Als het aan Bas Haring ligt, beperkt de
bibliotheek zich tot een collectie voor de jeugd en werkruimtes voor
volwassenen. De schrijver en filosoof geeft een voorschot op zijn lezing
tijdens Bibliotheekplaza.
Lid van de bibliotheek is Bas Haring al niet
meer sinds zijn zestiende. Het werd hem te duur. ‘Al mijn geld ging eraan op’,
verzucht hij. ‘Dan leende ik boeken – veel non-fictie, maar ook fijne
leesboeken: Godfried Bomans, Maarten ’t Hart – maar liet ik ze uit luiheid te
lang liggen en had ik weer een paar gulden boete. Best veel, als je jong bent.
Met meerdere boeken liep dat op naar een paar tientjes per maand. Dat is
honderden guldens per jaar. Toen ik zestien was, bedacht ik me: het is handiger
om boeken te kopen.’
Daar kwam bij dat hij een boek niet meer
durfde terug te brengen als het echt te laat was. ‘Ik vond dat niet kunnen: een
boek na twee maanden alsnog inleveren. Dat deed ik dus pas als ik een echt boze
brief kreeg en de boete hoger was dan de aanschafprijs. Gelukkig had je in De
Bilt een dag per jaar, rond Koninginnedag, waarop je boetes werden
kwijtgescholden. Toen ik daar toevallig achterkwam, heb ik het jaar erop alles
bewaard tot die ene dag. Eigenlijk gemeen van me, maar het scheelde een boel
geld.’
Ook toen de 49-jarige filosoof en schrijver
vorig jaar vader werd, heeft hij zijn zoon geen lid gemaakt van de bibliotheek.
Dat deed zijn schoonmoeder, die hem vaak meeneemt om nieuwe boeken te lenen.
‘Zelf koop ik liever boeken, ook voor hem. Boeken zijn toch goedkope producten:
15 tot 20 euro, dat is niet veel. En zeker boeken voor kinderen vind ik heel
leuk om te hebben. Die wil ik gewoon niet hoeven teruggeven.’
Toch is Haring daarna vaak genoeg in de
bibliotheek geweest om een visie op het bibliotheekwerk te hebben. Hij deelt
die op 28 september met het vak tijdens Bibliotheekplaza. Wat hij precies gaat
zeggen, weet hij nog niet. Pas een paar dagen van tevoren pakt hij, zoals
altijd bij optredens, zijn aantekeningen van het voorgesprek erbij en gaat hij
zich voorbereiden. Tot die tijd is zijn geest blanco – opgeslokt door zijn
vele andere activiteiten, van het begeleiden van promovendi tot het opnemen van
tv-programma’s.
De auteur van boeken als Kaas en de
evolutietheorie (2001), Plastic panda’s (2011)
en Waarom cola duurder is dan melk (2016) houdt natuurlijk
vaak lezingen in de bibliotheek. ‘Dat zijn heel fijne plekken om op te treden.
In een boekhandel denk je onwillekeurig: o jee, die meneer of mevrouw verkoopt
misschien niet genoeg boeken. Dat geeft een spanning. In de bibliotheek heb je
dat helemaal niet. Hun enige doelstelling als ze jou uitnodigen is dat je
verhaal wordt gehoord door een breed publiek.’
En hij komt er om te werken. Van de OBA in
zijn Amsterdam tot kleinere bibliotheken in plaatsen als Veghel en Veendam –
als het zo uitkomt, bijvoorbeeld omdat hij tijd tussen afspraken nuttig wil
besteden, plugt hij zijn laptop in en gaat aan de slag. Juist dit gebruik van
de bibliotheek heeft zijn visie op het bibliotheekwerk sterk beïnvloed.
‘De bibliotheek begon met het ideaal om het
volk te verheffen’, legt Haring uit. ‘De aanschafkosten van boeken waren hoog.
Door ze voor de mensen te kopen en aan hen uit te lenen, verlaagde de drempel
om te lezen. Dat was een goed idee. Maar het is nu een achterhaald idee. Boeken
zijn niet meer zo’n fikse uitgave, zeker als je even wacht tot een
pocketuitgave op de markt komt. Die kosten een tientje, even duur als een
bioscoopkaartje. Boeken beschikbaar stellen kan dus niet meer de toegevoegde
waarde zijn.’
Bibliotheek kunnen het volksverheffingsideaal
wel een nieuwe invulling geven door mensen een plek te bieden om zich te kunnen
terugtrekken en geconcentreerd te werken. ‘Voor sommige mensen is het heel
moeilijk om zo’n plek te vinden. Thuis is het vaak te druk of is er te veel
afleiding. Mensen maken er ook gebruik van. In alle bibliotheken waar ik kom
zitten mensen te werken. Is het ook moeilijk om een vrije plek te vinden. Ik
verbaas me er soms over hoe druk het is in de bibliotheek.’
Alleen jonge mensen hebben nog altijd een
beperkt budget om boeken te kopen. Bovendien is het voor hun ontwikkeling goed
om op een plek te zijn waar je bent omgeven door boeken. ‘Het geschreven woord
is preciezer dan het gesproken woord. Moeilijker om te maken ook. Het is daarom
een belangrijke vorm om kwaliteitsinformatie uit te wisselen. En dus moet er
een plek zijn waar je boeken van de plank kunt pakken, de achterflap kunt
lezen, even kunt bladeren. Ook om zo nieuwe dingen te ervaren.’
Hij weet waarover hij praat. ‘Toen ik in de
tweede klas van de middelbare school zat, pakte ik De geverfde vogel van
Jerzy Kosinski uit de kast. Het zei me niets. Wat wil je, ik was dertien. Dat
bleek een heel schokkend boek dat veel indruk op me maakte. Ik kon dat alleen
lezen omdat ik langs de kasten van de bibliotheek dwaalde en het fysieke boek
in handen kreeg. Anders was ik er nooit op gestuit. De bibliotheek hoeft daarom
trouwens ook geen digitale collectie te hebben. Laat dat maar aan de markt
over.’
In essentie heeft de ideale bibliotheek van
Haring dan ook een collectie voor de jeugd en werkplekken voor volwassenen. Dat
hij in dat geval bijvoorbeeld minder geld overhoudt uit leengelden, maakt hem
niets uit. ‘Dat stelt toch al niets voor. Ik verdien mijn geld toch al als een
muzikant. De inkomsten uit royalty’s stellen weinig voor, het gaat om de
lezingen die ik dan over het boek kan geven. En vergeleken bij royalty’s vallen
inkomsten uit uitleningen helemaal weg.’
Is dat geen al te radicale visie op het
bibliotheekwerk? ‘Welnee. Het is een andere invulling van het bestaande ideaal.
Weet je wie de bibliotheek radicaal wilde veranderen? De bibliotheek zelf toen
het zichzelf presenteerde als dé plek voor het aanleveren van informatie. Ken
je Al@din nog? Een zoekmachine, met vragendienst, online en in de bibliotheek.
Alsof de mensen naar de bibliotheek komen om te weten komen hoeveel inwoners
Tanzania heeft en wat hun gemiddeld inkomen is. Dat vinden ze wel op internet.’
Haring ziet ook dat bibliotheken in de
richting van zijn ideaalbeeld bewegen. De OBA verbouwt bijvoorbeeld om meer
ruimte voor werkplekken te maken. ‘Helaas is de bibliotheek een verdedigende
organisatie die vasthoudt aan het bestaande, terwijl je met elan en optimisme
prachtige dingen kunt bereiken. Nu dreigt de bibliotheek de kant van V&D op
te gaan. Ze zouden een uitdager van buiten moeten hebben, zoals Tesla in de
autobranche. Je hebt wel Karmac, maar die richt alleen op het goedkoper
aanbieden van de klassieke bibliotheektaak.’
Zelf heeft de bibliotheek sinds de nieuwe
bibliotheekwet vijf functies. Als hem die worden voorgehouden, vindt hij daar
zeker zijn eigen ideeën in terug. Maar de bibliotheek wil ook dingen die je
best aan andere partijen over kunt laten. ‘Moet de bibliotheek laten
kennismaken met kunst en cultuur? Dat kun je toch ook overlaten aan musea,
bioscopen, theaters. Of het organiseren van ontmoetingen en debat? Dat hangt er
ook maar vanaf waar de bibliotheek is gevestigd. In Amsterdam zijn genoeg andere
mogelijkheden.’
En als bibliotheken actief op zoek gaan naar
de vraag van de inwoners in hun werkgebied en hen daarbij proberen te helpen,
gesteund door de collectie en bibliotheekdiensten, zoals de moderne community
librarian wil? ‘Vind ik moeilijk’, denkt Haring hardop na. ‘Ik vraag
me af of de rol als spin in het web van een community de rol is die de
bibliotheek aankan. Zoals jij het uitlegt, kan het een mooie, relevante taak
zijn, maar in de bibliotheek werken weinig extraverte mensen. Dus of ze deze
taak kunnen vervullen?’
Dus nee, Harings bibliotheek van de 21e eeuw
kan zich daarom het best beperken tot de twee functies die hij eerder heeft
benoemd. Nou, vooruit. Ik weet dat de bibliotheek zich ook een functie toedicht
in het bestrijden van laaggeletterdheid. Ik weer daar niets vanaf, maar ik kan
me daar wel iets bij voorstellen.’
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad, 2017)
Wie sprak zich nog meer uit over bibliotheken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten