Kinderboekenuitgevers besteden steeds meer aandacht aan
culturele diversiteit. De maatschappelijke werkelijkheid komt al veel meer aan
bod in kinderboeken dan de buitenwereld denkt. Toch lopen Nederlandse uitgevers
achter bij hun Angelsaksische collega's.
Nederlandstalige kinderboeken moeten de cultureel diverse
werkelijkheid weergeven. Er is geen uitgever te vinden die dat tegen zal
spreken. 'Kinderen vinden het heel fijn als zij zich met de hoofdpersoon of een
ander personage kunnen identificeren', zegt bijvoorbeeld uitgeefster Thille Dop
van Luitingh-Sijthoff – en dus moeten er personages zijn met alle denkbare
achtergronden, 'óók meisjes met Turkse roots
wier beste vriendin wordt opgevoed door een lesbisch stel'.
Maar wie maakte zich, zeg, een jaar of tien geleden druk
over culturele diversiteit in prentenboeken, jeugdromans en young adult? Bijna
niemand, op een enkele activist na. In slechts een paar jaar tijd, waarin ook
op andere terreinen de discussie over raciale kwesties is opgelaaid en
bijvoorbeeld de opinie over de wenselijkheid van een Zwarte Piet drastisch is
veranderd, is de roep om een aanbod dat ook kinderen met een andere achtergrond
aanspreekt, echter enorm aangezwollen.
Opeens wordt het onderwerp regelmatig besproken op discussiemiddagen:
van een workshop van Selma Noort op de Middag van het Kinderboek tot een
speciale boekensalon in Bijzondere Collecties. Er zijn ook initiatieven
ontstaan om 'superdiverse' boeken op de markt te brengen voor niet-witte
kinderen: in Vlaanderen Studio Sesam, in Nederland Rose Stories. Studio Sesam lanceerde in 2015 een eerste reeks van tien titels, dit najaar gevolgd door een tweede reeks.
En er is steeds meer media-aandacht voor het onderwerp.
Eerder dit najaar kreeg Brian Elstak veel pers voor zijn prentenboek Tori, dat bij Das Mag is verschenen. Op
verschillende plaatsen, waaronder Boekblad.nl, mocht hij vertellen dat zijn
verhaal – oorspronkelijk in 2014 als animatiefilm verschenen – veel opmerkingen
uitlokte in de trant van: eindelijk een kinderboek met in de hoofdrol kinderen
met een kleurtje. Iets wat hij als vader die kinderboeken kocht zelf óók had
gemerkt.
Nederlandse kinderboekuitgevers zorgen in deze discussie
voor enig tegengeluid. Er mag best meer diversiteit in het totale aanbod, vindt
uitgeefster Susanne Diependaal van Unieboek|Het Spectrum, maar het probleem is
pas de laatste tijd veel zichtbaarder geworden. 'De vraag is harder gegroeid
dan het aanbod', noemt zij dat. 'Door de discussies in de samenleving, maar ook
doordat iedereen via sociale media makkelijker zijn ideeën of klacht kan uiten,
komt die vraag veel meer tot ons dan vroeger.'
Daarbij: er zijn veel meer titels waarin diversiteit een rol
speelt dan men geneigd is te denken. 'Het is alleen niet altijd zichtbaar op
het omslag of in de titel. Kijk naar een serie als Dummie de mummie: Dummie is Egyptisch, Ebbie, een van de beste
vrienden van Goos en Dummie is donker, en Klaas heeft een Jamaicaanse vriendin,
maar omdat Dummie het beeld van de boeken grotendeels bepaalt merk je daar
weinig van. En er is zoveel meer. Van de Lisa & Jimmie-serie van Vivian den
Hollander tot Superjuffie van Janneke
Schotveld, waarin een Hakim en Mimoun voorkomen zonder dat nadruk op hun
achtergrond wordt gelegd. In het recent verschenen Niet thuis van Jacques Vriens zit een kind met een Surinaamse
achtergrond, maar ook daar wordt geen speciale nadruk op gelegd.'
Er komt ook steeds meer op de markt – niet in de laatste
plaats omdat schrijvers bewust bezig zijn met dit onderwerp en kritisch kijken naar
het beeld van de samenleving dat zij hun lezers voorzetten, merkt Diependaal.
'Wij geven na bijna twintig jaar Villa
Mosterd en de wraak van Graaf Gruwel van Tosca Menten opnieuw uit, maar we
hebben op initiatief van de schrijfster de naam van een aantal personages
veranderd om zo te laten zien dat de samenleving is veranderd.'
Deze manier om diversiteit een plek te geven in het aanbod
lijkt haar beter dan al te expliciet een prentenboek over een Marokkaans meisje
te maken. 'Als je een boek uitgeeft met een hoofdpersoon met een
migratieachtergrond en dat nadrukkelijk communiceert sluit je weer andere
lezers uit. Elstak zei daarom ook tegen Boekblad
dat het iets dubbels heeft om te benadrukken dat zijn hoofdpersoon een kleur
heeft. Straks denken kinderen en ouders dat het alleen geschikt is voor
gekleurde kinderen, in plaats van voor iedereen.'
Andere kinderboekenuitgevers uiten zich in soortgelijke
bewoordingen. Directeur/uitgever Melanie Lasance van Gottmer vindt dat er 'niet
genoeg' cultureel diverse kinderboeken zijn, maar zegt ook: 'Diversiteit is bij
ons nooit zo'n issue geweest. Niet omdat we het niet belangrijk vinden, maar
omdat we het als vanzelfsprekend beschouwen. Het is sinds jaar en dag onze
missie om een gevarieerd aanbod te maken waarin zo veel mogelijk kinderen zich
in kunnen herkennen.'
Zij onderstreept dat met een hele lijst voorbeelden. Van
verschillende titels van Helen Oxenbury tot het vorig jaar verschenen Timo en de oppasninja van Lisa Boersen.
'Oxenbury geeft al sinds de jaren 1970 kinderen in alle kleuren een rol. Wij
vonden dat altijd zo vanzelfsprekend dat we het nooit als USP hebben beschouwd.
Volgend jaar brengen we opnieuw Zó veel
uit 1995 van haar uit, een verhaal waarin alleen maar donkere mensen voorkomen.
Misschien krijgt dat in deze tijd meer aandacht.'
Ook Dop zegt boeken uit te geven die kinderen willen lezen.
'En omdat er zoveel verschillende kinderen zijn, geven we zo breed mogelijk
uit. We laten de hele wereld binnen in onze titels, tot Chinese en Poolse
kinderen aan toe. We leggen het er alleen niet dik bovenop. Ieder kind zit in
een klas, ieder kind is lid van een club – en dus komen daarin kinderen van
allerlei achtergronden voor. Maar het is meer iets voor een niche-uitgeverij om
daar de nadruk op te leggen.'
De kritiek dat kinderen met een kleur nooit de hoofdrol
hebben, dat nooit hun specifieke problemen centraal staan en dat zij te
clichématig worden neergezet, verwerpt zij. 'Wij bieden een afspiegeling van de
samenleving. Onze boeken geven weer wat daar gebeurt. Neem het vieren van
verjaardagen. Jehova's getuigen mogen hun verjaardag niet vieren, maar de
realiteit in de klas is dat verjaardagen worden gevierd en dus komt dat terug
in onze boeken. Met alle respect voor Jehova's getuigen.'
Ook Diependaal vindt dat trouwens. 'Eigenlijk kun je het als
uitgeverij niet gauw goed doen. Als een lid van een vriendenclub die Mo heet,
het Suikerfeest niet viert, krijg je de kritiek dat hij niet realistisch is. En
als je hem dat feest wel laat vieren, kunnen lezers dat stigmatiserend vinden.
Maar in een klas vieren alle kinderen Sinterklaas en sommige anderen het
Suikerfeest. Dan kun je dat clichématig vinden, het is wel de werkelijkheid.'
Meer dan het aanbod zien uitgevers het probleem bij auteurs.
Er zijn te weinig schrijvers met een andere achtergrond. Dat geldt voor auteurs
van fictie voor volwassenen, maar dat geldt nog meer voor auteurs van prenten-
en kinderboeken. Alleen: wat moet je daaraan doen? Uitgevers twijfelen tussen
domweg afwachten tot de auteurs hen met een geweldig idee benaderen of actief
op zoek gaan naar nieuwe stemmen om nadrukkelijk een bredere markt te kunnen
bedienen.
Dop zit op de eerste lijn. 'Wij brengen binnenkort het
debuut van Afran Groenewoud. Een auteur met een andere achtergrond, ik weet
niet eens precies welke omdat dat er niet toe doet. Wij geven hem uit omdat we
het idee waarmee hij ons benaderde zo goed vonden. Dat is het enige wat telt –
al sinds ik in de jaren negentig Amber Nahar uitgaf. Het is waar dat we minder
manuscripten krijgen van mensen met een andere achtergrond, maar we bekijken
alles op dezelfde manier.'
Lasance is daarentegen actiever op zoek. Voor een reeks
sprookjesboeken benaderde Gottmer Rodaan Al-Galidi om een deel met Arabische
sprookjes samen te stellen, dat in oktober is verschenen. 'We praten ook met
hem over de vraag of hij eventueel andere boeken voor ons kan schrijven.
Daarnaast waren wij eind oktober – als een van de weinige uitgeverijen – met
een flinke delegatie aanwezig bij een pitch van Rose Stories. Naar aanleiding
daarvan gaan we zeker mensen uit andere culturen uitnodigen.'
Al met al heeft de aandacht die uitgevers én hun auteurs
hebben voor diversiteit effect. Het aanbod wordt gestaag veelkleuriger. Maar:
het gaat nu eenmaal niet zo snel, waarschuwen Lasance en Diependaal. Als zich
nu een auteur meldt met een goed idee voor een jeugdroman die speelt in een
Marokkaans-Amsterdamse gemeenschap, dan kan het zomaar twee jaar duren voor het
boek is geschreven en daadwerkelijk in de winkel ligt. Ook Elstak had jaren
nodig voor zijn idee in de winkel lag.
Toch lijkt het Nederlandse boekenvak achter te blijven bij
met name het Angelsaksische boekenvak. Voor zover er cijfers zijn, ondersteunen
die deze bewering niet. Uit gegevens van het Cooperative Children's Book Center
blijkt dat sinds 1994 ieder jaar ongeveer 10% van de Amerikaanse kinderboeken
óf is geschreven door een auteur met een kleur óf multiculturele content bevat.
Dat is niet veel, al steeg dit percentage tussen 2013 en 2015 naar 20% -
wat nog altijd niet representatief is.
De achterstand laat zich vooral voelen in de aandacht die
het onderwerp in Amerika en Engeland krijgt. Zo heeft de Britse tak van Penguin
Random House vorig jaar het WriteNow-programma opgezet om 'nieuwe schrijvers
die ondervertegenwoordigd zijn in de boekwereld' te vinden –schrijvers uit
sociaal-economische achterstandsgroepen, lhbt-communities en culturele
minderheden. Dit voorjaar werden twaalf schrijvers geselecteerd die nu onder
begeleiding hun manuscript publicabel maken.
Dat Nederlandse uitgeverijen zulke ontwikkeltrajecten
opzetten, lijkt vooralsnog ondenkbaar. Dop zegt dat zoiets eerder gezamenlijk
met andere uitgeverijen moet worden opgezet. Lasance zegt er wel over na te
denken, 'al is daar nog niets concreets over te zeggen'. En Diependaal werkt
liever met al voltooide verhalen. 'Een wedstrijd uitschrijven is enerzijds heel
gaaf en inspirerend, maar je loopt ook het risico dat geen van de verhalen
passend genoeg is voor jouw fonds. Dan geef je wellicht iets uit waar je niet
achter staat.'
De enige die in het Nederlandse taalgebied
ontwikkeltrajecten uitzetten zijn Sesam Studio en Rose Stories. Met subsidie,
anders is de uitgebreide coaching niet te betalen. Maar dat er belangstelling
voor auteurs met een andere achtergrond is, is duidelijk. Kreeg Sesam Studio de
eerste keer zo'n 120 aanmeldingen, voor de tweede editie was dat met 220
inzendingen bijna verdubbeld. En het leidt tot kwaliteit. Zo kreeg Floor Tinga,
auteur van Stapelgek, daarna een
contract bij De Eenhoorn.
Ook tonen Angelsaksische uitgeverijen zich meer bereid om
hun voelhoorns optimaal af te stellen. Zij werken in toenemende mate met
zogeheten sensitivity readers of minority readers: proeflezers die een
manuscript lezen met het oog op de geloofwaardigheid of realiteitsgehalte van
minderheden die de auteur niet uit eigen ervaring kent. Zwarte college kids kunnen dan praten zoals
zwarte college kids en niet zoals de
auteur op grond van de vooroordelen en clichés denkt zoals ze praten.
In Nederland zijn deze 'proeflezers van gevoelig materiaal'
een onbekend verschijnsel. 'Ik heb tot nog toe geen proeflezers gehad', zegt
Dop. 'Maar ieder boek wordt zeer zorgvuldig geredigeerd. Ik heb hier Hannerlie
Modderman, een van de beste kinderboekenredacteuren van Nederland. Die voelt
dat haarfijn aan en redigeert alle teksten en checkt de feiten.'
Diependaal doet dat wel degelijk – voor sommige titels: 'We
willen als uitgeverij iedere doelgroep bereiken. Een boek moet kloppen. Maar ik
ga niet voor een boek over een voetbalelftal voor de leeftijdsgroep 8+ iemand
inschakelen om te zien of die ene speler met islamitische achtergrond zich
waarheidsgetrouw gedraagt. Dat gaat wat ver. Maar volgend jaar brengen we van
Arend van Dam een groot boek over slavernij. Verhalende non-fictie is dat, over
een zeer gevoelig onderwerp. Daarvoor zijn we heel actief in contact met
meelezers.'
Toch komen – soms grote – missers voor. Nog dit jaar
publiceerde Standaard Uitgeverij een nieuw deel van Suske & Wiske waarin
een Afrikaan werd afgebeeld als 'halve aap', aldus de schrijfster die de
uitgeverij op Facebook aan de schandpaal nagelde. Kennelijk hadden noch de
tekenaar van Mami Wata noch
uitgevers, redacteuren of wie dan ook op de burelen van het bedrijf in de gaten
dat een dergelijke stereotype tekening anno 2017 niet meer kan. Een
gespecialiseerde proeflezer had dit kunnen voorkomen.
In het verlengde hiervan maken Angelsaksische uitgevers meer
werk van diversiteit op de werkvloer te krijgen. Een zo breed mogelijk
medewerkersbestand leidt immers tot een zo breed mogelijke netwerk om nieuwe
auteurs te vinden of afzetkanalen voor hun boeken te vinden. In Engeland heeft
Penguin Random House een zogeheten 'inclusion tracker' gelanceerd om ervoor te
zorgen dat het personeel in 2025 de maatschappelijke verscheidenheid
reflecteert.
De Publishers Association heeft het onderwerp zelfs tot
overkoepelend beleid verklaard. Met een tienpuntenplan dat in september is
gelanceerd moet binnen vijf jaar 15 % van het personeel van de Britse
uitgeverij afkomstig zijn uit Aziatische en Afrikaanse minderheden. Ieder lid
van de PA wordt opgeroepen om onder meer sollicitatieprocedures te bekijken op
verborgen vooroordelen, een intern diversiteitsbeleid en een
mentoraatsprogramma op te zetten.
Nederlandse uitgevers beamen dat het personeelsbestand erg
blank is – en in de kinderboekenwereld trouwens ook erg vrouwelijk. Zij zouden
graag zien dat dat anders was, maar daarmee reageren nog geen kandidaten met
een andere achtergrond. Zij zien het ook niet meteen als hun taak het vak te
promoten bij culturele minderheden. Dat is eerder aan het NUV. 'Als zij met een
interessant idee hierover komen, zal ik daar zeer geïntrigeerd naar kijken',
zegt Diependaal.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, nov 2017)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten