Gerbrand Bakker heeft
niet zomaar een deel geschreven in de befaamde Privé-domein. Hij gebruikt Jasper en zijn knecht om te doen wat hem
zo lang niet lukte: openhartig zichzelf analyseren. Zo begint Bakker gaandeweg
het dagboek te snappen waarom hij geen romans meer schrijft.
Gerbrand Bakker schrijft als een opgeruimd mens. Of het nu
gaat over de verbouwingen van zijn huis in de Eifel, de flora en fauna in de
buurt, de wandelingen met hond Jasper, of het bezoek van vrienden en collega’s
– hij klinkt in zijn dagboek van december 2014 tot afgelopen maart bijna altijd
opgewekt. Zelfs als de naar eigen zeggen van nature driftige schrijver uit zijn
slof schiet of een vervelende herinnering ophaalt, lijkt het alsof hij er
vooral de zonnige kant van ziet. En dan volgt snel weer een vrolijke anekdote
als de volgende (al weet ik niet of die waar is):
‘Anton Dautzenberg heeft een groot litteken op zijn arm. Ik vroeg hem of het een
brandwond was. Nee, het was een grote moedervlek geweest, die op een bepaald
moment – hij was twaalf of dertien – wegens verkleuring weggesneden moest worden.
De artsen hebben een stuk vel uit zijn lies gehaald en dat op het weggesneden
stuk huid genaaid. Toen hij iets later schaamhaar begon te krijgen, groeide er
in zijn ene lies niets, maar op zijn arm wel. Anton Dautzenberg heeft
schaamhaar op zijn linkeronderarm. Dat lijkt me wel nieuws. En daarom schrijf
ik het op.’
Zo zou je bijna vergeten dat Bakker zichzelf in Jasper en zijn knecht heeft opgelegd om
te beschrijven wat hij achter zijn opgeruimdheid verbergt: een leven lang van
‘zacht vechten’ tegen depressieve gevoelens die hij nooit onder ogen zag. Meer
dan eens kende hij in zijn leven periodes waar hij zichzelf alleen met moeite
overeind hield. Hij ging dag na dag door omdat een mens wel vooruit móést –
ondertussen alle gevoelens ontkennend in de hoop dat ze dan niet echt
bestonden. Soms lijkt zijn hele leven zelfs ‘een aaneenschakeling van
doorheensleepperiodes’.
Eigenlijk, zo analyseert Bakker zijn al jaren durende
weerzin tegen het schrijven van romans, zijn ook zijn kinderboek Perenbomen bloeien wit (1999) en zijn
drie daaropvolgende romans alleen maar ontstaan om zich tijdens moeilijke fases
te kunnen concentreren op iets wat hem afleidde. ‘Nu ik dit hele boek bij
elkaar geschreven heb, begrijp ik het. Ook
alle romans waren een doorheensleepperiode. Zes maanden weg van de normale
wereld. Daarom voelen ze niet als een verdienste, en vandaar dat ik lof langs
me heen laat gaan.’
Slechts één keer laat hij, niet meer dan een paar pagina’s
lang, zijn laconieke toon varen. Dat is het fragment waarin hij vertelt hoe
hij, vers van de middelbare school in Schagen, naar Leeuwarden is verhuisd om
de Agogische Akademie Friesland te volgen. Dat was een tijd waarin, beseft hij
pas vele jaren later, al zijn energie werd opgeslorpt door een depressie die er
niet mocht zijn. Dan klinkt hij opeens geagiteerd, alsof het simpelweg noteren
van de benauwende omgeving waarin hij verkeerde en van wat hij deed – één lange
opsomming vol herhalingen – over hem opnieuw de pijn doet voelen.
‘Ik
klampte me vast aan van alles, ik ging om met mensen met wie ik uit mezelf niet
omgegaan zou zijn, slechte mensen die misbruik maakten van mijn weekheid, mijn
verlangen naar warmte, zekerheid en veiligheid, vrouwen vooral, die hebben daar
een handje van. Die willen je misschien wel redden. Hoogmoedige gedachte.’
Tot nog toe kon Bakker nauwelijks over de drama’s van zijn
leven schrijven. Hij hintte er hooguit op. Op zijn weblog Gerbrandsdingetje.nl, dat hij al
sinds maart 2004 bijhoudt, doet hij vaak of er niets aan de hand is. Zo goed
beseft hij wel dat er mensen meelezen. Dus als hij in november 2007 een lezing
geeft in Roden en daarvoor met een oude vriend dineert, geeft hij als pijnlijk
voorbeeld, schrijft hij alléén over zijn optreden. Geen woord over het verhaal
van deze vriend dat hij had geprobeerd om zich op te hangen – het mislukte
omdat er werd aangebeld. Hoewel hij het twee weken later wél succesvol deed.
Bakker heeft Jasper en
zijn knecht weliswaar ook geschreven in het besef dat mensen het zullen lezen
– wellicht zelfs aanzienlijk meer mensen dan zijn weblog. Maar je merkt dat
hij, hoe moeilijk het hem ook valt, zijn best doet om zo open mogelijk te zijn.
Hij is geen Ilja Leonard Pfeijffer die er in zijn onlangs verschenen
Privédomeindeel Brieven uit Genua
plezier in schept om schaamteloos de pijnlijkste herinneringen op te dissen.
Bakkers natuur blijft: bedekken, wegstoppen, onderdrukken. Maar hij is
kennelijk op een punt gekomen dat hij niet langer wil zwijgen.
Die instelling lijkt te hebben geleid tot inzichten die hij gaandeweg
het werk aan dit boek opdeed. Al noteert Bakker, wars van grote woorden als hij
is, dat eerder voorzichtig als een vraag. Zo oppert hij over het effect van
Citalopram – de pil die hem na jaren aanmodderen met natuurgeneesmiddelen van
zijn depressie afhielp – op zijn lust tot schrijven van fictie, dat hij daarom
wellicht geen doorheensleepperiode meer heeft: ‘Is het domweg de Citalopram? Kun je – kan ik – geen roman
schrijven terwijl je – ik
– een middel slik tegen depressiviteit? Is het zo simpel?’
Het is bewonderenswaardig: iemand die niet reflectief van
aard is toch pogingen tot reflectie te zien ondernemen. Alleen daarom al gun je
de auteur een beter slot van dit dagboek. Want bij al het gepsychologiseer
vertelt Bakker ook het verhaal van zijn hond. Hij vond Jasper – ooit geboren
als zwerfhond in Griekenland – op Marktplaats, zorgde zó goed voor hem dat hij
aanhankelijk genoeg zou worden om niet meer weg te lopen, ruimde iedere keer de
pis op als de hond zich weer niet kon inhouden, nam hem steeds mee naar de
dierenarts. Maar Jaspers gezondheid bleek te broos.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 24 mei)
Zie ook:
- Interview Gerbrand Bakker over uitgegeven worden in Duitsland
Zie ook:
- Interview Gerbrand Bakker over uitgegeven worden in Duitsland
Geen opmerkingen:
Een reactie posten