Vijftig jaar geleden zag het literaire landschap er heel anders uit. Zijn de hypes, de bestsellers en de laureaten van 1962 vergeten? Aflevering 1: de Prijs der Nederlandse Letteren voor Stijn Streuvels.
Degelijke marchandise
Een beetje onderuitgezakt zat Stijn Streuvels op de eerste rij van een volgepakte Ridderzaal in Den Haag. ‘Zeer vitaal’, noemde de commentaarstem van het bioscoopjournaal hem. Maar de loftuitingen van de Nederlandse en Belgische ministers van cultuur, voorafgaand aan de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren, hoorde hij onbewogen aan. Was dat omdat de auteur van De Vlaschaard en Het leven en de dood in de Ast al 91 jaar oud was? Of kwam dat omdat hij loftuitingen wel gewend was? Drie eredoctoraten. Een handvol staatsprijzen. Ridderordes. En wat niet?
Streuvels (1871-1969) toonde zich in zijn dankwoord de dankbare auteur die nederig de lauweren van de hoge heren in ontvangst nam. ‘De prijs is voor mij een grote verassing geweest,’ sprak hij met een beheerste, maar onmiskenbaar West-Vlaamse tongval. ‘Ik had er niet eens aan gedacht. Nu zal ik maar de eer en de glorie aan de koop toenemen. Ik had nooit verzocht om bewondering te krijgen. Ik heb gedaan hetgeen ik kon en getracht met degelijke marchandise op de markt te komen.’
Zou de neef van Guido Gezelle oprecht zijn geweest? Sinds zijn debuut Lenteleven in 1899 verscheen, had de toen 28-jarige Streuvels met veel sturm und drang en zin voor onafhankelijkheid een glanzende literaire carrière gemaakt. Ondanks aanvankelijke tegenwerking van de katholieke machthebbers, die geschokt waren door zijn naturalistische verhalen over de noeste Vlaamse plattelandsbevolking, en kritiek op zijn ‘kunstmatige’ taal – dezelfde taal die minister Cals in 1962 zou prijzen om zijn ‘waarachtigheid en natuurlijkheid.’
Populair was Streuvels vanaf het begin. Nog voor zijn veertigste gold hij als een van de drie Belgische Nobelprijskandidaten, had iemand een biografie over hem geschreven en kon hij zijn bakkerij verkopen om zich voltijds aan het schrijven te wijden in zijn nieuwgebouwde huis Het Lijsternest. Uniek voor die tijd. Ook in Nederland was de schrijver vanaf het begin geliefd. Drie uitgevers vochten om zijn debuut uit te geven, het nog altijd bestaande L.J. Veen wist de auteur te contracteren. De Telegraaf bood hem ruimte voor feuilletons.
Dus wat zou Streuvels zich druk maken om het zoveelste eerbetoon waarvoor hij moest opdraven? Feit is wel dat het in 1962 nog bijzonder was om uit handen van het staatshoofd een prijs te krijgen. De hoogste literaire prijs van het Nederlandse taalgebied, die de Prijs der Nederlandse Letteren is, werd pas voor de derde keer uitgereikt. Alleen niet door koningin Juliana dit keer, zoals de bedoeling was. Omdat zij in de rouw was na het overlijden van koningin Wilhelmina overhandigde minister Cals de laureaat de door letterkunstenaar Piet van Trigt gekalligrafeerde oorkonde.
Je zou in een definitieve biografie willen lezen wat Streuvels echte gedachten en gevoelens waren. Meer dan veertig jaar na zijn dood is het echter nog altijd gebleven bij deelstudies. Waar tijdgenoten als Karel van de Woestijne en Cyriel Buysse recent diepgravende biografieën kregen, dreigt Streuvels weg te zakken in vergetelheid. Ja, het Lijsternes is te bezoeken. Er is een Streuvelsgenootschap. Hij is ook opgenomen in het pantheon van het Letterkundig Museum. Maar zijn werk zelf is alleen nog antiquarisch te krijgen. Dat is vaak een voorbode van het definitieve einde van een schrijver.
Waarschijnlijk had Streuvels liever dat moment wat langer willen uitstellen dan, aan het eind van zijn lange leven, een Ridderzaal vol hotemetoten.
Andere belangrijke prijzen in 1962
P.C. Hooft-prijs: Theun de Vries
Constantijn Huygensprijs: Hendrik de Vries
Belgische Staatsprijs voor Poëzie: Hubert van Herreweghen voor Gedichten III
Nobelprijs voor de Literatuur: John Steinbeck
Prix Goncourt: André Langfus voor Les bagages de sable
(Gepubliceerd in BOEK nr. 1, 2012)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten