woensdag 15 november 2017

Onze Taal & Nederlandse Taalunie: Hetzelfde doel, verschillende doelgroepen (Taalunie:Bericht)

De Nederlandse Taalunie en Onze Taal kregen dit jaar allebei een nieuwe directeur. Hans Bennis en Vibeke Roeper denken dat de organisaties elkaar uitstekend aanvullen.

Taal is wat mensen met elkaar verbindt. De nieuwe directeur Vibeke Roeper (1965) van Genootschap Onze Taal – aangetreden per 1 september – schroomt niet om grote woorden te gebruiken. 'Taal is de lijm van de samenleving. Taal laat zien hoe we in deze maatschappij met elkaar omgaan. Daarom is het zo ontzettend belangrijk om daar goed over na te denken.'
Ze herinnert zich een discussie tussen een lid van het Genootschap en de NOS die ze recent voorbij zag komen. 'Dat ging over de vraag of je in berichtgeving "wit" of "blank" gebruikt als tegenovergestelde van "zwart". Beide woorden hebben een heel verschillende gevoelswaarde. Het is een klein voorbeeld, maar het geeft aan hoe belangrijk het is om zorgvuldig om te gaan met dat wat we gezamenlijk hebben.'
Taal geeft ook plezier. 'Het is een onuitputtelijke bron van nieuwe gedachten en ideeën', zegt Roeper. 'Ik herinner me een interview met [de Vlaamse cartoonist] Kamagurka. 'Als hij snel en dus verkeerd een tekst leest, komt hij tot de beste ideeën, vertelde hij daarin. Dat kan ik me zo goed voorstellen: dat het spelen met taal je creativiteit voedt.'

Algemeen secretaris Hans Bennis (1951) van de Nederlandse Taalunie – aangetreden per 1 februari – kan het alleen maar beamen. Taal is belangrijk en leuk. 'En door informatie daarover te bieden en zo meer inzicht te verschaffen, vergroot je de interesse en het niveau van de discussie. Zoals je ook meer van letterkunde geniet als je hebt geleerd moeilijker boeken dan Pinkeltje te begrijpen.'
Het is dan ook op dat niveau dat het Genootschap Onze Taal en de Nederlandse Taalunie hetzelfde doel hebben. Het verschil is alleen, vindt Bennis, de doelgroep van beide instellingen. 'Zij zijn een publieksorganisatie. Zij richten zich op het grote publiek met leuke, interessante en mooie dingen over taal. Wij zijn een beleidsorganisatie. Wij richten ons op het veld van deskundigen en de overheid.'
Er is veel belangstelling voor taal, merkt Bennis. Denk aan de oplage van het tijdschrift Onze Taal of het bestaan van een populariserend radioprogramma als De Taalstaat dat op prime time wordt uitgezonden. 'En dan is het belangrijk dat er op een verstandige manier wordt gesproken over taal. Onze Taal doet dat, zeker sinds ze – al lang geleden – zijn geëvolueerd van een normatief naar een informatief gezelschap.'
Op zijn beurt probeert de Nederlandse Taalunie de discussie bij politici en beleidsmakers naar een hoger niveau te tillen. 'Ik merk nu hoe weinig politici van taal weten. Ze roepen vaak maar wat. In Vlaanderen is er wel een vanzelfsprekend bewustzijn over taal, maar in Nederland hebben politici alleen belangstelling als er kwesties zijn. En dan wreekt zich de geringe kennis.'

Beide organisaties kunnen elkaar door de verschillende doelgroepen perfect aanvullen. In het verleden is dat anders geweest. Bennis' voorganger wilde juist wel dat de Nederlandse Taalunie naar buiten trad en begaf zich zo in het vaarwater van het Genootschap Onze Taal. Langer geleden hadden ze een hoogoplopende ruzie over de correcte spelling. Het Genootschap zette toen de witte spelling tegenover het Groene Boekje.
Dat is absoluut niet de toekomst die Roeper en Bennis voor zich zien. 'Wij werken nu met de Taalunie samen in de Week van het Nederlands', zegt Roeper. 'Zulke dingen zouden we vaker kunnen doen. De rol van popularisator past ons goed. Als zij bijvoorbeeld in de discussie over het schoolvak Nederlands het grote publiek willen bereiken, kan dat via ons.'
Onze Taal, legt ze uit, kan een grote pool van zeer betrokken particulieren bieden. 'Als de Taalunie wil weten wat taalgebruikers van een bepaald onderwerp vinden, kunnen ze dat via ons vragen. Wij hebben de directe relatie met taalliefhebbers. Dat kan tot op woordniveau. Om weer het voorbeeld te nemen van "wit" of "blank". Zet de vraag naar welk woord de voorkeur heeft uit op sociale media en via onze kanalen heb je zo 1500 reacties.'

De Nederlandse Taalunie en Genootschap Onze Taal bieden momenteel allebei op hun site taaladvies. Het publiek kan daarom op twee plekken tegelijk terecht – hoewel het Genootschap al lange tijd het taaladvies van de Taalunie uitvoert. Zij kregen daar in 2016 nog 57.050 euro voor. Bennis vindt dat overkill. 'En als de adviezen ook nog onderling afwijken, werkt dat door de mogelijke verwarring eerder contraproductief.'
De algemeen secretaris zou dat graag anders zien. 'Dat Vlaanderen zijn eigen taaladvies heeft, is logisch. Maar in Nederland hoeft dat niet op twee plekken te gebeuren. Onze Taal voert deze functie heel goed uit, dus waarom kunnen zij het niet voor Nederland doen? Wij blijven het dan financieren en op de achtergrond een rol spelen om te kunnen garanderen dat het – ook inhoudelijk – goed blijft gaan.'

Het Genootschap én de Taalunie bevinden zich met de komst van een nieuwe directeur op een kruispunt. De manier waarop Bennis en Roeper hun organisatie vorm willen geven vergroot de mogelijkheden voor een vruchtbare samenwerking alleen maar. Zo wil Bennis alle uitvoerende taken afstoten om alleen vanuit een coördinerende rol discussies over bijvoorbeeld het Engels in het hoger onderwijs te voeren en te vertalen in goed beleid.
'Dat gaat langzaam', zegt Bennis. 'Ik kan nu eenmaal niet domweg stoppen met bijvoorbeeld de Prijs der Nederlandse Letteren. We praten met allerlei organisaties om deze taken over te nemen. Ik wil blijven praten met Vibeke over wat zij voor ons kunnen doen. Zij moeten daarbij niet onze spreekbuis worden. Onze Taal is onafhankelijk. Maar waar synergie is te behalen, wil ik die kans niet laten liggen.'
Roeper kan nog niet zeggen wat zij met het Genootschap voor ogen heeft. Daarover is ze nog te kort in functie. Maar als zij de producten tegen het licht houdt gebeurt dat tegen de achtergrond van een gestaag dalend lidmaatschap. In 2016 vertrokken netto bijna duizend mensen. 'De maatschappij wordt vluchtiger. Mensen worden niet meer zo snel ergens lid van maar fladderen langs op een moment dat het hen uitkomt. Dat zie je terug aan het voortdurend stijgende aantal volgers op onze sociale media.'
Het ligt daarom voor de hand dat het Genootschap zich meer gaat richten op dat grotere publiek. Met de taaladviezen worden maandelijks een miljoen mensen bereikt. Kunnen die mensen niet ook meer worden verleid voor de trainingen en boeken van Onze Taal? 'Die taak van maatschappelijk dienstverlener, voortgekomen uit de fascinatie voor taal, is erg succesvol. We willen de mogelijkheden daarvoor zeker verkennen', aldus Roeper.
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:bericht, 9 nov)

Zie ook:

Geen opmerkingen: