vrijdag 11 maart 2016

Interview Boekenweekgeschenkauteur Esther Gerritsen: 'Boeken moet tastbaar aanwezig zijn in de bibliotheek' (Bibliotheekblad)

Esther Gerritsen is de schrijver van het Boekenweekgeschenk – vanaf morgen overal te krijg. Broer beschouwt ze niet als staalkaart van haar oeuvre, maar als de volgende stap in haar ontwikkeling als auteur. Het is een fijne gedachte dat die ontwikkeling in zijn geheel in de bibliotheek is na te gaan. 'Er is tenminste één plek waar alle boeken voor je worden bewaard tot je er klaar voor bent.'

Zou het oeuvre van Esther Gerritsen integraal in de bibliotheek te vinden zijn? Haar vroege werk voor toneel, dat verscheen bij kleine uitgeverijen als International Theatre & Film Books? Haar debuut als prozaschrijver: de verhalenbundel Bevoorrecht bewustzijn (2000)? Columnbundels als Ik ben vaak heel kort dom (2013)? En natuurlijk de romans waarmee ze doorbrak: Superduif (2010), Dorst (2012) en Roxy (2014), die alle op de shortlist van de Libris Literatuurprijs stonden?
Gerritsen is er de persoon niet naar om dat zelf na te gaan, maar het zou haar niet verbazen. 'Ik zocht niet zo lang geleden Nederland en Duitsland in het interbellum onder redactie van Frits Boterman en Marianne Vogel, dat ik wilde lezen voor mijn interbellum-leesclub', vertelt ze in het kantoor van de CPNB. 'Nu de Boekenweek Duitsland als thema heeft, wilden we dat land nemen. Het is uit 2003, helemaal niet oud dus, maar: nérgens te krijgen. Ook niet bij Boekwinkeltjes of zo, ik heb overal gekeken. Het lag alleen bij de OBA.'
Dat vindt de 44-jarige Amsterdamse schrijfster het mooie aan de bibliotheek: dat ieder boek gewoon op fietsafstand te vinden is. 'Het stáát daar. Op de derde verdieping, met code 935.2. Ik vind dat zo leuk en opwindend. Ik herinner me ook dat ik ooit iets zocht van Vera Panova. Dat stond in de kelder van de oude bibliotheek op de Prinsengracht. Je moest het speciaal aanvragen, maar het was er. Er is tenminste één plek waar alle boeken voor je worden bewaard tot je er klaar voor bent: de bibliotheek.'

Het 'choqueert' Gerritsen dan ook dat zo veel van die 'schatkamers' verdwijnen. 'Als er iets geweldig is dat het bestaat, is het wel de bibliotheek. Overal zitten mensen te lezen, kranten of boeken, en te studeren. De bibliotheek is één groot, openbaar studiecentrum. Als iets alleen maar positieve effecten teweeg brengt is het toch de bibliotheek? Ik fietste laatst vlak voor tien uur 's ochtends langs de OBA. Daar stonden allemaal mensen te wachten tot die openging. Daar kan ik echt ontroerd van raken.'
En dan heeft ze het niet alleen over gesloten filialen. Ook de afslankingen van de collectie kan beter worden teruggedraaid. 'Boeken moeten tastbaar aanwezig zijn, zodat je kan zíen wat er staat. Een vriendin, een zangeres, haalde vroeger bladmuziek bij de OBA, maar nu dat minder zichtbaar is, omdat veel in het archief staat, gebruikt ze die collectie minder. Alles is wel op te vragen maar dat is niet te hetzelfde. Je moet een boek kunnen opzoeken in de catalogus, naar rij 5, kast A, plank 2.1 lopen en het daar aantreffen.'
Maar waarom wordt er dan toch bezuinigd? stelt ze zichzelf de vraag. Omdat er niet genoeg gebruik meer van wordt gemaakt? 'Misschien zijn we wel te rijk geworden. Kunnen we boeken te makkelijk gewoon kopen. Misschien zijn we te rijk geworden om een bibliotheek te onderhouden. Ik weet nog dat men vroeger geen romans kocht. "Die kon je toch ook lenen?" Een encyclopedie, díe kocht je. Mijn ouders hadden er járen voor gespaard en ik heb er daarna eindeloos in gelezen.'

Zelf gebruikt Gerritsen de bibliotheek ook niet meer zo vaak als vroeger toen ze, in haar jeugd, lid was van de bibliotheek in Gendt, vlak bij Nijmegen. 'Ik nam altijd zo veel boeken mee als mocht: vier leesboeken en vier studieboeken. Mijn moeder wachtte buiten, maar kwam me altijd halen omdat het te lang duurde. Dat genot van het zoeken was zo groot, ik bleef kijken. Ik las alles. Snuf de hond, Thea Beckman, later de enige twee toneelstukken zie daar hadden: Elckerlyc en Hamlet, die ik dan zelf bewerkte.'
Ze is daarna altijd lid gebleven. 'Nou ja, misschien af en toe een jaartje niet omdat ik te weinig ging. Toen ik laatst een brief kreeg dat mijn abonnement verliep, wilde ik het eerst zo laten omdat ik boeken altijd koop – dan kan ik er tenminste in schrijven, zoals ik altijd doe, er vouwen in maken. Maar toen had ik nog geen twee weken later dat boek van Frits Boterman nodig en heb ik mijn abonnement toch weer met een jaar verlengd.'
Misschien moet ze dan ook vaker van de bibliotheek gebruik maken. 'Mijn dochter van zeven zei laatst: "Ik heb een vraag, kun je wat boeken weg doen?". We hebben er zo veel. En ik moet haar ook vaker meenemen. Als je naar een winkel gaat, draait het om bezit. Maar in de bibliotheek gaat het alleen om de vraag: welke kennis wil ik tot me nemen? In welk avontuur wil ik me nu storten? Dat is toch magisch van de bibliotheek: dat je daar fantasie de vrije loop kan laten gaan omdat je wil weten wat er in de boeken staat.'

Waar Gerritsen niet meer voor naar de bibliotheek wil zijn optredens. Niet omdat zulke intieme ontmoetingen met auteurs niet interessant zijn. 'Zulke avondvullende bijeenkomsten vinden eigenlijk alleen nog in de bibliotheek plaats. Anders treedt je op festivals vaak met vele anderen op.' Ook niet omdat bibliotheken het niet professioneel zouden organiseren. Maar omdat ze het zelf niet meer wil. Ze maakt zich er te nerveus voor, het geeft te veel stress.
De Boekenweek is natuurlijk een uitzondering. 'Het leuke is dat je er dan in een korte, hysterische afgeronde periode helemaal voor gaat. Ik hoef me niet druk te maken om hoe laat de trein gaat, wat ik met eten doe, niets. Ik word gehaald en gebracht. Dat is anders. Ze zeggen wel dat na het schrijven van het geschenk het grootste deel van het werk is gedaan, maar zo voelt het voor mij niet. Schrijven vind ik het leukst. Na de Boekenweek ga ik mijn tijd alleen nog daaraan besteden. Ik werk nu aan een scenario voor een film.'

Bij de aankondiging van Gerritsen als auteur van het Boekenweekgeschenk legden vele de nadruk op het feit dat er sinds 2002 eindelijk weer een vrouw de opdracht had gekregen. Eigenlijk nogal beledigend, maar de schrijfster blijft er laconiek onder. 'Het ergste is dat ik het gewend ben. Als ik word genomineerd zeggen ze ook: als enige vrouw. Wat moet je ermee? Zulke opvattingen veranderen geleidelijk. Je moet niet te veel nadruk leggen op individuele gevallen. Wees alleen bewust van je vooroordelen.'
Toch is het in het licht hiervan opmerkelijk dat ze in Broer – waar ze pas in juni aan begon te schrijven – koos voor een carrièrevrouw als hoofdpersoon die er pijnlijk op wordt gewezen dat ze haar zachte kanten heeft verwaarloosd. Olivia is een succesvol financieel directeur wier broer na het afzetten van zijn been bij haar gezin intrekt. Zij denkt dat hij een overgevoelige aansteller is, maar ze ontdekt dat iedereen hém aardig vindt en haar juist kil. Met andere woorden, ze ontdekt dat ze vrouwelijker zou moeten zijn.
Zo blijkt het echter niet bedoeld. Broer moet je als een psychologische, niet als politieke novelle lezen. 'Ik kies altijd een vrouw als hoofdpersoon, ook omdat dat nog altijd minder vaak wordt gedaan. Ik vond het leuk een rationele vrouw neer te zetten die dacht nergens door geraakt te kunnen worden en in de war raakt als ze toch allerlei gevoelens blijkt te hebben. Ze wordt omringd door mannen, dat klopt, maar dat hadden net zo goed vrouwen kunnen zijn: een vrouwelijke baas, dochters in plaats van zonen.'

Waar sommige geschenkauteurs de laatste jaren een soort staalkaart van hun oeuvre leken te presenteren beschouwt Gerritsen Broer gewoon als haar volgende roman – waarin ze wel weer op een lichte, geestige en directe manier een groot drama verwoordt. 'Ik zeg al drie boeken: en nu wil ik een verhaal schrijven dat goed afloopt. Dat lukte steeds niet. Het is moeilijk een roman geloofwaardig een positieve wending te geven. Het is fijn dat het juist voor zoiets feestelijks als het Boekenweekgeschenk wel gelukt is.'
Raken de vele lezers die dankzij Broer voor het eerst iets van Gerritsen lezen dan niet in de war als ze haar tragischer en ook uitzinniger eerder werk lezen? Wat zouden ze het best na Broer kunnen lezen? 'Ik denk eerst Dorst, dan Roxy en dan Superduif,' zegt ze vastberaden. 'Ik heb het gevoel dat Dorst [over een dochter die bij haar stervende moeder intrekt, md] voor velen meer toegankelijk is. Maar misschien zeg ik dat omdat momenteel bezig ben dat te bewerken voor een film.'
Het is ieder geval vrijwel zeker dat deze boeken nog lang na de Boekenweek in de bibliotheek te vinden zullen zijn.
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad, feb 2016)

Zie ook:
- Herman Koch & BN'ers over de openbare bibliotheek


donderdag 10 maart 2016

Diabetes in het Boekenweekgeschenk van Esther Gerritsen

Toen ik vorig jaar zocht naar literaire romans waarin diabetici een rol spelen, kon ik weinig vinden. Een verhaal van Kevin Barry, De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch, die ik allebei recent had gelezen. Maar verdomd als het niet waar is: in het Boekenweekgeschenk Broer van Esther Gerritsen – dat vanaf zaterdag in een oplage van 655.235 exemplaren wordt verspreid via boekhandels in Nederland en Vlaanderen – is het titelpersonage een diabetespatiënt.
Marcus heet deze broer van hoofdpersoon Olivia. Hij is 'wandelcoach' van beroep. Hij wandelde met mensen uit het bedrijfsleven terwijl hij hen adviseert over hun loopbaan. En uitgerekend hem wordt een been afgezet. Hij trekt daarna tijdelijk bij Olivia's gezin, waardoor zij onder ogen moet zien dat ze niet de persoon is die ze dacht te zijn. De diabetespatiënt fungeert, juist door zijn bijzondere status als 'zieke', als katalysator bij het verwerven van inzicht bij de mensen om hem heen.
Meteen op de eerste pagina wordt uitgelegd hoe het zo ver is kunnen komen dat Marcus zijn been verliest:

Marcus was een waardeloze suikerpatiënt, die zijn dokters tot wanhoop dreef.
‘Ik weiger mijn leven erdoor te laten bepalen!’ riep hij graag, hij at en dronk waar hij zin in had, vergat op tijd te spuiten, sloeg controles over, werd doodziek en vroeg zich dan geschrokken af hoe dit toch had kunnen gebeuren.

Ik hou niet zo van de term 'suikerpatiënt', omdat niet-diabetici dan denken dat je geen suiker mag. Met diabetes dien je voorzichtig te zijn met alles waar koolhydraten in zit. Gelukkig gebruikt Gerritsen in de rest van de novelle de term suiker nog maar een keer – tegen drie keer diabetes. Een keer gebeurt dat in een scène waarin Olivia's zonen zich online verdiepen in de fantoompijn waaraan Marcus leidt als de operatie achter de rug is. Het is 'alsof je prikkeldraad om je benen hebt of door de brandnetels loopt. Of dat er mieren onder je huid kruipen,' lezen op de site.

Opmerkelijk is ook: op de dag dat ik het interview had gepland dat ik Gerritsen heb afgenomen over het Boekenweekgeschenk moest ik 's ochtends zelf naar het ziekenhuis voor een reguliere controle. Een synchroniteit die auteurs als Harry Mulisch en A.F.Th. van der Heijden ten volle zouden uitbuiten. Ik noem het een mooi toeval.

Zie ook:
- Interview met Esther Gerritsen over Boekenweekgeschenk

woensdag 9 maart 2016

Ilja Leonard Pfeijffer, 'Brieven uit Genua' (Athenaeum.nl)

Ilja Leonard Pfeijffers Brieven uit Genua is een pijnlijk eerlijk zelfonderzoek. Maar dat het zó pijnlijk zou worden kon hij het grootste deel dat hij eraan werkte nooit voorzien. Door niets minder dan een wonder maakte hij niet alleen de balans op nel mezzo del cammin di nostra vita, maar gooit hij uiteindelijk het roer volledig om. Het maakt deze autobiografie onweerstaanbaar.

Afgelopen najaar overleed het kleurrijkste personage van La Superba. De Engelse alcoholist Don, die huis en haard had verlaten om de gasten op de terrassen van Genua te vermaken met sterke verhalen. Ilja Leonard Pfeijffer portretteerde hem in zijn roman uit 2013 nagenoeg waarheidsgetrouw. Als eerbetoon aan wat hij zelf beschouwt als 'het meest geliefde personage' van de roman die – dankzij een Libris Literatuurprijs en 70.000 verkochte exemplaren – voor de doorbraak van de auteur zorgde, publiceerde Pfeijffer daarom op de websites van NRC Handelsblad en Tzum een in memoriam. Het was tegelijk een voorpublicatie uit zijn autobiografie Brieven uit Genua.
Indertijd las ik het stuk als voetnoot bij La Superba. Iemand die zo veel lezers heeft vermaakt, inclusief diegenen die daarna naar Genua trokken om het labyrintische centrum en de auteur aan zijn tafeltje in het echt te bekijken – groot gelijk dat Pfeijffer vertelt hoe het Don is vergaan na voltooiing van de roman. En ja, dat bleek natuurlijk niet zo fraai te zijn. Dons verzonnen dood in de roman leidt tot een onvergetelijk feest. Dons dood in het echte leven was als die van zo veel drinkebroers die door ouderdom en gebrek niet meer zo gezellig zijn: eenzaam, verschrikkelijk eenzaam. Er werd wel een feestje georganiseerd, maar groots was het allerminst.
Pfeijffer besluit:

'Niemand van die zogenaamde vrienden die er waren en niemand van de nog veel grotere groep zogenaamde vrienden die er niet waren, heeft Don werkelijk gekend. Ze wisten dat hij zijn gintonic 'cappuccino senza schiuma' noemde. Dat vonden ze schitterend. Ze wisten dat hij later op de avond graag het lied van de gele onderzeeboot aanhief. Dat vonden ze nog mooier. Ja, hij was me er eentje. Een karakter. Een personage. Een mythe. Het was het vertoon van de oppervlakkigheid die Don zelf heeft nagestreefd. Niemand van hen had ooit de moeite genomen om tien minuten aan zijn tafeltje te zitten toen hij begon te verdrinken in droefenis en waanbeelden. Het moest wel leuk blijven. Zo zou Don het zelf ook hebben gewild. Precies. Don wilde het zo. En precies dat maakt het allemaal zo intens treurig.'

Nu Brieven uit Genua is verschenen blijkt dit in memoriam allerminst een voetnoot te zijn. Integendeel, Pfeijffer gaf in zijn voorpublicatie niets minder weg dan de sleuteltekst van zijn pijnlijke zelfonderzoek waarin hij definitief tot de conclusie komt dat het zo niet langer kan. Hij heeft dezelfde keuzes gemaakt als Don – voor zijn vrijheid, voor zijn kunst, voor zijn zelfstandigheid, kortom, voor zichzelf – en als daar ongewone aspecten bij horen, zoals de doelbewuste keuze voor de drank, dan zij dat zo. Hij is toch de onverwoestbare bohemien die als een nachtelijke vorst aan zijn tafeltje de alcohol en de zinnen even rijkelijk laat vloeien? 'Maar,' schrijft hij in dezelfde tekst:

'... als ik iets heb geleerd van zijn dood, is het dat ik achteraf gezien kritiek moet hebben op zijn leven. Het waren zijn keuzen. Met het waren de verkeerde keuzen, omdat ze, net als de keuzen die ik altijd heb gemaakt, egoïstisch waren. Hij heeft bereikt wat hij wilde. Hij is een mythe geworden. Maar uiteindelijk gaf niemand meer om hem omdat iedereen alleen nog maar geïnteresseerd was in de mythe.'

Alleen als je honderden pagina's heb gelezen die eraan vooraf zijn gegaan, begrijp je portee van deze zinnen. In brieven aan zijn ex Gelya, met wie hij ooit naar Genua fietste, vertelde hij in een periode van 3,5 jaar (vanaf april 2012) over zijn dagelijks leven, een moeizaam ontwikkelende relatie, zijn bestaan als schrijver. In brieven aan respectievelijk zijn moeder en zijn jongere ik haalde hij uitgebreide herinneringen op zijn verleden. Alles uitmondend in het besef dat hij, succesvol als schrijver, heeft kunnen worden wie hij moet zijn. Het is een lange rechtvaardiging van zijn keuzes. 'Kom naar mij toe', roept hij tot besluit zijn jongere ik toe. 'Het is goed waar ik nu ben.'
Hij spaart zichzelf daarbij bepaald niet. De eerlijkheid die Pfeijffer weet op te brengen is zo pijnlijk om te lezen dat het vergelijkbaar is met de Bekentenissen van Jean-Jacques Rousseau of Mijn strijd van Karl Ove Knausgård. Een mooi voorbeeld is de 23 pagina's tellende brief over zijn liefdesleven. Hier geen enkele bravoure over de vrouwen die hij heeft veroverd. Nee, hij heeft vrouwen om slechte redenen laten gaan, hij is te lang bij vrouwen gebleven die hem vernederden, hij is met vrouwen naar bed gegaan alleen omdat het zo laat was geworden dat iedereen die dan op is behoefte heeft aan een arm om zich heen. Hij moet het toch al niet van de eerste indruk hebben, noteert hij.
En dan gebeurt iets onverwachts. Hij ontmoet een vrouw waarvoor hij niet kiest, maar die hij 'herkent' als De Ware. En het is nog wederzijds ook. Als zij net als alle vrouwen al snel bang wordt van zijn drankinname, kan hij het opeens wel opbrengen om voor een ander te stoppen. Al is daar toeval voor nodig: een anale fistel waardoor hij enkele dagen echt niet kan of wil drinken. En geluk: de vrouw blijkt intuïtief aan te voelen dat ze de schrijver geen enkele onderhandelingsruimte mag bieden. Hij moet volledig stoppen, laat ze onverbiddelijk weten. Vervolgens is het slechts een kwestie van tijd voor de auteur beseft dat hij zijn leven weer om moet gooien. Zie hierboven.
Het gekke is dat juist deze passage verzonnen aandoet. Eerst kondigt Pfeijffer in een brief aan zijn uitgever aan dat zijn boek, en dus zijn leven, een wending nodig heeft om het de nagestreefde spanningsboog mee te geven. En dan gebeurt dit. In eender welke roman zou je keihard oordelen: over the top. Pfeijffer beschrijft de vrouw ook in zulke goddelijke termen dat zijn lofzang kitscherig aandoet. Bovendien heet ze Stella, ofwel ster in het Italiaans. Natúúrlijk, denk je, zij is de ster die hem de weg wijst. Bovendien vormen de initialen van hun beider naam gezamenlijk het woord 'si', ofwel ja in het Italiaans – het woord dat Pfeijffer nu tegen het leven zegt. Zo lust ik er nog wel een paar.
En toch is het onweerstaanbaar. Dat een zo meedogenloos oprechte zelfanalyse eindigt in de afbraak van niets minder dan de identiteit waarover hij nooit twijfelde. Dat hij zo de pijnlijkste waarheid van allemaal onder ogen moet zien. Het móét waar zijn. Voeg dat bij de even bloemrijke als heldere taal van Pfeijffer, waarmee hij scherpe inzichten precies weet te verwoorden, en de haast achteloze manier waarop hij thema's en motieven uit zijn eerste Genua-boek – van migratie en leven in je fantasie tot de zelfbewuste aandacht voor zijn literaire intenties én de cruciale rol van Don – herneemt. En je hebt zonder twijfel een van de hoogtepunten uit de boekenoogst van 2016.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 7 maart)

Meer Pfeijffer:

dinsdag 8 maart 2016

De Libris Literatuurprijs 2016: de statistiek

Wat is het opvallendste aan de shortlist van de Libris literatuurprijs die gisterenavond bekend werd gemaakt? Dit is de lijst:

Alex Boogers - Alleen met de goden
Jokevan Leeuwen - De onervarenen
Connie Palmen - Jij zegt het
Inge Schilperoord - Muidhond
P.F.Thomése - De onderwaterzwemmer

Ik denk toch: het ontbreken van Vlamingen. Dat is voor het eerst sinds 2004. Er werd geschreven over een Vlaamse boom. Dimitri Verhulst, Bernard Dewulf en YvesPetry zorgde sinds 2009 voor drie Vlaamse zeges op rij. En nu: niets.
Er staan drie vrouwen op de shortlist. Op een moment dat de discussie over vrouwelijke auteurs oplaait omdat Esther Gerritsen het Boekenweekgeschenk heeft geschreven en alle interviews met haar daar deze week uitgebreid bij stil staan, lijkt dat heel bijzonder. Maar het is vaker gebeurd. Het is de zesde keer in 22 jaar.
Wel stijgt hierdoor het gemiddeld aantal vrouwelijke auteurs dat ooit de laatste zes van de Libris Literatuurprijs haalde naar 26,1 %. En van de drie grote prijzen was dit toch al de vrouwvriendelijkste.
Dan de auteurs. Er staan twee nieuwkomers op de shortlist: Alex Boogers en Thomas Verbogt. De meest geshortliste auteur in dit gezelschap is P.F Thomése. Voor hem is het de zesde keer. Met deze nominatie is hij ook voor alle drie de prijzen genomineerd. Hij is daarmee de 26e auteur in de geschiedenis van de Nederlandse literatuur.
Ook opvallend: drie genomineerde auteurs wonnen daadwerkelijk al eens een grote prijs. Dat zijn: P.F. Thomése (AKO 1991), Connie Palmen (AKO 1995) en Joke van Leeuwen (AKO 2013).

Zie ook de laatste updates over de statistiek van de:

vrijdag 4 maart 2016

Anne Folkertsma, 'Hans Fallada' (Athenaeum.nl)

Als een auteur een leven lang maskers heeft opgezet rukt zijn biograaf hem die af. Het verzwegen lidmaatschap van een nazistische organisatie. Het buitenechtelijke kind. Of, in het geval van Hans Fallada, auteur van Kleine man - wat nu? en Alleen in Berlijn, de manier waarop hij schrijver werd. Maar zelden werd het zo wreed aangepakt als door Anne Folkertsma. Zij laat haar fascinerende levensbeschrijving voorafgaan door drie nooit eerder in het Nederlands verschenen autobiografische teksten van Fallada, zodat het contrast tussen zijn leugens en de waarheid wel heel nadrukkelijk wordt onderstreept.

Fallada (1893-1947) had allesbehalve de ambitie om literatuur te schrijven, noteert hij in 'Hoe ik schrijver ben geworden'. Goed, hij had in 1918 en 1919 twee romans gepubliceerd, dat kon hij moeilijk ontkennen. Maar:

'Het [waren] niet mijn boeken, omdat ze op instigatie, bijna op bevel van een eerzuchtige vrouw zijn geschreven, omdat ze me zijn ingefluisterd, omdat ik ze niet eigener beweging heb geschreven. Daarom tel ik die boeken niet mee, daarom hecht ik er niet aan, het zijn niet mijn kinderen. Een echt boek moet in je groeien, het moet niet van buitenaf op kunstmatige wijze worden aangedragen. Zeker, bijna ieder mens zou een boek kunnen schrijven, maar dat zijn niet de boeken waar het om gaat. Je moet boeken schrijven omdat je ze móét schrijven. Dat zijn de enige goede boeken, en de boeken van toen waren dat niet!'

Nooit, zo vervolgt hij, heeft hij daarna een roman willen schrijven. Het gebeurde alleen dat hij zijn toenmalige uitgever Ernst Rowohlt ontmoette en dat die zei dat Fallada's verslaggeverswerk bij een lokale krant niets voor hem was en hem daarom een baantje aanbood, waardoor Fallada naar Berlijn verhuisde en hij daar bij uitgeverij Rowohlt recensie-exemplaren verstuurde, maar dat zijn baas hem om één uur 's middags naar huis stuurde en dat hij toen zo veel vrije tijd over had, dat hij dacht: kom aan, laat ik eens schrijven over die rechtszaak waar ik nooit de waarheid over mocht schrijven omdat mijn verslag moest passen bij de politieke kleur van de krant. 
Pas toen Fallada op die manier Bauern, Bonzen und Bomben voltooide, waarmee hij doorbrak, bleek schrijven verslavend. In de leegte na voltooiing van het boek dacht hij:

'...weer aan de heerlijke uren bij het schrijven van mijn eerste boek. Het was vaak net een roes geweest, maar een roes die alle roezen overtrof die aardse middelen kunnen opwekken. Zelfs de ergste uren, als ik compleet wanhopig was over hoe het verder moest gaan, leken mij mooier dan de mooiste vrije uren nu. Nee het was werkelijk zo dat ik van een gif had gedronken dat ik niet meer uit lichaam en geest kon bannen, en nu verlangde ik ernaar meer van dit gif te drinken, het altijd te blijven drinken, elke dag, de rest van mijn leven.'

De werkelijkheid blijkt een stuk prozaïscher. Fallada is, zoals veel auteurs, geboren met de drang om te schrijven. Schrijver worden is een ambitie die hij al op zijn achttiende uitspreekt. Hij brak alleen laat door – het genoemde Bauern, Bonzen und Bomben verschijnt vlak voor zijn 38e verjaardag – omdat het zo lang duurde voor hij zijn eigen toon had gevonden: direct, levendig, realistisch, met een diep inzicht in en humaan begrip voor de psychologie van de gewone man. Lang zoekt hij het in, zoals zijn biografe het noemt, 'expressionistische, buitenissige, zeer persoonlijke en bij vlagen sprookjesachtige' projecten, terwijl de nieuwe zakelijkheid 'die zich richt op de harde realiteit, en sociale en politieke gebeurtenissen op een bijna filmische manier optekent', in opmars is.
Toch moet men mild zijn over Fallada's leugens. Ook dat maakt Folkertsma duidelijk. Zijn carrière valt nagenoeg geheel samen met de era van het Derde Rijk, waar de mogelijkheden om vrijuit te spreken maar marginaal ruimer waren dan in Stalins Sovjet-Unie. 'Hoe ik schrijver ben geworden' is eveneens in die periode geschreven. Geen wonder dat hij daarin schreef dat hij nooit eindexamen had kunnen doen omdat hij ziek was. De bekentenis dat hij zijn beste vriend had doodgeschoten in een dubbel-zelfmoordpact, waarbij hij zelf tegen zijn zin overleefde, kon hem zijn kop kostten. De nazi's maakten ook met geestelijk instabiele mensen korte metten.
Tegelijkertijd zetten de nazi's de beroemdste Duitse auteur die niet in Exil ging, onder dwang om werk af te leveren dat bij hun verwerpelijke filosofie paste. Uit schrijfhonger, maar ook uit behoefte aan erkenning en geld bleef hij toch romans pennen. Op zijn best leverde dat pretentieloze ontspanningslectuur op die alleen door Fallada's talent enigszins genietbaar zijn gebleven. Op zijn slechtst was dat een antisemitische roman, waarvoor hij wel een contract sloot maar die ongepubliceerd is gebleven en waarvan het manuscript is verdwenen. Ook schreef hij voorwoorden bij ouder werk waarin hij afstand deed van bepaalde elementen en ging hij als speciale verslaggever naar het front.
Het roept de vraag op wat voor oeuvre Fallada had achtergelaten als hij in alle vrijheid had kunnen werken. Nu zijn de hoogtepunten in verhouding zo schaars dat hij, met zijn aangebrande naam, vergeten raakte – tot zijn herontdekking in 2010 met de heruitgave van Alleen in Berlijn. Zou hij anders al decennialang dezelfde status hebben als een verglijkbaar auteur als John Steinbeck, die de Nobelprijs won? Het is niet te zeggen. Je zou hoogstens een aanwijzing kunnen krijgen als Fallada's werk voor kinderen werd vertaald, die blijkbaar klassiekers in Duitsland zijn geworden. Wellicht kon hij net als een Daniil Charms in de Sovjet-Unie in dit genre wél zijn volledige artistieke kunnen kwijt.
Het is een kwaliteit van Folkertsma's biografie dat ze je hierover aan het nadenken zet. Ze weet Fallada's roerige leven intrigerend na te vertellen en zijn fascinerende persoonlijkheid kleurrijk te schetsen. Soms schiet ze te oppervlakkig door de jaren, maar dat past wel bij Fallada's huidige status als auteur die zijn statuur aan het terugwinnen is. Hij moet na zijn herintroductie als schrijver ook als persoon worden geherintroduceerd. Pas als zijn werk, door meer heruitgaven, nog bekender is geworden, is er ruimte voor een definitieve biografie waarin iedere kwestie minutieus wordt geanalyseerd. Tot die tijd is Folkertsma's biografie een waardig monument.

maandag 29 februari 2016

OBA geeft nieuw vestigingsbeleid langzaam vorm (Bibliotheekblad)

De Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) gaat samenwerken met De Nieuwe Boekhandel in het gloednieuwe filiaal Bos en Lommer. Volgens Het Parool, die het nieuws bracht, wordt de vestiging het volgende 'paradepaardje van het nieuwe vestigingenbeleid' van de OBA. Directeur Martin Berendse licht toe.

Het filiaal Bos en Lommer kon onmogelijk blijven waar het zat. Ruim tien jaar geleden was de OBA op verzoek van het inmiddels opgeheven stadsdeelbestuur verhuisd naar een nieuw pand net naast een winkelcentrum. Dat was een grote, maar onhandig gelegen vestiging van 1500 vierkante meter op de eerste verdieping. Maar toen kwam er een forse bezuiniging, waardoor de bibliotheek gehalveerd moest worden – de andere helft stond gewoon leeg. Zo raakte de bibliotheek, waar de collectie heel sterk was geconcentreerd op een aanbod voor de jeugd, in een neerwaartse spiraal terecht die alleen door een verhuizing kon worden doorbroken.
Het gehoopte nieuwe pand is gevonden in een voormalige matrassenwinkel op de Bos en Lommerweg, waar de bibliotheek na een verbouwing gaat rond 1 mei intrekt. Het bibliotheekfiliaal wordt daarmee de buurman van De Nieuwe Boekhandel. Dat is niet zomaar een buurtboekhandel. De energieke oprichter en eigenaar Monique Burger trok tot ver buiten Amsterdam de aandacht met haar even spraakmakende initiatieven als intensieve activiteitprogramma. Ze werd in 2010 verkozen tot boekverkoopster van het jaar en verwierf daarna landelijke bekendheid als lid van het boekhandelspanel van De Wereld Draait Door (2012-2014).
Dat opent haast vanzelf perspectieven voor een nauwe samenwerking. Bibliotheek en boekhandel zijn daarover meteen in gesprek gegaan nadat begin januari het huurcontract werd getekend. Wat die gaat inhouden zal nog moeten blijken, maar de richting van de gesprekken zijn duidelijk: een gezamenlijk seizoenprogramma, samenwerking in de contacten met scholen en op termijn is het zelfs mogelijk dat beide personeel gaan uitwisselen. Mede om dat mogelijk te maken is de boekverkoopster in gesprek met de pandeigenaar om in de muur tussen boekhandel en bibliotheek een deur aan te brengen. Die moet daar uiteraard toestemming aan geven.
Burger en Berendse roemen hun onderlinge gelijkaardigheid. Burger onderstreepte in Boekblad dat beide instellingen leesbevordering centraal stellen en sprak van de creatie van een 'boekenplein' dat veel consumenten naar de winkelstraat zal lokken. Ook Berendse zegt dat 'het vergelijkbare publiek veel verbindingen mogelijk maakt. We trekken allebei consumenten die boeken kopen, boeken lenen en naar lezingen gaan. Die kunnen we gezamenlijk bedienen. Ook hebben wij een sterk jeugdpubliek. Wij werken veel met scholen. Met deze nieuwe partner kunnen we kijken wat we die groep nog meer kunnen aanbieden. Maar natuurlijk is het ook een experiment.'
Toch werden talrijke intensieve samenwerkingspogingen van boekhandel en bibliotheek in het verleden – denk bijvoorbeeld aan het mislukte filiaal van boekhandel Paagman in de centrale van de Bibliotheek Den Haag – nooit echt een succes, juist omdat de twee groepen een ander publiek trekken. Berendse erkent dat de doelgroepen niet volledig overlappen, maar ziet toch kansen in de mate waarin ze dat wel doen. 'Sommige mensen kopen het liefst, maar die hebben allemaal familieleden met andere behoeften. We willen de optimale balans zoeken om ze tegelijk te bezoeken. Bovendien kunnen we de kopers kennis laten maken met wat we nog meer doen aan activiteiten, cursussen et cetera.'
Belangrijker is echter dat de samenwerking niet op zichzelf staat. In het beleidsplan dat de OBA vorig jaar opstelde werd de ambitie uitgesproken om naast de centrale het netwerk van 25 filialen onverkort te handhaven. Ook de gemeenteraad vroeg de OBA expliciet om dat te doen. Maar dat heeft bij teruglopende leden- en bezoekersaantallen alleen zin als de filialen midden in het culturele en maatschappelijke leven van de wijk staan, met onder andere een aantrekkelijke programmering, en ruimer open zijn. Berendse: 'De centrale is 84 uur per week open. Een filiaal is gemiddeld 30 uur per week open. In de beleving van de Amsterdammer zijn die dus 54 uur per week dicht.'
De ambitie is daarom alleen te realiseren met behulp van partners – zoals ook openbare bibliotheken elders in Nederland doen. 'In Duivendrecht, ons allerkleinste filiaal, zijn we in het nieuwe dorpshuis getrokken waar we met onder meer een welzijnsorganisatie een gezamenlijk complex vullen', zegt Berendse. 'In de Bijlmer doen we dat met Imagine IC: een mooie culturele instelling die zich bezig houdt met het erfgoed van Amsterdam Zuidoost en de nieuwe Amsterdammers. Dat zijn beide maatschappelijke not-for-profitorganisaties die goed aansluiten bij wat wij doen. De Nieuwe Boekhandel is een winkel, maar ook daarmee kunnen we personeel en openingstijden delen.'
Het is trouwens niet de eerste commerciële partner, benadrukt Berendse. 'In De Hallen – een prachtige, nieuwe bibliotheek die we twee jaar geleden openden – zit café Belcampo. Dat is een gewone horeca-uitspanning die zelfstandig wordt uitgebaat door iemand met een culturele achtergrond. We werken intensief samen om er een dynamische plek van te maken. Met succes. In het eerste jaar trok de vestiging tweehonderdduizend bezoekers. Het is, na de centrale, onze best bezochte vestiging van het moment. Dat is voor mij een bewijs dat je móét verbreden. Wij kunnen zo’n vestiging nieuwe stijl niet meer in ons eentje runnen. Wij hebben nu eenmaal minder verstand van het runnen van een café.'
Ook de collecties van de filialen wordt beter aangepast aan de lokale behoeften. Bos en Lommer krijgt toch een wat bredere collectie 'omdat we het onzin vonden dat we voor de meest courante boeken steeds nee moesten zeggen, en: ga maar naar Mercatorplein', zegt Berendse. 'Ook middelbare scholieren die lezen voor hun lijst moeten er terecht kunnen.' Maar het anderhalf jaar geleden geopende Linnaeus – waar overigens nauw wordt samengewerkt met de Linnaeusboekhandel – zit in een wijk met recent daarheen verhuisde bewoners met een hoog cultureel profiel. Dat is daarom een 'literaire bibliotheek' geworden. Wie andere boeken wil kan terecht bij Javaplein.
Of dit beleid succesvol zijn, zal volgens Berendse nog moeten blijken. 'Het plan is geschreven als een vierjarenplan. We hebben een grote beweging ingezet om de vestigingen het middelpunt van hun wijk te maken. Dit zijn daarvan de eerste resultaten: de bijna gerealiseerde verhuizing van Bos en Lommer, de honderdduizend bezoekers die Linnaeus in het eerste jaar heeft getrokken. We doen ons best die lijn door te trekken.'
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl)

Zie ook:

dinsdag 16 februari 2016

Uitgeverij Snoeck is terugverhuisd naar Gent (Boekblad)

Uitgeverij Snoeck is sinds 1 februari weer gevestigd in Gent. De nieuwe eigenaar Philip Van Bost ziet daar meer kans om te groeien in het specialisme van de uitgeverij: kunstboeken en tentoonstellingscatalogi.

De van oorsprong Gentse uitgeverij was sinds een fusie met een grafisch bedrijf uit Kortrijk in 2009 in die kleinere West-Vlaamse stad gevestigd. Vorig jaar kreeg uitgever Van Bost – zelf in dienst sinds juli 2011 – de kans de uitgeverij over te nemen. Sinds 1 oktober is hij 'voor bijna honderd procent' eigenaar
'Het bedrijf richtte zich op andere markten – bouw, mode, voeding – en werkte fundamenteel anders. Men maakte iets voor klanten, die betaalden, klaar. Met een uitgeverij heb je ook distributie, retouren, de noodzaak tot promotie. Dat begon te wringen. Toen we om tafel gingen zitten kwamen al snel tot de conclusie dat het voor de continuïteit van het bedrijf beter was het grafisch bedrijf en de uitgeverij te splitsen.'
Een verhuizing naar de historische thuisbasis van Snoeck lag toen voor de hand. 'Ik woon hier, mijn collega Hans Devisscher woont hier, maar vooral: we zitten op het Sint Pietersplein op loopafstand van alle Gentse musea en voor ons belangrijke culturele instellingen. Van het SMAK, MSK en het STAM tot de Sint Pietersabdij, het Liberaal Archief, de universiteit en het Minnard Theater. Daardoor zijn we voor hen veel zichtbaarder. Dat vergroot onze kansen.'
Snoeck is voor ongeveer tachtig procent van haar omzet afhankelijk van de catalogi die het voor deze instellingen maakt – en andere musea in West-Europa, tot aan het Louvre toe. Van Bost: 'De rest van het zaakcijfers is verkoop via de boekhandel. Dat deel groeit wel, mede doordat we vorig jaar voor het hele Belgische markt zijn overgestapt naar één distributeur: Exhibitions International.'
Het gebroken boekjaar dat liep tot juli 2015 liet een lichte groei zijn ten opzichte van een jaar eerder. Behalve aan meer verkoop via de boekhandel is dat te danken aan een groei van het aantal projecten. 'We hebben een vijftigtal boeken gemaakt. Daarvoor hebben we zo'n zeventig ISBN's aangevraagd, omdat we van sommige boeken meerdere taalversies hebben gemaakt.'
Van die ISBN's is een minderheid Nederlandstalig: 25 tot 30, schat Van Bost. 'Twee daarvan waren voor Nederlandse musea: een voor de Ceramix-expositie in het Bonnefanten in Maastricht en Belgische schone. Van Ensor tot Magritte voor het Singer museum in Laren. De rest van de uitgaven is vrijwel uitsluitend Franstalig. En dan nog een beetje Engels en af en toe Duits.'
De verhuizing geeft Van Bost alle vertrouwen ook in de toekomst te kunnen groeien. 'We hebben ooit, een jaar of vijf geleden, onderzocht of we onze portfolio konden verbreden met koken en reizen. Dat bleek zo'n andere markt. Nu beseffen we dat juist de specialisatie in een nichemarkt onze grootste kans is. Boeken over kunst, architectuur, erfgoed, fotografie – dat gaan we verder versterken.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 12 feb)

zaterdag 13 februari 2016

Letterkundig Museum lanceert online dependance: Literatuurmuseum.nl (Boekblad)

Het Letterkundig Museum in Den Haag heeft een online dependance geopend: op Literatuurmuseum.nl zijn bijzondere archiefstukken te zien – stuk voor stuk uitgelicht met lange achtergrondverhalen of columnachtige bespiegelingen.

'We hebben ontzettend veel archiefstukken', legt Tamara Woestenburg van het museum uit. 'Zeven kilometer of zo. Die ziet alleen nooit iemand. Het zit ook allemaal in dozen, er ís weinig leuks aan te zien. Maar als je bijvoorbeeld de scheepskoffer van Slauerhoff kan tonen, met alles wat daarin zit, heb je iets schitterends te bieden. Het museum zelf heeft beperkte ruimte, daarom tonen we het online.'
De bijzonderste verhaal gaat over de dia's die Willem Frederik Hermans maakte in Noorwegen, waar hij heen reisde met wetenschappelijk oogmerk maar waar hij vooral inspiratie opdeed voor Nooit meer slapen. Daarnaast zijn er verhalen over Remco Campert, J.J. Slauerhoff (de genoemde scheepskoffer), Charlotte Mutsaers en Fritzi Harmsen van Beek. Jongere auteurs als Christiaan Weijts, Maartje Wortel en Philip Huff schreven korte stukken bij archiefstukken.
Speciaal voor Literatuurmuseum.nl startte gisteren een experiment met Alma Mathijsen, Bregje Hofstede, Thomas Heerma van Voss en Walter van den Berg. Zij schrijven in dertig dagen een verhaal waarvan het ontstaan met tweets, video's en openbare conceptversies live te volgen is. De bedoeling is om zo in het digitale tijdperk vast te leggen hoe een schrijver werkt. De speciale laptoppen van de auteurs registeren ook alles wat zij doen.
'Wij breiden deze collectie in hoog tempo uit', zegt Woestenburg. 'Voor het eerste jaar staan twintig lange verhalen gepland plus twee columnachtige stukken per week. Juist door jonge curatoren te laten schrijven kun je aandacht genereren voor minder bekende archiefstukken – denk aan een prentenboek dat een verder weinig bekende illustratrice maakte in een kamp in Indonesië.' Ook is het bedoeling dat bezoekers zelf hun kennis inbrengen bij de getoonde documenten en objecten.
Het Letterkundig Museum probeert een koppeling te maken met het aanbod in de fysieke ruimte in Den Haag. Zo verwijst het verhaal over Fritzi Harmsen van Beek naar de expositie over deze dichteres die momenteel in het museum is te zien. Maar de bedoeling van de site is wel dat het een 'volledig zelfstandige en nieuwe manier van exposeren is', zegt directeur Aad Meinderts. Het is niet de bedoeling dat van ieder groot verhaal de objecten – zoals Hermans' dia's – tegelijk in het museum te zien zijn.
Literatuurmuseum.nl mikt op 100.000 bezoekers per jaar. De site wil dat mede halen door zich te richten op het onderwijs. Woestenburg: 'We willen educatieve stukken maken bij de stukken. Middelbare scholen moeten de site zeker kunnen vinden, dat is wel het doel. Verder zullen we via sociale media en andere kanalen zo veel mogelijk bezoek proberen te trekken. Men kan zich ook abonneren op een e-mailnieuwsbrief.'
Tegelijk moet de site het bezoek aan het museum – dat vorig jaar een recordaantal van 65.000 bezoekers trekt – stimuleren, zegt Meinderts. De combinatie moet elkaar versterken. 'Het bereik online is zo veel groter en zo veel duurzamer. Maar als je al die voorwerpen en handschriften ziet ontstaat bijna vanzelf de behoefte om, zeg, de jas van Campert in het echt te zien. Daar geloven wij echt in.
De site is een idee van het Letterkundig Museum en het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. Voor de ontwikkeling droegen het Mondriaan Fonds, het VSB Fonds en een derde fonds dat anoniem wil blijven bij. Voor het onderhoud en de aanvulling wil het Letterkundig Museum haar nieuwe dependance financieren vanuit haar lopende exploitatie. Dat staat in het beleidsplan voor de komende cultuurplanperiode 2017-2021, dat Meinderts onlangs heeft ingediend.
Tegelijk dient de digitalisering van de collectie voor Literatuurmuseum.nl een ander doel, zoals ook blijkt uit een stuk in NRC next van vandaag. Door de bezuinigingen heeft het Letterkundig Museum in 2013 de helft van haar wetenschappelijk personeel moeten ontslaan. Het archief – het enige letterkundige archief van Nederland – wordt daardoor onvoldoende beheerd en is minder toegankelijk voor onderzoekers.
Meinderts: 'Als museum moeten wij aan allerlei prestatie-eisen voldoen op het gebied van publieksbereik en percentage eigen inkomsten, wat dit jaar maar liefst bijna 40 % was. Die eisen behaal je niet met een archief. Dus wij zagen geen andere mogelijkheid dan de bezuinigingen op te vangen door op die afdeling te krimpen, ondanks dat wij een van de zes musea met een wetenschappelijk kerntaak zijn.'
Het museum vraagt nu 75.000 euro om de collectie te digitaliseren, zodat onderzoekers er toch mee aan de slag kunnen. En om het publiek er via crowdsourcing erbij te kunnen betrekken.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 9 feb)

Zie ook:

vrijdag 12 februari 2016

AKO neemt voorsprong met combinatie on- en offline winkelen (Inct)

AKO introduceert sinds 1 januari in steeds meer winkels een digitale boekentipper. Klanten kunnen nu al in vijf vestigingen ter plekke via een eenvoudig zoeksysteem op een computer op maat gesneden adviezen krijgen. Dankzij de metadata van Bookarang.

AKO neemt een voorsprong in de combinatie on- en offline boekwinkelen. Daarvan is directeur Sjaak Mark overtuigd. Andere winkels hebben misschien een scherm neergezet waar consumenten niet voorradige boeken kan bestellen. Maar dat is alleen maar toegang bieden tot een webshop. Daar kan een consument ook 's avonds op zijn tablet naartoe surfen. AKO gebruikt de schermen in haar filialen om de consument te gidsen door het enorme aanbod en een op zijn behoefte afgestemde tip te geven.
 Dat is de kern van de samenwerking die AKO is aangegaan met boekenadviesdienst Bookarang, dat eind vorig jaar nog de Renew the Book-competitie van de Groep Algemene Uitgevers (GAU) won. In september begon een pilot in de nieuwe winkel in Lounge 2 van Schiphol. Sinds 1 januari zijn ze ook te vinden in de stationswinkels van Tilburg, Utrecht (twee) en Zwolle. Later dit jaar volgen ze in ieder geval ook in veertien andere stationswinkels die momenteel worden omgebouwd naar de nieuwe winkelformule 'AKO voor nu'. In Lounge 2 staan vier schermen, in alle andere winkels een.
De consument krijgt als eerste de keuze tussen 'zoek een boek dat bij je past' en 'zoek een boek uit onze toplijsten'. In geval hij de eerste optie kiest, kan hij kiezen tussen 'een boek nu meenemen' en 'een boek nu bestellen'. Dat betekent dat de tips die hij verderop krijgt óf wordt beperkt tot de actuele winkelvoorraad óf tot de totale database van ruim 20.000 boeken die Bookarang heeft voorzien van tientallen tags. Ook is het mogelijk om te bestellen uit de totale voorraad van CB.
Zie verder op Inct – en wel hier (alleen voor leden)

woensdag 10 februari 2016

Auteurs bereiden actie voor om dalende leenrechtvergoedingen

Auteurs, kom in actie voor behoud van de leenrechtvergoedingen. Die oproep deed het bestuur van de Vereniging van Letterkundigen (VvL) vrijdag aan haar leden. Nieuw onderzoek van Stichting Leenrecht maakte wat hen betreft glashelder dat actie dringend geboden is. Ook komt er diepgravend onderzoek naar de staat van het leenrecht.

Tientallen auteurs en vertalers van kinderboeken, non-fictie, thrillers, literaire fictie en andere genres waren bijeengekomen in De Observant in Amersfoort.  Allemaal deelden ze dezelfde zorg over hun al jaren dalende inkomsten uit leenrechtvergoedingen. Thrillerschrijver Jacob Vis verwoordde die het meest helder. 'Ik heb twee keer zo veel boeken geschreven als vijftien jaar geleden', vertelde hij, 'maar ik haal maar half zo veel inkomen uit mijn leenvergoedingen als vijftien jaar geleden. Hoe komt dat? Is dit een algemeen verhaal? En wat kunnen we daaraan doen?'
Een eerste stap om die vragen te beantwoorden was al genomen. Ter gelegenheid van het 25-jarige bestaan had Stichting Leenrecht een marktverkenning uitgevoerd naar de staat van het leenrecht. Consultant Bo Barink en manager van Stichting Leenrecht Arjen Polman lichtte dit gloednieuwe rapport toe. Kort samengevat concludeerden zij dat het aantal uitleningen mogelijkerwijs niet daalt, maar dat er minder uitleningen worden geregistreerd door de opkomst van schoolbibliotheken, nieuwe modellen als de minibieb, digitaal lenen via Bibliotheek.nl en andere uitleenvormen zoals verhuur door commerciële partijen.
Zo wees Barink erop dat iedereen overal kan lezen dat overheden bezuinigen op bibliotheken en dat er daarom filialen zijn gesloten. Maar wat bleek hem uit de cijfers? Tot 2013 is de exploitatie van de gezamenlijke openbare bibliotheken gestegen. En de verdwenen bibliotheken zijn gecompenseerd met servicepunten in scholen, wijkcentra, zorginstellingen en dergelijke. Tel daarbij de opkomende 'sociale bibliotheken' zoals ruilbibliotheken, flexbibliotheken en leeszalen op en je komt op nog altijd circa zevenduizend plekken waar de bibliotheek aanwezig is.
Evenmin is sprake van ontlezing. Zeker, het aantal leden van de openbare bibliotheek is gedaald van 4 miljoen in 2005 naar 3,8 miljoen in 2014, maar veel afhakers kunnen gebruik maken van wat Barink de 'meeneembibliotheek' noemde. Daarbij blijkt uit de tijdsbestedingsonderzoeken van SCP dat de ontlezing alleen een rol speelt voor kranten en tijdschriften. Nederlanders besteedden anno 2013 evenveel tijd aan het lezen van boeken als in 1990 – en maar een fractie minder dan in 1975. Ook de voor dit rapport geïnterviewde bibliothecarissen merkten niets van ontlezing.
Al deze ontwikkelingen bij elkaar gevoegd maakt het denkbaar dat de Nederlander méér boeken is gaan lenen. Binnen de openbare bibliotheek vond de afgelopen vijftien jaar ook een verschuiving plaats van het soort leden: fors minder volwassen leden, significant meer jeugdleden. Omdat jeugdleden gemiddeld 48 boeken per jaar lezen en volwassenen slechts twintig, zouden er meer uitleningen plaats moeten vinden. Maar dat is niet terug te zien in de cijfers. Lenen jeugdleden dan meer via de Bibliotheek op school? Lenen ze meer digitaal? Het eerste wordt niet altijd goed geregistreerd, het tweede telt niet als uitlening.

Maar hoe groot is de verschuiving naar uitleningen via andere bibliotheekvormen? Daarvoor is nader onderzoek nodig. Zoals in 1990, bij de introductie van het leenrecht, moet zo gedetailleerd mogelijk in kaart worden gebracht waar mensen hoeveel boeken lenen. Alleen als exact duidelijk is hoeveel uitleningen onder de radar plaatsvinden, waarover geen vergoeding wordt afgedragen, is het mogelijk om wet- en regelgeving te veranderen – variërend van invoering van een ander Leenrecht-model tot het verruimen van de mogelijkheden van Stichting Leenrecht om vergoedingen te incasseren. 
Dat onderzoek komt er ook. Een aanwezige ambtenaar van OCW vertelde dat zij momenteel bezig is met de offerteaanvraag en het opstellen van een begeleidingscommissie. Behalve Stichting Leenrecht, VOB en KB was ook VvL nadrukkelijk uitgenodigd daar onderdeel van uit te maken. De vraag was alleen nog of de auteursvereniging voor de lichte of de zware variant koos. Vicevoorzitter Jeroen Thijssen en bestuurslid Janny van der Molen, die de bijeenkomst leidden, hapten onmiddellijk toe: de zware variant. De bedoeling is dat het onderzoek nog voor de zomer van start gaat.
Tegelijkertijd zouden schrijvers nu al moeten beginnen met het inventariseren van standpunten, zoals Barink het omschreef. Zo vallen uitleningen via een schoolbibliotheek niet onder het leenrecht. Maar is dat uitgangspunt nog wel terecht als deze door de Bibliotheek op school geüpgradede collecties in de plaats komen van wijkbibliotheken? En kun je eigenlijk wel spreken van een dergelijke verschuiving? Of – een onderwerp waar VvL-juriste Janne Rijkers over sprak – moeten schrijvers inkomsten uit digitale uitleningen laten binnenkomen via uitgevers of, collectief, via Lira?
Ten derde is het belangrijk dat schrijvers meer aan voorlichting doen. Overheden hebben bijvoorbeeld in het kader van 'leefbaarheidsbevordering' subsidiemogelijkheden opgezet voor ruilbibliotheken. De Provincie Brabant faciliteert deze onder het motto 'Ruilen is het nieuwe lenen'. BiSC heeft, ook met steun van de provincie, Boekspots geïntroduceerd. Als schrijvers al deze betrokken instellingen niet uitleggen dat deze initiatieven leiden tot minder inkomsten uit leenvergoedingen en het daarom onmogelijk wordt om nog te schrijven – wie doet het dan wel?
Daarom riep Thijssen op tot steun van zijn VvL-leden. 'We moeten de wereld laten weten dat wij schrijvers en vertalers er zijn, dat wij een recht hebben en dat we daar klinkende munt voor willen. We zijn al twee, drie jaar bezig met dit dossier. We hebben gesprekken gevoerd met partijen als VNG, VOB en Kunst van Lezen, maar we kunnen niet alleen. We moeten naar de politiek, in Den Haag en in de gemeenten, we moeten naar bibliotheekdirecteur, we moeten de publieke opinie bespelen. Help daarbij. Schrijf brieven, onderteken petities, geef advies.'

De bedoeling was om na de presentaties te discussiëren over het leenrecht aan de hand van zeven stellingen. Deze luidden bijvoorbeeld: 'De openbare bibliotheek valt niets te verwijten, zij doen wat zij kunnen om in ieder geval te overleven.' Of: 'Ik vind het belangrijk dat een breed gevarieerd boekenaanbod is voor kinderen. Wanneer je leenrecht afbouwt, draag je bij aan de verschraling van het aanbod. Dat is waarom ik vind dat een schoolbibliotheek wel degelijk leenrecht moet betalen.' Of simpelweg: 'Laat de bibliotheek extra betalen voor boeken die via schoolbibliotheken worden uitgeleend.'
Helaas kwamen ze niet aan de orde. De presentatie van de marktverkenning leek grotendeels over de hoofden van de aanwezigen heen te zijn gegaan – deels door de ingewikkelde uitleg met te veel juridisch jargon, deels omdat Barink de aanwezigen afleidde door bij herhaling te spreken van 'boekjes' in plaats van 'boeken'. De ruimte die voor discussie was ingeruimd ging daarom grotendeels op aan vragen die in wezen vroegen om meer toelichting over wat leenrecht eigenlijk inhoudt en hoe de uitkering van de vergoeding precies is georganiseerd.
Een voorbeeld was de vraag of het auteursrecht niet kon worden aangepast: dat de leenrechtexemptie werd afgeschaft, zodat bibliotheken alleen met toestemming van de auteur boeken mogen uitlenen. De OCW-ambtenaar zei dat de kans op een dergelijke wetswijziging minimaal is. En ook dan is eerst degelijk onderzoek nodig om zo'n wijziging te motiveren. Een andere auteur wilde weten of de vergoeding per uitlening niet omhoog kon. Waarom was dat 13,16 cent per uitlening (in 2015) en niet drie keer zo veel? Ook daarvoor, werd gereageerd, moet eerst onderzoek worden verricht.
Voor Barink waren de reacties uit de zaal aanleiding om schrijvers op te roepen 'hun rol' te pakken. Als vertegenwoordiger namens het neutrale Stichting Leenrecht kan hij niet verder gaan dan veranderingen signaleren. Schrijvers moeten zelf bepalen wat die voor hun positie betekenen. 'En dat begint al bij de onderhandelingen over het onderzoek. Iedereen wil weten hoe het zit, maar niet iedereen heeft exact dezelfde belangen. Het is daarom denkbaar dat er partijen zijn die zeggen: zo'n onderzoek kost veel geld, moeten we dit of dat wel onderzoeken? En dan ben je te laat.'
Hij werd daarin, in andere bewoordingen, bijgevallen door vice-voorzitter Kees Schaepman van Lira. 'Wij zijn gewend rekeningen te houden met alle partijen. Schaden we de bibliotheek niet die zo veel goeds voor schrijvers doet? Schaden we onze uitgevers niet? We houden zo veel met andere partijen rekening tot we zelf een soort restpost zijn. Dat moeten we niet doen. Ik weet dat ik een beetje demagogisch klink, maar we moeten opkomen voor onze rechten. Laten we niet afwachten tot we alle gegevens hebben, want dan ben je vaak te laat. Laten we nu bedenken wat we moeten doen.'

Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad, 8 feb)

Zie ook: