donderdag 31 januari 2019

Interview Tom Lanoye over het Poëzieweekgeschenk en de openbare bibliotheek (Bibliotheekblad)

foto: Arthur Los
Zonder de bibliotheek was hij niet geworden wie hij was. Tom Lanoye, die dit jaar het geschenk voor de Poëzieweek schreef, is glashelder over het belang van de bibliotheek in zijn leven. Een gesprek over bibliotheken, poëzie en het thema van de Poëzieweek 2019: vrijheid.

Het absurdistische verhaal 'Het boek' uit zijn prozadebuut Een slagerszoon met een brilletje (1985) is autobiografischer dan je zou denken, vertelt Tom Lanoye. Het gaat over Achille van den Branden: de alleslezer die voor zijn vijftigste alle boeken van de wereld heeft kunnen afvinken – behalve het boek over zijn eigen leven. Als hij negen jaar oud is, heeft hij alle boeken op de jeugdafdeling van de bibliotheek gelezen. Hij vraagt dan aan de bibliothecaris of hij boeken voor volwassenen mag lezen.
'Dat vroeg ik op die leeftijd ook. Ik ben de bibliothecaris in Sint-Niklaas – een geweldig sfeervolle bibliotheek, een voormalige gevangenis – eeuwig dankbaar dat hij me toestemming gaf. We hadden thuis weinig boeken. De Feniks-reeks, een soort ECI avant la lettre met Nobelprijswinnaars, dat was het wel. Dus toen ik alle boeken voor mijn leeftijd had gelezen, was ik blij dat ik bij de afdeling voor volwassenen tenminste iets te lezen hád. Ik heb daar enorm veel aan gehad, zoals later als student ook aan de faculteitsbibliotheek van de Universiteit Gent.'

Vanzelfsprekend werd de auteur van Wij – vrij?, het geschenk van de Poëzieweek 2019, ambassadeur van de campagne #bibvooriedereen – de handtekeningenactie waarmee de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie (VVBAD) vorig jaar protesteerde tegen de afschaffing van de gemeentelijke verplichting om een bibliotheek te hebben. 'Mijn hart bloedt, mijn verstand staat stil en mijn lijf klapt uit elkaar van woede als ik eraan denk dat zoiets mogelijk is in Vlaanderen', fulmineert hij ook nu.
Het Vlaams-nationalisme is historisch gegroeid uit de taalstrijd, licht hij toe. Het ging hen, net als de christendemocraten en sociaaldemocraten, op hun manier om de ontvoogding en verheffing van het volk. 'En nu zegt een regering onder leiding een zich cultuurflamingant noemende minister-president: bibliotheken kunnen best verdwijnen. Omdat kunst alleen wordt gezien als entertainment. Omdat ze denken dat alle gezinnen toch voldoende geld hebben om alles te downloaden. Het is een parvenu beslissing, door en door.'
Het idee dat dreiging van sluiting bibliotheken verplicht mee te gaan met hun tijd, wijst Lanoye stellig af. 'Dat kun je toch ook afdwingen door een paar keer per jaar met de bibliothecarissen om tafel te gaan zitten, hen het beleid laten uitleggen en kritisch bevragen? En ook zonder de dreiging hebben bibliotheken meer functies gekregen dan alleen het uitlenen van boeken. Kijk naar De Krook in Gent of, in Nederland, de OBA. Er zijn zaaltjes voor lezingen, er zijn exposities, er is ruimte om te studeren.'
Nu het decreet ondanks handtekeningen van 56.841 burgers en 223 steden en gemeenten nog altijd niet van tafel is, roept Lanoye op tot hardere actie. 'Bibliotheken zijn veel te braaf. Ze zouden, als in de toekomst één bibliotheek wordt gesloten, collectief moeten besluiten dicht te gaan. Het bijltje erbij neer gooien. Misschien zullen politici blij zijn dat bibliotheken zichzelf opdoeken. Waarschijnlijker echter wordt in een keer zichtbaar wat de samenleving mist als bibliotheken niet langer informeren en opvoeden.'

In de tijd dat Een slagerszoon met een brilletje verscheen, stond Lanoye vooral bekend als dichter. Hij toerde met James Bordello door Nederland en Vlaanderen als 'de Twee Laatste Grote Poëtische Beloften Van  Net Voor De Derde Wereldoorlog'. Hij had gedichten als Gent-Wevelgem en Neon – een elegisch rockgedicht in eigen beheer en bundels als In de piste en Bagger bij reguliere uitgevers uitgegeven. Maar na zijn bundel Hanestaart (1990) concentreerde hij zich steeds meer op proza en theater.
Dus waarom deze Vlaamse schrijver vragen voor het geschenk van de Poëzieweek in plaats van een 'fulltime eerstelijnsdichter', zoals Lanoye het noemt? Dat komt door de gedachte achter de Poëzieweek: een evenement om het genre voor het voetlicht te zetten. 'En dát kan ik goed. Ik kan optreden en zo een ijsbreker zijn voor deze dichters en ze bij een groter publiek bekend te maken. Het is net als met de Boekenweek, waarvoor ik in 2012 het geschenk schreef, en dat nu naam begint te krijgen in Vlaanderen. En mijn voorgangers waren ook literaire veelvraten: Anna Enquist, Ilja Leonard Pfeijfer, Stefan Hertmans…'
Daarbij schreef Lanoye wel degelijk poëzie. Maar: 'veel toegepaste poëzie, die daarom een beetje onder de radar is gebleven'. Hij verwijst naar toneelstukken als Atropa en Hamlet versus Hamlet, die zijn geschreven in respectievelijk alexandrijnen en vijfvoetige jamben. Of zijn bewerkingen van gedichten uit de Eerste Wereldoorlog: de bundels Niemands land en Overkant met, in de eerste, klassieke gedichten en, in de tweede, modernistische gedichten. Ook was hij van 2003 tot 2005 de eerste stadsdichter van Antwerpen.
'Ik had nooit echt de lust om een bundel te maken', zegt Lanoye. 'Hanestaart was ook een grote bundel vol liefdesgedichten, geschreven toen ik net mijn man had leren kennen. Misschien ben ik sindsdien niet genoeg verliefd geweest! Maar serieus: poëzie is zo belangrijk dat je er goed voor moet gaan zitten, terwijl de kern van mijn kunst is om ook het podium op te gaan met mijn teksten. Ik ben soms te veel een acteur. Ik heb daarom een project nodig – en een deadline – om echt tot dichten te komen.'

De Poëzieweek vindt Lanoye een zeer waardevolle campagne. Van het geschenk tot alle projecten en evenementen die eind januari plaatsvinden: dat was er niet toen hij zijn entree in de letteren maakte. Grote avonden in Antwerpen, schoolprojecten rond slam poetry, gedichtenwedstrijden voor het grote publiek. Het maakt poëzie zichtbaar. 'Het is ook een mooi fenomeen dat dichters tegenwoordig weer fysiek aanwezig zijn. Juist in de tijd van Youtube en Spotify is de live-ervaring van groter belang geworden.'
Hij ging met alle plezier in op het aanbod van de CPNB om de geschenkbundel te schrijven – nota bene in het jaar waarin Lanoye zijn 60e verjaardag met speciale uitgave en een tournee viert. Ook door het thema van 2019: vrijheid. 'Als projectfucker hou ik van spelregels. Vrijheid is dan heerlijk paradoxaal. Dat begint immers bij de dichterlijke vrijheid om het begrip op alle mogelijke manieren in te vullen, maar ook een breed palet aan technieken en onderwerpen te hanteren.'
Vrij – wij? werd zo een verrassende staalkaart van Lanoye's kunnen als dichter. De bundel van zestien pagina's telt zes gedichten: van het programmatorische 'Zonder handen, zonder tanden', waar de bundel zijn titel aan ontleent, tot het zeer persoonlijke 'L'envoye de Lanoye'. Typerend bevat het ook twee bewerkingen. 'Ongegronde eigendom' is een moderne variant van William Shakespeare's sonnet 134. En 'Tooglied in tijden van #me2' is een hilarische adaptatie van boek 6 en 7 van het Hooglied.
'Ik erken daarmee het bestaan van de traditie', zegt hij, 'maar ook dat ik me de vrijheid veroorloof om daarmee te spelen – ook dat is een invulling van het thema. Ik hoop dat de lezers de moeite nemen om de werken waaraan ik refereer ter hand te nemen. Wie dat doet, zal drie keer genieten: de eerste keer door mijn gedicht te lezen, de tweede keer door de oorspronkelijke werken van Shakespeare en de Bijbel te lezen, en de derde deer door nogmaals mijn gedicht te lezen en te zien wat ik met het origineel heb gedaan.'

Lanoye lijkt kritisch te zijn op het gebruik van het begrip 'vrijheid'. Het woord 'vrij' duidt óók vaak iets aan wat er niet is. Denk aan 'smetvrij' of 'vetvrij'. En zit er ook geen negatieve connotatie aan termen als 'vrije jongen' of 'vrije handel'? 'Zonder handen, zonder tanden' krijgt daarbij ook een politieke lading: wat betekent 'gastvrij' in een tijd waarin de grenzen sluiten? Dat gevoel bekruipt je zeker als je het gedicht leest in combinatie met het volgende, waarin Zuid-Afrikaanse dichters de vrijheid écht met betekenis bezingen.
De dichter laat deze interpretatie aan de lezer. 'Ik ben wel politiek. Maar: in mijn columns en essays. Dit zijn geen teksten voor de krant. Dit zijn gedichten waarin ik, zoals in het eerste, de filosofische onmogelijkheid van vrijheid wil aantonen. En het tweede gedicht, 'Bekentenissen van een knolgewas', is vooral een heel persoonlijk gedicht. Het gaat over waar ik vandaan kom en waar ik van ben gemaakt, en dat ik me in Zuid-Afrika zo misplaatst voel, maar tegelijk ook zó thuis. Ik wilde dat dubbele gevoel oproepen.'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad)

Zie ook:

Geen opmerkingen: