woensdag 11 mei 2016

Hoe te leren praten over stijl (De boekensalon)

Als iemand een 'schitterend schilderij van een zonsondergang' aanprijst, heb je geen idee wat je zult zien. Als iemand een 'schitterend geschreven boek over een energieke reus' aanprijst, weet je ook niet wat je gaat lezen. Het is daarom belangrijk zinvolle dingen te zeggen over stijl – een van de belangrijkste ingrediënten van een literaire roman.

Dit zijn de eerste regels van J. Kessels: The Novel: 'Het begon allemaal met zo'n telefoontje waar ik echt niet op zat te wachten. "Spreek ik met P.F. Thomése, de beroemde schrijver?" Op zo'n toon van: o o o, wat zijn we weer interessant. (Als ze zo beginnen, hoeft het voor mij eigenlijk al niet meer.)'
Dit zijn de eerste regels van De onderwaterzwemmer: 'De vader en de zoon komen tevoorschijn uit het rijshout en laten hun bleke, met reuzel ingevette lichamen stil als zilvervissen in het duistere water glijden. Stroomopwaarts, in de verte, wordt de onderkant van de nacht al blauw, ze mogen wel opschieten.'
Het zijn maar een paar regels. Toch voelt iedere lezer onmiddellijk hoe onvergelijkbaar beide romans van P.F. Thomése zijn. Woordkeus, ritme, toon – het is zo verschillend dat het haast niet te geloven is dat een schrijver twee totaal andere stemmen kan laten klinken. In de eerste roman een vermoeide cynicus, in de tweede een verteller die er eens goed voor gaat zitten.
Dát is de kracht van de stijl.

Bloemkooloren
Veel lezers weten na lezing van een boek weinig te zeggen over de stijl waarin het geschreven is. Een boek leest vlot, het is prettig geschreven. Of juist niet. Naar gelang het gemak waarmee een lezer door het boek glijdt, krijgt de schrijver het compliment dat hij prachtig schrijft. Of juist niet.
Dat is onbevredigend. Dat valt vooral op wanneer je op dezelfde manier zou praten over andere kunstdisciplines. 'Mooie muziek, ligt lekker in het gehoor'. Wie weet dan hoe het klinkt? Of: 'Schitterend schilderij van een zonsondergang.' Wie weet dan of hij er zich een Jan van Goyen of een Vincent van Gogh bij moet voorstellen?
Een manier om méér over stijl te zeggen is twee boeken naast elkaar te leggen, zoals in bovenstaand voorbeeld. De verschillen springen zo in het oog dat het niet moeilijk is die te benoemen. Ook de stijl van auteurs met een unieke, eigen stem – Gerard Reve, Arnon Grunberg, Jeroen Brouwers – laat zich goed beschrijven.
Zo eenvoudig is het voor de meeste romans niet: die lijken in een soort anoniem, functioneel proza te zijn geschreven. Bijvoorbeeld: 'Siem Sigerius was een gedrongen, donkerbehaarde kerel met een stel oren waarnaar je meteen moest kijken; ze waren kroppig, ze leken gefrituurd, en omdat Aaron gejudood had wist hij dat het bloemkooloren waren.'
Wat kun je over de stijl zeggen van Peter Buwalda's Bonita Avenue, waaruit dit voorbeeld stamt?

Checklist
Vul om tot uitspraken over een dergelijke vraag te komen een zo uitgebreid mogelijke checklist in. Hoe lang zijn de zinnen? Met veel bijzinnen? Wat is de moeilijkheidsgraad van de taal? Overheersen alledaagse woorden? Of gebruikt de schrijver zeldzame woorden? Misschien zelfs neologismen? Gebruikt de auteur metaforen? Hoe klinken de zinnen? Hoe meer je verzint, hoe beter.
Probeer het vervolgens te typeren en te waarderen. Is het taalgebruik barok? En is die woordenvloed weldadig of ronkend? Of andersom: is de soberheid weldadig of armoedig? Hoe kun je het ritme omschrijven? Heeft de taal de neiging het leestempo te versnellen of te vertragen? Enzovoorts.
Maak ten derde een verbinding met de inhoud. Want zoals Yves Petry ooit terecht klaagde: 'Velen hebben de neiging om literaire stijl als een bijkomstigheid op te vatten, als louter verpakking (...) waarmee de auteur ons de inhoud van zijn boek tracht op te lepelen in de hoop dat het een beetje zal smaken.'
In een goed boek is stijl juist nooit toevallig. Een schrijver kiest woorden die passen bij de setting en de personages van zijn boek. Een vermoeide cynicus praat nu eenmaal anders dan een wijdlopige verteller. Ook is het eerste deel van De onderwaterzwemmer gesitueerd in 1944. Dat zie je terug in de taal.

Muzikaliteit
Als je er oog voor ontwikkelt, is het niet moeilijk. Arnon Grunbergs Tirza bevat veel herhalingen omdat de hoofdpersoon zo'n obsessieve man is die de greep op zijn leven denkt te verliezen. Thomas Rosenbooms Publieke werken is geschreven in een pseudo-negentiende eeuws Nederlands dat ze in 1880 hadden kunnen spreken.
Ook de stijl van die ene zin uit Bonita Avenue is veelzeggend. Al die sterke woorden benadrukken het epische karakter: kerel, gefrituurd. En: 'je moest er meteen naar kijken'. Ook de bondige formuleringen, bínnen de lange zin, en de specifieke muzikaliteit van de vele o-klanken onderstrepen: dit verhaal gaat over een energieke reus.

Zie ook:

Geen opmerkingen: