Els Moors was genomineerd voor de Herman
De Coninckprijs voor haar tweede bundel Liederen
van een kapseizend paard. De schrijfster heeft een haat-liefdeverhouding
met het Nederlands omdat ze steeds opnieuw ontdekte hoe anders de taal was dan
die ze dacht te kennen. Voor haar 'is het onmogelijk om nog die allereerste
betovering van taal te beleven zoals je als kind alles heel zuiver en puur
ervaart.'
Wat betekent de nominatie voor de Herman
De Coninckprijs?
'Daar ben ik
heel blij mee. Mijn tweede bundel verscheen zeven jaar na mijn eerste. Daar zit
zo veel tijd tussen. Maar ik ben niet vergeten, ik heb waanzinnig veel
positieve aandacht gekregen. Het enige jammere is misschien dat de nominatie
weer mijn dichterschap looft. Ik vind mijn schrijverschap groter. Ik schrijf
romans en gedichten, maar mijn romans zijn tot nu toe helaas onopgemerkt
gebleven. Voor de buitenwereld is het moeilijk om de combinatie te accepteren.
Je bent of dichter of romanschrijver.'
Waarom heeft het zeven jaar geduurd voor
je een nieuwe bundel gereed had?
'Ik heb soms de
gedachte dat ik er juist te snel mee ben gekomen. Ik heb tijd nodig om woorden
en beelden te verzamelen en samen te ballen. Nadat mijn debuut verscheen had ik
ook een tijd een afkeer van dichten. Ik was overweldigd door alle positieve
aandacht terwijl ik geen idee had wat ik precies gedaan had. Ik moest eerst
opnieuw zelf het dichten zien te veroveren. Opnieuw weten waarvoor ik het doe.
Dus zeven jaar, dat is eigenlijk best snel.'
Kan een dichter in het commerciële
boekenvak van tegenwoordig wel zeven jaar zwijgen?
'Poëzie is denk
ik niet bedoeld om daarin mee te draaien. Het vreemde is dat ik wel zeven jaar lang kon optreden met mijn
debuutbundel er hangt een hoge lucht
boven ons. Dat ik als een troubadour op plaatsen geweest ben waar ik anders
nooit zou zijn geweest. Het bleef maar komen. Blijkbaar kon het toch, zeven
jaar met één bundel doen. En ik krijg erg mooie reacties op de nieuwe bundel.
Dat is fijn. Er waren de afgelopen twee jaren moeilijke dingen in mijn
privéleven. Toen bleek de poëzie, voor het eerst in mijn leven, echt een baken
in mijn bestaan.'
Moet een gedicht ook rijpen?
'Ja. Van elk
afzonderlijk gedicht kijk ik na zes maanden of een jaar of ik er nog in geloof.
Soms is het dan niet raadselachtig genoeg meer. Dan zie ik mezelf enkel nog
plichtsbewust het gedicht afmaken alsof ik een puzzel diende op te lossen – dan
is het vaak voor mezelf niet interessant meer. Het gedicht moet raadselachtig zijn,
maar wel zo dat ik het raadsel onder controle heb. Dan is het voor mij poëzie.'
Wat betekent het Nederlands voor jou? Is
dat meer dan alleen het middel waarmee je je uitdrukt?
'Ik heb er een
haat-liefdeverhouding mee. Toen ik, zes jaar oud, leerde lezen en schrijven had
ik het idee dat ik een nieuwe taal moest leren. Ik ben opgegroeid in een dorp
[in de Vlaamse Westhoek, md] waar heel plat werd gesproken. Veel woorden die ik
toen op school leerde waren exotisch voor mij. Woorden die wij thuis nooit gebruikten.
Die haat-liefde is daarna alleen maar versterkt.'
Hoezo?
'Op mijn elfde
verhuisden we naar Gent. Toen vond ik mijn taal lelijk, boers, plat,
onopgevoed. Dat heb ik lang met me mee gesleept. Later heb ik zes jaar in
Nederland gewoond. Toen ontdekte ik hoeveel soorten Nederlands er zijn. Als ik
daar in het Vlaams tegen mensen praatte, kreeg ik antwoord in het Engels. Door
al die dingen is het onmogelijk om nog die allereerste herinnering aan
thuiskomst in taal, die ik als kind ervoer, op te roepen zodat ik hem opnieuw
beleven kan. Maar het omgekeerde geldt ook: ik kan genieten van vreemde talen
omdat die de kennismaking met al die exotische vormen van het Nederlands in
herinnering brengt.'
Ben je in je werk bewust van het
onderscheid tussen Nederlands en Vlaams idioom?
'In mijn eerste
bundel wel. Ik was net weg uit Vlaanderen voor een verblijf van uiteindelijk
zes jaar in Amsterdam. Die eerste bundel is om die reden een soort verslag van
de reis die ik aflegde in het Hollands, waardoor ik me uitgedaagd maar bij
momenten ook gekoloniseerd voelde. Ik denk dat poëzie daar ook over gaat: het
onderweg zijn in een nieuwe vreemde taal en het blijven zoeken naar je eigen
taal, misschien wel als een vorm van verzet. Dat is voor mij in elk geval een
groot deel van het plezier van het dichten.'
Toch bevat Liederen van een kapseizend paard naar mijn idee opmerkelijk weinig Vlaams.
'Grappig dat je
dat zegt. Ik heb twee uitgevers: Nieuw Amsterdam in Nederland en het balanseer
in Vlaanderen. Mijn Nederlandse redacteur wilde op het laatst nog tien,
vijftien dingen veranderen. Oké, dacht ik. Maar mijn Vlaamse redacteur flipte. No way dat je dat accepteert, veel te
Hollands. Zij vond dat de vernederlandsing de betekenis zou verdunnen. Ik zag
het zelf niet. Ik heb te lang in Amsterdam gewoond, denk ik, maar ik snapte wat
zij bedoelde.'
Gebruik je de taal anders in poëzie dan
in proza?
'Ik denk het
niet. Beide genres hebben een ander tempo en ritme. Wat tussen de regels
gebeurt is anders. Maar het schrijven van een gedicht en een roman is
hetzelfde. Even intens. Het is even precies zoeken naar woorden. In beide
genres is het lang zoeken naar een begin. Een eerste zin, een cadans, een
beeld. Pas als ik het moment te pakken heb, kan ik aan de slag.'
Een roman schrijven duurt toch veel
langer?
'De
voorbereiding duurt heel lang maar het daadwerkelijke uitvoeren duurt – bij mij
in elk geval – minder lang dan doorgaans wordt verondersteld. En zo vergaat het
mij met poëzie ook.'
Voel je je door die overeenkomsten in de
eerste plaats schrijver - en niet dichter en romanschrijver?
'Misschien
dacht ik vroeger dat er verschil was tussen beide genres. Nu steeds minder. Een
deel van mijn tweede bundel is ook geschreven als proza. Ik had twee maanden in
Berlijn proza geschreven. Tot ik dacht: het is genoeg zo, ik moet die bundel
afronden en toen ben ik uit een oud proza-document dat ik als een experiment
had opgezet, zinnen gaan selecteren die ik mooi vond. Dat heeft me geholpen om
de bundel af te maken omdat ik met een nieuwe blik naar de gedichten kon
kijken. Wat ik doe is dus moeilijk te definiëren in genres. Ach, ik zie de
nominatie voor de Herman De Coninckprijs maar als een aanmoediging om mijn
volgende boek af te maken – dat is proza.'
Els Moors (1976) debuteerde in 2006 met de dichtbundel er hangt een hoge lucht boven ons, waarvoor ze de Herman De
Coninckprijs voor beste poëziedebuut won. Daarna volgde de romans Het verlangen naar een eiland (2008) en Vliegtijd (2010) en de dichtbundel Liederen van een kapseizend paard
(2013). Over de laatste bundel schreef de jury van de Herman de Coninckprijs
2015: 'Met zinderende, broeiende en schurende taal probeert Els Moors vat te
krijgen op de liefde, de lichamelijkheid en de complexiteit van het meest
nabije. Dat dit soms bevreemdende, beklemmende en ongemakkelijke beelden
oplevert is even eerlijk als onvermijdelijk.'
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:Bericht, feb 2015)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten