In de overvolle bibliotheek met boeken over Parijs verdient Stadsliefde een ereplaats. De nieuwsgierigheid en sociale betrokkenheid van Adriaan van Dis is zo groot dat hij erin slaagt om zijn eigen beeld van de veelbezongen stad te beschrijven.
Als vreemdeling tussen de vreemdelingen
Ach, wat zou hij Parijs missen. Hij kon het zich niet langer permitteren het Nederlandse nieuws te negeren. Hij moest te ver reizen om zijn vrienden en grote liefde te ontmoeten, die allemaal hier wonen. En wat als hij straks oud en afgetakeld zou zijn? ‘Ik hoefde er niet op te rekenen dat de Franse staat mijn demente gat kwam afvegen’, schrijft Adriaan van Dis in ‘Thuis’. Hij moest dus maar afscheid nemen van zijn kleine appartement in het zesde arrondissement. Van dat rijke decor vol grandeur. Van de taal waarin hij zich zo heerlijk verlegen in voelt. Van al die vreemdelingen waar hij er één van is. Maar bij het afscheid nemen kreeg hij al zo’n heimwee naar de stad dat hij toch een huurcontract voor een pied-à-terre tekende.
Meer dan veertig jaar sinds Adriaan van Dis in de meidagen van 1968 in Parijs verzeild raakte, is hij inmiddels verslingerd aan de Franse hoofdstad. Steeds opnieuw keerde hij terug. Om samen te spannen met de Zuid-Afrikaanse anti-apartheidstrijders, zoals hij heeft beschreven in zijn laatste roman Tikkop. Of gewoon om rond te dwalen. Vaak bekeek hij de etalages van buurtmakelaars, tot vier keer toe huurde hij korte tijd een studio om zich te laven aan zijn ‘verlangen naar schoonheid en eenzaamheid’. Maar pas in 2003 waagde hij echt de stap. Hij verhuisde. Om uiteindelijk meer dan zeven jaar lang, tot vorig jaar, onafgebroken in Parijs te wonen.
Nu zijn Parijse tijd voorbij is, heeft hij in Stadsliefde de beste stukken gebundeld die hij over de stad heeft geschreven. Een deel van de 52 beschouwingen, columns en verhalen stond al in een andere vorm in het Boekenweekessay Abécédaire de Paris: onder het zink, dat hij in 2004 schreef bij het thema ‘Gare du Nord - ontmoetingen met Frankrijk’, en in tijdschriften als En France en Ons Erfdeel. Maar de meeste stukken zijn nieuw. Stadsliefde is zo een geheel nieuwe bundel geworden, schrijft Van Dis in zijn verantwoording, maar het is vooral een fraaie bundel geworden dankzij de veelzeggende foto’s, uitmuntende vormgeving en natuurlijk de verhalen zelf.
In bijna ieder stuk laat Van Dis zien hoe zijn onuitblusbare nieuwsgierigheid, honger naar kennis en open oog voor wat hij waarneemt, hem in staat stelt voorbij de clichés over Parijs te kijken. Zeker, Parijs is de stad van de liefde. Maar in plaats van daar wat onbestemd over te mijmeren, toont hij waarom. Zoenen op straat oogst een glimlachen van omstanders. Verliefde stelletjes krijgen alle sympathie van obers en autoriteiten. Tegelijk ziet hij de andere kant. De ‘snuffelblik’ mag dan alomtegenwoordig zijn – ook voor de zeer verzorgde Van Dis hebben de flirtsters oog – het is in Picard, ‘de koning van de diepvriesmaaltijd’, het drukst bij de kleine porties. De stad telt veel eenzamen en alleenstaanden.
Net als Mulder in Van Dis’ Parijs-roman De wandelaar beperkt hij zijn nieuwsgierigheid niet tot wat hij om zich heen ziet. Niet afgedwongen zoals Mulder, maar diep voortkomend uit hemzelf. Met een stappenteller aan zijn riem trekt hij er gretig op uit om iedere hoek van Parijs te ontdekken. De groei van de stad die je bijna van straat tot straat kunt terugvinden, de stad waar Louis Couperus tevergeefs probeerde te doen wat Van Dis wel lukte: vluchten uit het benauwde Nederland, of de stad van illegale bokswedstrijden zonder regels. Schitterend navoelbaar is de opwinding en angst die hij voelt als hij een match van de Tamil-zoon van zijn werkster bijwoont.
Een rode draad in Stadsliefde zijn de getto’s van de moderne stad. Zelf een vreemdeling in Parijs voelt Van Dis zich nauw verbonden met al die anderen, aanzienlijk minder begiftigd door het lot, die zijn aangespoeld in de miljoenenstad. Of het nu monsieur Dubois is, de clochard van zijn straatje, de vereenzaamde bejaarde gogo-danseres die hem meeneemt achter de schermen van het Lido of de zwarte hangjongeren bij Les Halles, ze roepen Van Dis’ mededogen op. Hij is de eerste om zijn sociale betrokkenheid te relativeren, maar hij kan zich niet onttrekken aan dit gevoel. Juist in Parijs, denkt hij, waar de lelijke buitenwijken ieder gevoel van menselijkheid van de inwoners hebben verwoest en een nieuwe Europese revolutie wel moet ontbranden.
Het is dus maar goed dat Van Dis een nieuw huurcontract heeft getekend. Als die revolutie uitbreekt, wens ik dat hij erbij is. Niet om het harde nieuws door te geven aan kranten en televisiejournaals, maar om zijn persoonlijke blik daarop te vernemen.
Dis, Adriaan van - Stadsliefde (270 p.) - Augustus, € 19,95, ISBN 978 90 457 0531 6
(Gepubliceerd in BOEK nr. 1, 2012)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten