Als jurylid van de AKO Literatuurprijs moest ik ooit het
debuut van Paul Baeten Gronda lezen. Wat een vreselijk boek was Nemen wij dan samen afscheid van de liefde (2008).
De humor was zo geforceerd en niet-grappig dat ‘aanstellerig’ nog het positiefste
adjectief is wat je aan deze roman kon plakken. Ook van Kentucky, mijn land (2009), dat ik een jaar later als jurylid kreeg
toebedeeld, was ik niet onder de indruk. Maar er zat wel iets in dat me deed
geloven dat Gronda ooit een goed boek zou kunnen schrijven.
En nu is daar alweer zijn vierde roman in vijf jaar: Straus Park - ditmaal geschreven onder de naam P.B. Gronda. Vanaf het moment dat ik het binnenkreeg hing er iets onbenoembaars rond dit boek dat me verleidde om het
vrijwillig te lezen. Misschien wel de fraaie vormgeving.
Aanvankelijk werd ik niet teleurgesteld. Gronda’s stijl
heeft niets aanstellerigs meer. Hij schrijft levendig, beeldend, met vaart. De
structuur zit zeer vernuftig in elkaar en het verhaal wist me te raken. Straus Park gaat over de
antiquair-erfgenaam Amos Grossman die weet dat hij de liefde van zijn leven
heeft ontmoet als een promovenda hem komt interviewen over de naoorlogse verspreiding
van Europese kunst. Julie F. Dane, heet ze. Gronda slaagt erin Amos’
vertwijfeling en zijn voorzichtige versierpogingen, zonder zijn rijkdom al te
opzichtig te misbruiken, fraai weer te geven.
Vanaf deel twee wordt het helaas minder. Gronda springt
terug naar de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog. Het tijdperk van Amos’
grootouders. Hij zet mooi de dilemma’s uiteen waardoor mensen met de beste
intenties toch de verschrikkelijkste keuzes kunnen maken. Maar de
oorlogsgeschiedenis is niet geloofwaardig. Amos’ grootouders zitten
ondergedoken in Amsterdam, maar kunnen wel inkopen doen. Hoe kwamen ze dan aan
bonnen? Ook laat Gronda zijn protagoniste probleemloos ’s avonds laat de straat
opgaan. En de spertijd dan? Je vraagt je af of hij voldoende research heeft
gepleegd.
In het derde en laatste deel verweeft hij deze
voorgeschiedenis met het heden. Opnieuw doet hij dat heel vernuftig en subtiel.
Maar Amos en de andere personages rijgen opeens de ene wisecrack aan de andere,
zoals Amerikaanse filmpersonages die altijd zo goedgebekt zijn. Daarbij lijkt
Gronda niet meer de moeite hebben genomen om zijn taal te zuiveren van Vlaamse
dialectwoorden. Amerikanen en Britten die elkaar de hele tijd ‘onnozelaar’ en
‘zot’ noemen: als Nederlander vind ik dat onverteerbaar. Het zorgde er mede
voor dat ik nooit meer zo geraakt was als in het eerste deel.
Paul Baeten Gronda is een van de zeldzame schrijvers die
daadwerkelijk groeit met ieder boek. Hopelijk kan hij nog één stap zetten. Dan
wordt hij een van de grootste auteurs van zijn generatie.
Zie ook:
2 opmerkingen:
Mooi stukje over hoe en auteur kan groeien, alleen lijkt het mij vreemd dat hij nog maar één stap hoeft te zetten om een van de grootste auteurs van zijn generatie te worden terwijl je over dit boek ook niet heel lovend bent (alleen door het eerste deel ben je geraakt). Hij moet dan toch nog wat meer stappen zetten?
Arjen
Tja. Het is natuurlijk vooral retorisch. Het is goed mogelijk dat hij hierna een beter boek schrijft dat me toch tegenvalt. We zullen zien.
Maarten
Een reactie posten