Zo zijn Steurs zelf en onderzoeker Vivien Waszink dit jaar lid
geworden van het taalteam van het radioprogramma De ochtend. 'We werken ook
aan een strategisch communicatieplan.'
tien procent
Ook
bedrijven zullen het INT makkelijker gaan vinden, voorspelt Steurs. Negentig
procent van de licentieaanvragen is van onderzoekers en studenten. Zij kunnen
vanzelfsprekend gratis gebruik maken van het materiaal. 'Onze eerste taak is en
blijft dat wij materialen maken en ter beschikking stellen.' Maar vertaal- en
lokalisatiebureaus, nu goed voor tien procent van de aanvragen, zullen ook
vaker een licentie aanvragen – met als bijkomend voordeel dat het instituut commerciële
tarieven kan rekenen. 'Wij gaan hen zeker vaker aanspreken.'
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:Bericht, 19 jan 2017)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten