De jury onder leiding van Margot Dijkgraaf onthulde gisterenavond in Spui25 te Amsterdam de shortlist van de Europese Literatuurprijs 2015. Mij was gevraagd om een laudatio te houden voor Een handvol sneeuw van de Duitse schrijfster Jenny Erpenbeck.
****
Er was een tijd dat ik
verkondigde dat het een wonder was dat ik ook vandaag weer had overleefd. Als
je erover nadenkt, kun je op zo veel manieren sterven. En toch. Ik was niet
geschept door een dronken bestuurder. Ik had geen hartaanval gekregen. Er was
geen vliegtuig neergestort op mijn studentenkamer waar ik ze zo laag kon horen
overkomen. Het was mogelijk dat de afgelopen uren de eerste fatale celdeling
had plaatsgevonden, maar dat liet onverlet dat ik in ieder geval vandaag had
overleefd.
Zou Jenny Erpenbeck ooit een
soortgelijke gedachte hebben gehad? vroeg ik me af toen ik Een handvol sneeuw las. In deze melancholische en poëtische roman
beschrijft zij het leven van een vrouw, gebaseerd op dat van haar grootmoeder,
de schrijfster Hedda Zinner – een leven dat herhaaldelijk wordt afgebroken door
de dood. Ze sterft als baby van acht maanden in Galicië. Ze pleegt zelfmoord
als tiener in het door hongersnood geplaagde Wenen van vlak na de Eerste
Wereldoorlog. Ze graaft, ergens nabij een goelag, haar eigen graf. Ze valt van
de trap als gevierd DDR-schrijfster. Ze blaast een dag na haar negentigste
verjaardag haar laatste adem uit in een bejaardentehuis in het eengemaakte
Duitsland. Steeds schetst Erpenbeck hoe de omgeving reageert op haar overlijden
en, kort of lang, wat er daarna gebeurt, om vervolgens de levensbeschrijving te
hernemen. Wat als de vrouw niet was overleden,
hoe zou haar leven dan verder zijn gegaan? Wat als de ouders van de baby een
handvol sneeuw van de vensterbank hadden gegrist en onder het hemd van het kind
hadden gestopt, waardoor het hart weer was gaan kloppen? "Het meisje"
– ik citeer de fraaie vertaling van Elly Schippers –
"zou aan de hand van
haar moeder hebben leren lopen, haar eerste weg: van de kast naar de kist; haar
overgrootmoeder zou haar haar hebben gevlochten en er een liedje bij hebben
gezongen: over een man die van een oude lap een jas maakt, van de jas als hij
versleten is een vest, van het vest als het versleten is een das, van de das
als hij versleten is een pet, van de pet als hij versleten is een knoop en van
de knoop niks niemendal, maar van niks niemendal tot slot dit liedje, dan
zouden de vlechten klaar geweest zijn; de grootmoeder zou voor het meisje snoep
uit de winkel of zelfgebakken challe hebben meegebracht."
En zo verder, tot het meisje
opnieuw op een punt komt dat ze niet doorleeft, maar sterft.
Voor mij was de gedachte aan
het wonder van door te gaan met leven weinig meer dan een bezwering van mijn angst voor de
dood. Voor Jenny Erpenbeck is de schitterende vorm die ze voor haar verhaal
heeft gevonden het startpunt van een diepgravend onderzoek naar de vraag
waardoor ons leven wordt gestuurd. Iedereen wordt geboren op een te fixeren
plaats en tijd in de geschiedenis. Staat onze levensloop daarmee vast? Of zijn
we evengoed speelbal van het toeval? Kunnen we zelf misschien invloed
uitoefenen op ons lot? In hoeverre werken de keuzes die we ooit op goede
gronden maakten, door als de omstandigheden, soms vele decennia later, volkomen
zijn veranderd?
"De Heer heeft gegeven, de
Heer heeft genomen," luidt – naar Job 1:20-21 – de eerste zin van Een handvol sneeuw. Met andere woorden:
ons leven wordt gestuurd door goddelijk ingrijpen. Maar Erpenbeck maakt
duidelijk dat die visie, zo dominant aan het begin van de twintigste eeuw,
wanneer een oude vrouw hem verwoordt, een te eenvoudige verklaring biedt. Het
zijn voortdurend mensen die ons lot bepalen. Mensen die deelnemen aan een
pogrom. Mensen die besluiten de tragische gevolgen daarvan te verzwijgen voor
hun nabestaanden. Mensen die een totalitair systeem als de Sovjet-Unie in stand
houden. Maar ook de mensen die wijzelf zijn. Want als de vrouw ergens in de
jaren zestig van de trap valt, is dat geen noodlottig ongeval, maar een
onoplettendheid van de vrouw die zich daar bovendien – in dat korte moment van
haar val – een beetje voor schaamt.
Het zijn onze medemensen en
wijzelf die ons leven bepalen. Maar hóé de daden van zo veel miljoenen invloed
uitoefenen op dat leven, valt nooit te voorspellen. Een leven kan iedere dag
een volkomen onverwachte wending krijgen. Ook dat toont Een handvol sneeuw. Er staat, na onze geboorte, maar een ding vast:
er komt een moment, met een te fixeren plaats en tijdstip, dat we sterven. Erpenbeck
illustreert dat heel mooi door de verschillende plekken waarop haar
hoofdpersoon het leven laat, zo precies mogelijk te benoemen. Opnieuw in de
vertaling van Elly Schippers:
"Op een dag in de zomer
van 1941 heeft ze haar pikhouweel op een bepaalde plek in de aarde geslagen en
is ze begonnen haar eigen graf te graven, natuurlijk zonder te weten dat
uitgerekend die plaats op het oneindige aardoppervlak haar woning voor de
eeuwige winter zou worden. 45.61404 graden noorderbreedte en 70.75195
oosterlengte zouden de mensen die verder anonieme plaats noemen waar ze op een
dag in de zomer bij veertig graden hitte haar pikhouweel in het droge zand
slaat, gras, kleine insecten en stof vliegen in het rond, tot op grote diepte
is de aarde hier kurkdroog."
Het is slechts een van de
vele ontroerende passages van deze even intelligente en diepzinnige als
lyrische roman, die alleen maar kan worden omschreven als een meesterwerk dat hopelijk nog wordt gelezen als wij allemaal ten onder zijn
gegaan aan een dronken bestuurder, een hartaanval of een voortwoekerende celdeling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten