zondag 12 februari 2012

Des romans français: Jacques Chessex, 'De zondebok'


De impact van haat

Ik kan me niet voorstellen dat De zondebok (Un juif pour l’ exemple), de laatste novelle van Jacques Chessex de lezer onberoerd laat. Na een uitvoerige schets van de omgeving, een schilderachtig stadje in Zwitserland, en de tijdgeest waarin het verhaal zich afspeelt, het brute nazisme in 1942, komt de schrijver tot de verhaallijn: de haat voor en vernietiging van een heel volk wordt samengevat in een complot tegen één man, Arthur Bloch, een Joodse veehandelaar uit Bern.

Bloch is geliefd bij de boeren, door zijn kennis van zaken, innemende karakter en vrijgevigheid. Misschien juist daarom prijkt zijn naam bovenaan de lijst die opgesteld is door de lokale nazi-afdeling, onder leiding van de gefrustreerde automonteur Fernand Ischi. Hij, klein en breed van postuur, kortzichtig en onbehouwen van karakter, is onder de indruk van Hitler en aangespoord door de fascistische dominee Lugrin beraamt hij plannen om de joden een lesje te leren, om hen bang te maken. Bloch is de eerste, de zondebok.
Payerne, een stad van veehouders en slagers, heeft steeds meer last van werkeloosheid en komt mede daardoor onder invloed van het nazisme uit buurland Duitsland. Er broeit van alles onder de ontevreden bevolking. Waarom hebben de Joden geen last van de crisis, met hun dikke buidels en buiken? Waarom gaat hun geld naar die parasieten en uitbuiters? De klagers blijken meelopers en maken grappen als Bloch plotseling verdwenen is tijdens een grote veemarkt.

‘Et dès le soir, l’obscurcissement. Rideaux clos, volets fermés, toutes sources de lumière éteintes. Mais qui obscurcit qoui? Qui cache qoui?’
(En zodra de avond valt de verduistering. Dichtgetrokken gordijnen, gesloten luiken, alle lichtbronnen gedoofd. Maar wie verduistert wat? Wie verbergt wat?)

Daarmee rijst de vraag wie meer schuldig is, de moordenaars als uitvoerders of de goegemeente die het liet gebeuren? Zelfs de vreedzame natuur die het stadje omgeeft, wordt medeplichtig. Omdat de nazi’s er een grot vinden om de kleren van Bloch te verbranden en in een meer de levenloze lichaamsdelen dumpen.

‘Et les bois de hêtres, bocages aérés, bosquets de pins, haies profondes, taillis clairs qui couronnent les collines de Grandcour. Mais le mal rôde. Un lourd poison s’insinue.’
(En de beukenbossen, de luchtige bosschages, de groepjes dennenbomen, de diepe hagen en het lichte kreupelhout die de heuvels van Grandcour bekronen. Maar het kwaad waart rond. Er sijpelt zwaar vergif binnen.)

Jacques Chessex, geboren in 1934 in Payerne, was acht toen de moord plaatsvond. Hij zat in de klas met de zoon van de rechter die de moordenaars veroordeelde, zo staat in een van de laatste hoofdstukken. Het verhaal lijkt daarmee ook een persoonlijke zoektocht naar hoe dit heeft kunnen gebeuren. Chessex volgt het slachtoffer, de moordenaars en enkele andere bewoners van Payerne. Daardoor krijgt de lezer het totaalbeeld van de situatie en wordt duidelijk dat wat er te gebeuren staat onvermijdelijk is. Maar het waarom is er nog niet mee opgehelderd. Hoe kunnen mensen zo haatdragend zijn? Zijn conclusie is dat alleen God weet waarom, zoals ook op de grafsteen van Arthur Bloch zal worden gebeiteld.
Vertaler Edu Borger is over het algemeen dicht op de tekst gebleven, soms misschien iets te dicht, zoals hij in het eerste citaat ‘Et dès le soir, l’obscurcissement’, vertaalt als ‘En zodra de avond valt de verduistering’. Het effect werkt niet in het Nederlands, omdat zowel de avond kan vallen als de verduistering kan (in)vallen. Maar het is een kleinigheid die zeker niet stoort. Het bloemrijke taalgebruik, de vele adjectieven en zinnen zonder persoonsvorm of duidelijk onderwerp missen ook in vertaling hun effect niet en trekken de lezer moeiteloos het verhaal in.

(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 3 november 2009)

Geen opmerkingen: