donderdag 26 mei 2016

Je gunt Gerbrand Bakker een beter einde van 'Jasper en zijn knecht' (Athenaeum.nl)

Gerbrand Bakker heeft niet zomaar een deel geschreven in de befaamde Privé-domein. Hij gebruikt Jasper en zijn knecht om te doen wat hem zo lang niet lukte: openhartig zichzelf analyseren. Zo begint Bakker gaandeweg het dagboek te snappen waarom hij geen romans meer schrijft.

Gerbrand Bakker schrijft als een opgeruimd mens. Of het nu gaat over de verbouwingen van zijn huis in de Eifel, de flora en fauna in de buurt, de wandelingen met hond Jasper, of het bezoek van vrienden en collega’s – hij klinkt in zijn dagboek van december 2014 tot afgelopen maart bijna altijd opgewekt. Zelfs als de naar eigen zeggen van nature driftige schrijver uit zijn slof schiet of een vervelende herinnering ophaalt, lijkt het alsof hij er vooral de zonnige kant van ziet. En dan volgt snel weer een vrolijke anekdote als de volgende (al weet ik niet of die waar is):

Anton Dautzenberg heeft een groot litteken op zijn arm. Ik vroeg hem of het een brandwond was. Nee, het was een grote moedervlek geweest, die op een bepaald moment – hij was twaalf of dertien – wegens verkleuring weggesneden moest worden. De artsen hebben een stuk vel uit zijn lies gehaald en dat op het weggesneden stuk huid genaaid. Toen hij iets later schaamhaar begon te krijgen, groeide er in zijn ene lies niets, maar op zijn arm wel. Anton Dautzenberg heeft schaamhaar op zijn linkeronderarm. Dat lijkt me wel nieuws. En daarom schrijf ik het op.’

Zo zou je bijna vergeten dat Bakker zichzelf in Jasper en zijn knecht heeft opgelegd om te beschrijven wat hij achter zijn opgeruimdheid verbergt: een leven lang van ‘zacht vechten’ tegen depressieve gevoelens die hij nooit onder ogen zag. Meer dan eens kende hij in zijn leven periodes waar hij zichzelf alleen met moeite overeind hield. Hij ging dag na dag door omdat een mens wel vooruit móést – ondertussen alle gevoelens ontkennend in de hoop dat ze dan niet echt bestonden. Soms lijkt zijn hele leven zelfs ‘een aaneenschakeling van doorheensleepperiodes’.
Eigenlijk, zo analyseert Bakker zijn al jaren durende weerzin tegen het schrijven van romans, zijn ook zijn kinderboek Perenbomen bloeien wit (1999) en zijn drie daaropvolgende romans alleen maar ontstaan om zich tijdens moeilijke fases te kunnen concentreren op iets wat hem afleidde. ‘Nu ik dit hele boek bij elkaar geschreven heb, begrijp ik het. Ook alle romans waren een doorheensleepperiode. Zes maanden weg van de normale wereld. Daarom voelen ze niet als een verdienste, en vandaar dat ik lof langs me heen laat gaan.’
Slechts één keer laat hij, niet meer dan een paar pagina’s lang, zijn laconieke toon varen. Dat is het fragment waarin hij vertelt hoe hij, vers van de middelbare school in Schagen, naar Leeuwarden is verhuisd om de Agogische Akademie Friesland te volgen. Dat was een tijd waarin, beseft hij pas vele jaren later, al zijn energie werd opgeslorpt door een depressie die er niet mocht zijn. Dan klinkt hij opeens geagiteerd, alsof het simpelweg noteren van de benauwende omgeving waarin hij verkeerde en van wat hij deed – één lange opsomming vol herhalingen – over hem opnieuw de pijn doet voelen.

‘Ik klampte me vast aan van alles, ik ging om met mensen met wie ik uit mezelf niet omgegaan zou zijn, slechte mensen die misbruik maakten van mijn weekheid, mijn verlangen naar warmte, zekerheid en veiligheid, vrouwen vooral, die hebben daar een handje van. Die willen je misschien wel redden. Hoogmoedige gedachte.’

Tot nog toe kon Bakker nauwelijks over de drama’s van zijn leven schrijven. Hij hintte er hooguit op. Op zijn weblog Gerbrandsdingetje.nl, dat hij al sinds maart 2004 bijhoudt, doet hij vaak of er niets aan de hand is. Zo goed beseft hij wel dat er mensen meelezen. Dus als hij in november 2007 een lezing geeft in Roden en daarvoor met een oude vriend dineert, geeft hij als pijnlijk voorbeeld, schrijft hij alléén over zijn optreden. Geen woord over het verhaal van deze vriend dat hij had geprobeerd om zich op te hangen – het mislukte omdat er werd aangebeld. Hoewel hij het twee weken later wél succesvol deed.
Bakker heeft Jasper en zijn knecht weliswaar ook geschreven in het besef dat mensen het zullen lezen – wellicht zelfs aanzienlijk meer mensen dan zijn weblog. Maar je merkt dat hij, hoe moeilijk het hem ook valt, zijn best doet om zo open mogelijk te zijn. Hij is geen Ilja Leonard Pfeijffer die er in zijn onlangs verschenen Privédomeindeel Brieven uit Genua plezier in schept om schaamteloos de pijnlijkste herinneringen op te dissen. Bakkers natuur blijft: bedekken, wegstoppen, onderdrukken. Maar hij is kennelijk op een punt gekomen dat hij niet langer wil zwijgen.
Die instelling lijkt te hebben geleid tot inzichten die hij gaandeweg het werk aan dit boek opdeed. Al noteert Bakker, wars van grote woorden als hij is, dat eerder voorzichtig als een vraag. Zo oppert hij over het effect van Citalopram – de pil die hem na jaren aanmodderen met natuurgeneesmiddelen van zijn depressie afhielp – op zijn lust tot schrijven van fictie, dat hij daarom wellicht geen doorheensleepperiode meer heeft: ‘Is het domweg de Citalopram? Kun je – kan ik – geen roman schrijven terwijl je – ik – een middel slik tegen depressiviteit? Is het zo simpel?’
Het is bewonderenswaardig: iemand die niet reflectief van aard is toch pogingen tot reflectie te zien ondernemen. Alleen daarom al gun je de auteur een beter slot van dit dagboek. Want bij al het gepsychologiseer vertelt Bakker ook het verhaal van zijn hond. Hij vond Jasper – ooit geboren als zwerfhond in Griekenland – op Marktplaats, zorgde zó goed voor hem dat hij aanhankelijk genoeg zou worden om niet meer weg te lopen, ruimde iedere keer de pis op als de hond zich weer niet kon inhouden, nam hem steeds mee naar de dierenarts. Maar Jaspers gezondheid bleek te broos.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 24 mei)

Zie ook:
- Interview Gerbrand Bakker over uitgegeven worden in Duitsland

Geen opmerkingen: