Als iemand een 'schitterend
schilderij van een zonsondergang' aanprijst, heb je geen idee wat je zult zien.
Als iemand een 'schitterend geschreven boek over een energieke reus' aanprijst,
weet je ook niet wat je gaat lezen. Het is daarom belangrijk zinvolle dingen te
zeggen over stijl – een van de belangrijkste ingrediënten van een literaire
roman.
Dit
zijn de eerste regels van J. Kessels: The
Novel: 'Het begon allemaal met zo'n telefoontje waar ik echt niet op zat te
wachten. "Spreek ik met P.F. Thomése, de beroemde schrijver?" Op zo'n
toon van: o o o, wat zijn we weer interessant. (Als ze zo beginnen, hoeft het
voor mij eigenlijk al niet meer.)'
Dit
zijn de eerste regels van De
onderwaterzwemmer: 'De vader en de zoon komen tevoorschijn uit het rijshout
en laten hun bleke, met reuzel ingevette lichamen stil als zilvervissen in het
duistere water glijden. Stroomopwaarts, in de verte, wordt de onderkant van de
nacht al blauw, ze mogen wel opschieten.'
Het
zijn maar een paar regels. Toch voelt iedere lezer onmiddellijk hoe
onvergelijkbaar beide romans van P.F. Thomése zijn. Woordkeus, ritme, toon –
het is zo verschillend dat het haast niet te geloven is dat een schrijver twee
totaal andere stemmen kan laten klinken. In de eerste roman een vermoeide
cynicus, in de tweede een verteller die er eens goed voor gaat zitten.
Dát is
de kracht van de stijl.
Bloemkooloren
Veel
lezers weten na lezing van een boek weinig te zeggen over de stijl waarin het
geschreven is. Een boek leest vlot, het is prettig geschreven. Of juist niet. Naar
gelang het gemak waarmee een lezer door het boek glijdt, krijgt de schrijver
het compliment dat hij prachtig schrijft. Of juist niet.
Dat is
onbevredigend. Dat valt vooral op wanneer je op dezelfde manier zou praten over
andere kunstdisciplines. 'Mooie muziek, ligt lekker in het gehoor'. Wie weet
dan hoe het klinkt? Of: 'Schitterend schilderij van een zonsondergang.' Wie
weet dan of hij er zich een Jan van Goyen of een Vincent van Gogh bij moet
voorstellen?
Een
manier om méér over stijl te zeggen is twee boeken naast elkaar te leggen,
zoals in bovenstaand voorbeeld. De verschillen springen zo in het oog dat het
niet moeilijk is die te benoemen. Ook de stijl van auteurs met een unieke,
eigen stem – Gerard Reve, Arnon Grunberg, Jeroen Brouwers – laat zich goed
beschrijven.
Zo
eenvoudig is het voor de meeste romans niet: die lijken in een soort anoniem,
functioneel proza te zijn geschreven. Bijvoorbeeld: 'Siem Sigerius was een
gedrongen, donkerbehaarde kerel met een stel oren waarnaar je meteen moest
kijken; ze waren kroppig, ze leken gefrituurd, en omdat Aaron gejudood had wist
hij dat het bloemkooloren waren.'
Wat
kun je over de stijl zeggen van Peter Buwalda's Bonita Avenue, waaruit dit voorbeeld stamt?
Checklist
Vul om
tot uitspraken over een dergelijke vraag te komen een zo uitgebreid mogelijke
checklist in. Hoe lang zijn de zinnen? Met veel bijzinnen? Wat is de
moeilijkheidsgraad van de taal? Overheersen alledaagse woorden? Of gebruikt de
schrijver zeldzame woorden? Misschien zelfs neologismen? Gebruikt de auteur
metaforen? Hoe klinken de zinnen? Hoe meer je verzint, hoe beter.
Probeer
het vervolgens te typeren en te waarderen. Is het taalgebruik barok? En is die
woordenvloed weldadig of ronkend? Of andersom: is de soberheid weldadig of
armoedig? Hoe kun je het ritme omschrijven? Heeft de taal de neiging het
leestempo te versnellen of te vertragen? Enzovoorts.
Maak
ten derde een verbinding met de inhoud. Want zoals Yves Petry ooit terecht klaagde:
'Velen hebben de neiging om literaire stijl als een bijkomstigheid op te
vatten, als louter verpakking (...) waarmee de auteur ons de inhoud van zijn
boek tracht op te lepelen in de hoop dat het een beetje zal smaken.'
In een
goed boek is stijl juist nooit toevallig. Een schrijver kiest woorden die
passen bij de setting en de personages van zijn boek. Een vermoeide cynicus
praat nu eenmaal anders dan een wijdlopige verteller. Ook is het eerste deel
van De onderwaterzwemmer gesitueerd
in 1944. Dat zie je terug in de taal.
Muzikaliteit
Als je
er oog voor ontwikkelt, is het niet moeilijk. Arnon Grunbergs Tirza bevat veel herhalingen omdat de
hoofdpersoon zo'n obsessieve man is die de greep op zijn leven denkt te verliezen.
Thomas Rosenbooms Publieke werken is
geschreven in een pseudo-negentiende eeuws Nederlands dat ze in 1880 hadden
kunnen spreken.
Ook de
stijl van die ene zin uit Bonita Avenue
is veelzeggend. Al die sterke woorden benadrukken het epische karakter: kerel,
gefrituurd. En: 'je moest er meteen naar kijken'. Ook de bondige formuleringen,
bínnen de lange zin, en de specifieke muzikaliteit van de vele o-klanken onderstrepen:
dit verhaal gaat over een energieke reus.
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten