De Nederlandse Taalunie en Onze Taal kregen dit jaar allebei een
nieuwe directeur. Hans Bennis en Vibeke Roeper denken dat de organisaties
elkaar uitstekend aanvullen.
Taal is wat mensen met
elkaar verbindt. De nieuwe directeur Vibeke Roeper (1965) van Genootschap Onze
Taal – aangetreden per 1 september – schroomt niet om grote woorden te
gebruiken. 'Taal is de lijm van de samenleving. Taal laat zien hoe we in deze
maatschappij met elkaar omgaan. Daarom is het zo ontzettend belangrijk om daar
goed over na te denken.'
Ze herinnert zich een
discussie tussen een lid van het Genootschap en de NOS die ze recent voorbij
zag komen. 'Dat ging over de vraag of je in berichtgeving "wit" of
"blank" gebruikt als tegenovergestelde van "zwart". Beide
woorden hebben een heel verschillende gevoelswaarde. Het is een klein
voorbeeld, maar het geeft aan hoe belangrijk het is om zorgvuldig om te gaan
met dat wat we gezamenlijk hebben.'
Taal geeft ook plezier.
'Het is een onuitputtelijke bron van nieuwe gedachten en ideeën', zegt Roeper.
'Ik herinner me een interview met [de Vlaamse cartoonist] Kamagurka. 'Als hij
snel en dus verkeerd een tekst leest, komt hij tot de beste ideeën, vertelde
hij daarin. Dat kan ik me zo goed voorstellen: dat het spelen met taal je
creativiteit voedt.'
Algemeen secretaris Hans Bennis (1951) van de Nederlandse Taalunie – aangetreden per 1 februari – kan
het alleen maar beamen. Taal is belangrijk en leuk. 'En door informatie
daarover te bieden en zo meer inzicht te verschaffen, vergroot je de interesse
en het niveau van de discussie. Zoals je ook meer van letterkunde geniet als je
hebt geleerd moeilijker boeken dan Pinkeltje te begrijpen.'
Het is dan ook op dat
niveau dat het Genootschap Onze Taal en de Nederlandse Taalunie hetzelfde doel
hebben. Het verschil is alleen, vindt Bennis, de doelgroep van beide
instellingen. 'Zij zijn een publieksorganisatie. Zij richten zich op het grote
publiek met leuke, interessante en mooie dingen over taal. Wij zijn een
beleidsorganisatie. Wij richten ons op het veld van deskundigen en de
overheid.'
Er is veel
belangstelling voor taal, merkt Bennis. Denk aan de oplage van het
tijdschrift Onze Taal of het bestaan van een populariserend
radioprogramma als De Taalstaat dat op prime time wordt
uitgezonden. 'En dan is het belangrijk dat er op een verstandige manier wordt
gesproken over taal. Onze Taal doet dat, zeker sinds ze – al lang geleden
– zijn geëvolueerd van een normatief naar een informatief gezelschap.'
Op zijn beurt probeert
de Nederlandse Taalunie de discussie bij politici en beleidsmakers naar een
hoger niveau te tillen. 'Ik merk nu hoe weinig politici van taal weten. Ze
roepen vaak maar wat. In Vlaanderen is er wel een vanzelfsprekend bewustzijn
over taal, maar in Nederland hebben politici alleen belangstelling als er
kwesties zijn. En dan wreekt zich de geringe kennis.'
Beide organisaties
kunnen elkaar door de verschillende doelgroepen perfect aanvullen. In het
verleden is dat anders geweest. Bennis' voorganger wilde juist wel dat de
Nederlandse Taalunie naar buiten trad en begaf zich zo in het vaarwater van het
Genootschap Onze Taal. Langer geleden hadden ze een hoogoplopende ruzie over de
correcte spelling. Het Genootschap zette toen de witte spelling tegenover het Groene
Boekje.
Dat is absoluut niet de
toekomst die Roeper en Bennis voor zich zien. 'Wij werken nu met de Taalunie
samen in de Week van het Nederlands', zegt Roeper. 'Zulke dingen zouden we
vaker kunnen doen. De rol van popularisator past ons goed. Als zij bijvoorbeeld
in de discussie over het schoolvak Nederlands het grote publiek willen
bereiken, kan dat via ons.'
Onze Taal, legt ze uit,
kan een grote pool van zeer betrokken particulieren bieden. 'Als de Taalunie
wil weten wat taalgebruikers van een bepaald onderwerp vinden, kunnen ze dat
via ons vragen. Wij hebben de directe relatie met taalliefhebbers. Dat kan tot
op woordniveau. Om weer het voorbeeld te nemen van "wit" of
"blank". Zet de vraag naar welk woord de voorkeur heeft uit op
sociale media en via onze kanalen heb je zo 1500 reacties.'
De Nederlandse Taalunie
en Genootschap Onze Taal bieden momenteel allebei op hun site taaladvies. Het
publiek kan daarom op twee plekken tegelijk terecht – hoewel het Genootschap al
lange tijd het taaladvies van de Taalunie uitvoert. Zij kregen daar in 2016 nog
57.050 euro voor. Bennis vindt dat overkill. 'En als de adviezen
ook nog onderling afwijken, werkt dat door de mogelijke verwarring eerder
contraproductief.'
De algemeen secretaris
zou dat graag anders zien. 'Dat Vlaanderen zijn eigen taaladvies heeft, is
logisch. Maar in Nederland hoeft dat niet op twee plekken te gebeuren. Onze
Taal voert deze functie heel goed uit, dus waarom kunnen zij het niet voor
Nederland doen? Wij blijven het dan financieren en op de achtergrond een rol
spelen om te kunnen garanderen dat het – ook inhoudelijk – goed blijft gaan.'
Het Genootschap én de
Taalunie bevinden zich met de komst van een nieuwe directeur op een kruispunt.
De manier waarop Bennis en Roeper hun organisatie vorm willen geven vergroot de
mogelijkheden voor een vruchtbare samenwerking alleen maar. Zo wil Bennis alle
uitvoerende taken afstoten om alleen vanuit een coördinerende rol discussies
over bijvoorbeeld het Engels in het hoger onderwijs te voeren en te vertalen in
goed beleid.
'Dat gaat langzaam',
zegt Bennis. 'Ik kan nu eenmaal niet domweg stoppen met bijvoorbeeld de Prijs
der Nederlandse Letteren. We praten met allerlei organisaties om deze taken
over te nemen. Ik wil blijven praten met Vibeke over wat zij voor ons kunnen
doen. Zij moeten daarbij niet onze spreekbuis worden. Onze Taal is
onafhankelijk. Maar waar synergie is te behalen, wil ik die kans niet laten
liggen.'
Roeper kan nog niet
zeggen wat zij met het Genootschap voor ogen heeft. Daarover is ze nog te kort
in functie. Maar als zij de producten tegen het licht houdt gebeurt dat tegen
de achtergrond van een gestaag dalend lidmaatschap. In 2016 vertrokken netto bijna
duizend mensen. 'De maatschappij wordt vluchtiger. Mensen worden niet meer zo
snel ergens lid van maar fladderen langs op een moment dat het hen uitkomt. Dat
zie je terug aan het voortdurend stijgende aantal volgers op onze sociale
media.'
Het ligt daarom voor de
hand dat het Genootschap zich meer gaat richten op dat grotere publiek. Met de taaladviezen
worden maandelijks een miljoen mensen bereikt. Kunnen die mensen niet ook meer
worden verleid voor de trainingen en boeken van Onze Taal? 'Die taak van
maatschappelijk dienstverlener, voortgekomen uit de fascinatie voor taal, is
erg succesvol. We willen de mogelijkheden daarvoor zeker verkennen', aldus
Roeper.
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:bericht, 9 nov)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten