Een Poëzieweek over theater. Dáár kon de Vlaamse auteur Peter
Verhelst wel iets mee. Uit enthousiasme over het thema schreef hij met veel
genoegen het geschenk van de campagne van dit jaar. Ook het gedicht dat hij
speciaal voor de openbare bibliotheek schreef, gaat hem aan het hart. Verhelst
kan niet genoeg de lof van de bibliotheek zingen. 'De bibliotheek is het museum
van het leven.'
Een eer om het geschenk
voor de Poëzieweek te schrijven? Peter Verhelst denkt even na. Dan geeft de
Vlaamse auteur toe dat het verzoek van de CPNB 'waarschijnlijk anderhalve
seconde' zijn ijdelheid heeft gestreeld. Langer niet. 'Je hebt daar
onmiddellijk lullige overwegingen bij als: kun je niet het hele jáár aandacht
aan poëzie geven?', zegt hij. 'Toch begrijp ik het wel. Als
je geen week ergens voor organiseert, komt het helemaal niet aan bod in deze
snelle, luide tijden. De Poëzieweek is een noodzakelijk kwaad.'
De 55-jarige Verhelst aanvaardde de
opdracht om tien gedichten te schrijven vooral omdat het thema van 2018 zo'n
groot enthousiasme bij hem opriep: theater. 'Ik werk voor theater [als
regisseur en schrijver voor het gezelschap NTGent, md.], ik hou ervan. Ik vond
het goed om via mijn bundel de aandacht te kunnen vestigen op theater. Het bevindt zich in crisis, in Nederland georganiseerd door
jullie regering die de subsidies heeft teruggedraaid. Er zit nu maar een derde
zo veel mensen in de zaal als vijf jaar geleden. En: vooral nog de witte, rijke
elite.'
Daar komt bij dat
theaterteksten tegenwoordig 'worden behandeld als het debiele broertje van de
literatuur. Als je je uitgever wil jennen, moet je zeggen dat je een
theaterstuk wil publiceren. En dat terwijl er giganten als Shakespeare zijn,
wiens teksten zo vaak opduiken dat je kunt zeggen dat ze tot ons DNA behoren.
Ook Beckett vind ik zo'n reus, die helaas wat weggedeemsterd is omdat zijn
erven niet toestaan dat ook maar een komma aan zijn regie-aanwijzingen wordt
veranderd. Dankzij deze opdracht kon ik nog eens naar beide auteurs verwijzen.'
Theater en poëzie
Veel mensen consumenten
gedichten vooral als theater: door te luisteren naar een dichter in plaats van
zijn bundel te lezen. Het is een verschijnsel dat de auteur van bekroonde
dichtbundels als Obsidiaan (Paul Snoekprijs 1990), Nieuwe
sterrenbeelden (Herman De Coninckprijs 2009) en Wij, totale
vlam (Herman De Coninckprijs en nominatie VSB Poëzieprijs 2015) maar
al te goed kent. 'Als iedereen die naar een dichter luistert in plaats daarvan
zijn bundel koopt, woonden alle dichters in villa's,' lacht hij.
Toch zullen veel mensen
hun wenkbrauwen fronsen bij het idee van theater als thema voor poëzie,
vermoedt hij. Gedichten gaan toch altijd over liefde en dood? 'Maar de
mogelijkheden van dit thema zijn juist zeer ruim. Zodra twee mensen bij elkaar
in één ruimte zijn en zich tot elkaar verhouden, heb je theater. Tegelijk heeft
theater de kracht uit te dijen. Als iemand op het podium zegt dat het een zee
is, héb je een zee. Dat maakt theater tot een schitterend thema voor poëzie –
het belangrijkste literaire genre omdat poëzie het laboratorium van de
literatuur is.'
Heel goed kijken
Theater maken en
gedichten schrijven hebben bovendien iets heel belangrijks met elkaar gemeen.
Het begint allebei met heel goed kijken. 'Een dichter kijkt zeer goed. Hij door
de dingen heen de laagjes die anderen niet zien. Maar een regisseur ook. Beiden
doen er alleen iets anders mee. Poëzie richt zich op het concentraat van de
dingen. Zoals je pruimen vier uur op het vuur zet en dan een wonderlijk sap
overhoudt. Theater gaat over het vinden van vormen en betekenissen die
discussie mogelijk maken over de wereld en over wie wij zijn.'
Het is daarom eerder
vreemd dat Verhelst dertig jaar na zijn debuut als dichter en twintig jaar na
zijn eerste toneelstuk nooit over theater had gedicht. Er waren gewoon te veel
andere plannen, reageert hij laconiek. 'Ik kan me tijdens het regisseren, als
ik met anderen samenwerk, ook moeilijk concentreren op poëzie. Ik moet juist
buiten het theater zijn om erover te kunnen dichten. Wie weet ligt er nu over
twee jaar een omvangrijke bundel over dit thema. De opdracht was tien
gedichten, maar ik had zin om er nog veertig te schrijven.'
Museum van het leven
Ook al vindt de dichter
de Poëzieweek een noodzakelijk kwaad, hij zal zich vanaf de start op 25 januari
volledig inzetten en aan tal van activiteiten meedoen. Ook in bibliotheken,
zoals aanstaande zaterdag een openbaar interview in de Centrale Bibliotheek van
Utrecht en een dag later in de Centrale Bibliotheek van Den Haag. Speciaal voor
de openbare bibliotheek schreef Verhelst bovendien het gedicht 'Hoe stil het
ook zal worden'. Leden van de bibliotheek kunnen tijdens de Poëzieweek dat
gedicht als poster ophalen.
'De bibliotheek is heel,
heel belangrijk voor de poëzie', zegt hij. 'In boekwinkels heb je amper nog
poëzie. Boekhandelaren kopen hooguit vier bundeltjes in, en als die weg zijn,
vervangt men die niet. Zijn ze na drie maanden niet verkocht, dan moeten ze
weg. Ik snap de economische reden waarom dat gebeurt. Maar daarom moet de
bibliotheek de staalkaart van de poëzie, ook internationaal, kunnen blijven
bieden. Ook voor oudere poëzie, waar boekhandels doen of dingen die twintig
jaar oud zijn uit de prehistorie komen.'
Tot nu toe kan de bibliotheek
een schatkamer zijn. 'De bibliotheek in Brugge, waar ik woon, houdt goed stand.
Er is genoeg poëzie. Goede, nieuwe dingen liggen er ook snel. Ik ken het beleid
niet, maar men lijkt er een erezaak van te maken een goede collectie te hebben.
Maar Brugge is een stad. In het dorpje Nazareth, waar ik twintig jaar heb
gewoond, was de collectie per definitie kleiner. Misschien kan er daarom ook
een vermenging komen van een aanbod in de bibliotheek en via internet. Als de
poëzie maar beschikbaar blijft voor mensen.'
Stop de barbarij
Maar hoe lang blijft dat
het geval? Niet voor niets is de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief
en Documentatie (VVBAD) vorige week een campagne gestart om toekomstige
bedreigingen tegen te gaan nu gemeenten sinds 2016 niet langer verplicht zijn
om een bibliotheek te financieren. Een 'barbarij' noemt Verhelst die
wetswijziging. 'In Nazareth was de bibliotheek het hart van het dorp.
Ontzettend belangrijk. En nu het niet meer móét, gaat het zeker gebeuren dat
bibliotheken sluiten en het sociale weefsel in plekken als Nazareth gevaar
loopt.'
Verhelst gaat zelf niet
vaak meer naar de bibliotheek, waar hij nog altijd lid van is.
'Hooguit af en toe, als
ik meteen iets wil nazoeken op pagina zoveel van een boek, dat ik niet bij de
hand heb. Dan spring ik op de fiets naar de bibliotheek. Maar dat is niet vaak,
nu zo veel op internet te vinden is. Het zou erg spijtig zijn als jongeren om
die reden minder vaak naar bibliotheken gaan. Vroeger kwam ik ook in de stille
werkruimtes, maar jongeren hebben tegenwoordig de gewoonte om daar in groep te
doen alsof ze werken. Daar kan ik me niet meer concentreren.'
Toch kan hij niet genoeg
de lof van bibliotheken zingen. 'Men zegt altijd: er zijn zoveel dingen die je
niet kunt beschrijven. Dikke zever. Ga naar de bibliotheken en daar vind je het
allemaal. De bibliotheek is een groot museum van het leven. Het is ontzettend
belangrijk als mensen daar toegang toe hebben. Dat was het voor mij ook. Mijn
vader had heel veel boeken – die hij mij, passend voor die tijd, verbood te
lezen, waardoor ik ze juist allemaal heb gelezen – en toch was de bibliotheek
de schatkamer van Ali Baba. Dat mag absoluut niet verloren gaan.'
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 24 jan)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten