Handgebonden miniatuurboeken zijn duur en zeldzaam. Geen wonder dat weinig Nederlanders ze sparen. Misschien komt daar verandering in nu Museum Meermanno de fantastische bibliotheek van het echtpaar Thurkow in de vaste collectie tentoonstelt. Voormalig uitgeefster van miniatuurboeken Trijnie Duut en miniatuurboekbindster Tine Krijnen zouden het toejuichen.
Ogenschijnlijk verdient de Bibliotheca Thurkowiana Minor geen eigen ruimte in het niet zo grote Museum Meermanno in Den Haag. De nieuwe aanwinst is een sober afgewerkte eikenhouten kabinetkast van 212 centimeter hoog en 202 centimeter breed. Pas als de deuren opengaan, wordt duidelijk waarom. Het interieur toont een helemaal met de hand gemaakte bibliotheek waarin Guus en Luce Thurkow 1515 miniatuurboeken hebben verzameld. De kast maakt hun boekencollectie met afstand tot de mooiste van Nederland.
De Bibliotheca Thurkowiana Minor is een kopie van een achttiende eeuwse privébibliotheek. De twintig boekenkasten met ieder zes in hoogte verstelbare planken kennen een klassieke indeling. Boven iedere kast hangt een in koper gegraveerd naamplaatje: mathematici, philosophi, enzovoorts – al herbergen de planken in werkelijkheid miniatuurboeken over andere onderwerpen. Op de vloer staat een bureau met schrijfgerei, globes van de aarde en de hemel en een beeld van Don Quichote.
Trijnie Duut en Tine Krijnen kijken met zichtbaar plezier naar de hoogtepunten die conservator Rickey Tax van Meermanno een voor een uit de boekenkasten tevoorschijn haalt. Een vierduizend jaar oud kleitablet, zorgvuldig opgeborgen in een als boekje vormgegeven doosje. Een brief van Columbus in een lederen map. Het Franstalig evangelie van Mattheus dat Guus Thurkow zelf heeft gemaakt. En zo veel meer.
Natuurlijk laat Tax ook de geheime kast zien waar de erotica is verborgen. Voorzichtig schuift hij de boekenkast aan de linkerkant naar voren, zodat een kast zichtbaar wordt waar miniatuurversies staan van klassiekers van Pietro Aretino en Josephine Mutzenbacher. ‘Voor de gleuf is een soort pokhout gebruikt dat zichzelf continu smeert,’ zegt Tax. ‘Zo zie je hier alleen een naadje. Het is tekenend voor de perfectie die Guus en Luce nastreefden.’
Duut kende de fameuze bibliotheek al van dichtbij. Zij nam in 2003 de miniatuurboekenuitgeverij The Catherijne Press over van het echtpaar Thurkow. Maar zij is een van de weinigen. De kast stond tot de dood van Guus vorig jaar gewoon bij hen in de huiskamer. Ook al deed hij niet echt moeilijk, slechts af en toe nodigde hij iemand uit om de bibliotheek te bekijken. ‘Je kunt ook ruiken dat de kast naast de eettafel stond,’ zegt Tax. ‘En vooral dat Guus een sigarenroker was.’
Voor Krijnen is de bibliotheek dan ook nieuw. Zij kende de kast alleen van foto’s. ‘Toen ik vorig jaar op een bijeenkomst van The Miniature Book Society was, ging het als een lopend vuurtje rond dat Guus was overleden. Iedereen zei meteen: wat gebeurt er met zijn verzameling? Ik ben blij dat Guus erop stond dat zijn bibliotheek in Nederland bleef. Ik weet zeker dat er Amerikanen waren die er een hoop geld voor hadden willen betalen.’
Museum Meermanno zal de collectie nu uitbreiden in de geest van het echtpaar Thurkow. ‘Eigenlijk was het hun bedoeling om de kast te vullen met 2400 unica,’ zegt Tax: boeken waarvan er maar één exemplaar van zijn. ‘Ze zijn blijven steken op 59, vaak door henzelf geproduceerd of verworven van margedrukkers in ruil voor hun eigen uitgaven. We maken eerst een catalogus van de collectie, daarna hopen we – wellicht door giften – deze uit te breiden. We hebben natuurlijk al miniatuurboeken in de collectie, maar het voert te ver die erbij te zetten.’
Meermanno denkt dat de Bibliotheca Thurkowiana Minor een publiekstrekker wordt. Tax ziet het aan het kinderlijk plezier wanneer hij de kast opent, vertelt hij even later in het museumcafé. In principe doet hij dat eens per week, op woensdag, maar net zo goed wanneer het druk is. Pas als er binnenkort een kunststof voorzetraam is gemaakt, kan de kast permanent open worden gezet. Krijnen snapt die verwachting wel: ‘Miniatuurboeken werken vertederend om dezelfde reden waarom iedereen bij baby’s wegsmelt. Ze zijn klein en tóch zit alles eraan.’
Desondanks zijn naast Duut en Krijnen maar weinig Nederlanders besmet door deze bijzondere vorm van bibliofilie. Het aantal verzamelaars is op twee handen te tellen. En wie miniatuurboeken wil kopen, moet de weg kennen. Het tijdperk dat er miljoenen almanakken, zakbijbeltjes en woordenboeken werden gemaakt in een formaat van maximaal 76,2 millimeter hoog, is al eeuwen voorbij. Liefhebbers moeten ervoor naar gespecialiseerde boekbindbeurzen.
Zelf zijn Duut en Krijnen bij toeval met het miniatuurboek in aanraking gekomen. Duut zag een miniatuurboekje van de dichter Robert Burns in een boekhandel liggen – ‘ingebonden met Schotse ruit’ – toen ze in 1987 in Engeland studeerde. ‘Schitterend, maar ik zei meteen: ik koop het niet, want anders wordt dat het begin van een verzameling. Onzin, vond de vriendin met wie ik daar was. Zij deed mij het boekje cadeau en toen ik terug naar Nederland ging, had ik er al dertig.’
Toen ze vijftien jaar later las dat het echtpaar Thurkow hun uitgeverij van de hand deden, leek het Duut en haar man leuk dat over te nemen. Als bijverdienste naast haar baan in het boekenvak. ‘Ik had al een boekbindcursus gedaan. Guus en Luce hebben me ook veel geleerd. Maar uiteindelijk hebben we maar twee uitgaven gemaakt. We zijn met The Catherijne Press gestopt omdat we afhankelijk zijn van de Amerikaanse markt. Door de crisis hadden Amerikanen minder te besteden. De koers van de dollar was ongunstig. En we zaten toch met drukkosten.’
Krijnen ging zelf miniatuurboeken maken toen iemand op een demonstratie van oude beroepen, waar zij als boekbindster was, vroeg of ze ook boeken voor poppenhuizen maakte. Dat zijn extra kleine boekjes, maximaal 25,4 millimeter. ‘Ik hou van klein en priegelig. Als ik een groot boek inbind en de rug heb ingelijmd, moet ik twee dagen moet wachten tot het droog is. Voor een klein boekje heb je nauwelijks lijm nodig. Even koffiedrinken en verder.’
Ze heeft zich daarna gespecialiseerd in pop-upminiatuurboekjes. Een daarvan heeft Museum Meermanno bij het 160-jarig jubileum in 2008 uitverkoren als een van de vijftig topstukken uit de collectie: A Christmas Carol van Charles Dickens. ‘Ik heb van mijn vader ooit een pop-upboek gekregen. Dat was mijn lievelingsboek. Toen hij overleed was dat iets wat ik extra koesterde. Toch begon ook dat toevallig: toen een oud dametje mij vroeg of ik die ook maakte.’
De belangrijkste reden dat de groep liefhebbers van miniatuurboeken in Nederlands zo beperkt is, is de prijs en de zeldzaamheid. Ze zijn ongelooflijk arbeidsintensief om te maken en dus onmogelijk in grote oplage tegen een acceptabele prijs te maken. Voor iedere uitgave laat Krijnen een aantal vellen drukken, die daarna met de hand worden gevouwen, gesneden en uiteindelijk ingebonden. Illustraties zijn met een penseel van één paardenhaar ingekleurd. In ieder exemplaar zit uren werk.
Elders in de wereld worden miniatuurboeken wel machinaal gebonden. Met name in Oost-Europa, waaruit ook de Bibliotheca Thurkowiana Minor er vele bezit. ‘Best mooi gemaakt, hoor’, zegt Duut, ‘in een cassette, goud op snee. Die kosten zo’n 25 euro. Maar ze zijn niet zo bijzonder. Ook wat betreft de onderwerpen: “ik hou van jou” in twintig talen, bijvoorbeeld. Wat voor de Amerikaanse markt gemaakt wordt, is veel creatiever. En dan ook duurder.’
De pop-upboekjes van Krijnen kosten al gauw 135 euro. ‘Vanaf het begin moet alles perfect zijn’, zegt ze. ‘De lijnen in het drukwerk moeten voor en achter exact gelijklopen. Je kunt je geen kleine afwijking veroorloven. Bij het binden moet je tweehonderd procent gefocust zijn. Mijn kinderen waren ze gedresseerd om bij het binnenkomen niets te zeggen tot ik mijn hand opstak. Een fout en je kunt alles weggooien. Dat gebeurt ook regelmatig: van de tien boekjes waaraan ik begin, hou ik er zeven over.’
Van al haar uitgaven maakt Krijnen jaarlijks hooguit twintig exemplaren. Bijna al haar klanten kent ze persoonlijk. Ze kopen ze rechtstreeks op poppenhuisbeurzen in Amerika en West-Europa of via haar adressenlijst. Bijna allemaal zijn het verzamelaars. ‘En die willen niet zomaar miniatuurboeken, die willen dan bijvoorbeeld nummer 18 of nummer 2 van de gelimiteerde en genummerde oplage. Ik moet lijsten bijhouden van welke exemplaren ik heb gemaakt. Van mijn bestlopende boek zijn, Fabels van De la Fontaine, er nu negentig weg.’
Er zijn wel populaire versies van miniatuurboeken op de markt. De bekendste zijn de Matchboox: uitvouwbare boekjes in een luciferdoosje à 4,95 euro per stuk. Tal van bekende auteurs hebben daar een tekst voor geschreven: van Arnon Grunberg tot Sylvia Witteman. Duut en Krijnen kijken daar zeker niet op neer. ‘In het verleden had je meer,’ zegt Duut. ‘Een boekje als sleutelhanger. Een zakbijbeltje. Begin jaren negentig had je ook Spiekies: bedoeld voor scholieren om te kunnen spieken.’
Duut en Krijnen begrijpen heel goed dat veel boekhandels geen luxe miniatuurboeken op voorraad hebben. Zo klein als ze zijn, heeft een dief ze in een oogwenk in zijn jaszak laten glijden. Dus zouden boekhandels er speciale vitrines voor moeten laten maken. Dat is teveel gevraagd. ‘Al moet ik ook zeggen dat men in Nederland de waarde van miniatuurboeken niet goed inschat’, zegt Krijnen. ‘Ze zijn klein, dus waarom zo duur?’ Duut kent de vooroordelen: ‘De eerste vraag is ook altijd: staat er wel wat in? Men denkt al gauw dat het dummies zijn.’
Die Matchboox – te koop in zeshonderd boekhandels – zouden daarom het miniatuurboek kunnen populariseren. ‘Het mooist zou natuurlijk zijn als actuele bestsellers in miniatuurversies verschijnen’, zegt Duut. ‘Maar welke drukker begint daar aan?’ En anders moet het nieuwgeworven publiek zelf maar miniatuurboeken maken. Krijnen verkoopt diverse doe-het-zelfpakketen. ‘Van Vergilius Maronis Opera – elf katernen, 88 pagina’s – heb ik er verlaatst op een beurs 35 verkocht. Stuur me foto’s als je klaar bent, zei ik. Ik heb er pas twee binnen. Zo makkelijk is het niet.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2012)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten