We kunnen alleen van Murakami, Pamuk en Ferrante genieten doordat ze perfect in het Nederlands worden vertaald. Dat is nog niet zo simpel. Het Expertisecentrum Literair Vertalen en de Taalunie zetten zich daarom al bijna twintig jaar met succes in om vertalers – uit én in het Nederlands – te professionaliseren.
Je pakt een woordenboek, zoekt de betekenis van de Franse of Russische woorden op en je hebt een vertaling. Het lijkt zo makkelijk. Niet voor niets trekt de vertaalwedstrijd die NRC Handelsblad en Bureau Verstegen & Stigter jaarlijks uitschrijven honderden deelnemers. Dit jaar waren het er 581, die in totaal 726 vertalingen maakten van gedichten.
Maar wie alleen op een woordenboek leunt, maakt hooguit een wazige Nederlandstalige reproductie van het origineel. Alsof je door een bewasemd raam staart en slechts vage contouren ziet van de echte buitenwereld. Op de Grote Vertaaldag in Utrecht, waar de winnaars onlangs werden gehuldigd en in workshops hun inzendingen bespraken, klapte een van de juryleden uit de school. Het leeuwendeel van de vertalingen was ronduit “bagger”. Waarom? Daarvoor was één woord genoeg: “Woordenboek.”
Als vertalen zo simpel was, waren er ook geen vertalers meer nodig. Vertaalcomputers zouden dan al het werk kunnen doen. Maar vijftig jaar na de eerste experimenten zijn ze nog lang niet goed genoeg, vertelde hoogleraar taal- en spraaktechnologie Antal van den Bosch tijdens zijn lezing in het centrale programma.
Iedere student vertalen heeft ooit de vertaaldriehoek van Vauquois gezien, legde hij uit. Het laagste niveau is direct vertalen: een Engelse zin wordt woord voor woord vertaald in het Nederlands. Daarboven komt een transfersysteem, waarbij ook rekening wordt gehouden met de verschillende grammaticale structuren van beide talen. Maar de droom was een interlinguasysteem. De Engelse zin wordt op zo’n abstract niveau geanalyseerd dat hij perfect wordt omgezet in het Nederlands – of welke andere taal dan ook.
“Maar dat is nooit gelukt”, zei Van den Bosch. “Ook met de nieuwste Google Translate niet. Die is goed genoeg voor veel doeleinden, maar zeker niet voor literaire vertalingen – het type vertalingen waar de hoogste eisen aan worden gesteld.”
Coördinator Gea Schelhaas van het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV) – dat het vertaalbeleid van de Taalunie uitvoert – vertel je daarmee niets nieuws. Een roman, gedicht of toneelstuk omzetten naar het Nederlands is verschrikkelijk moeilijk. “Je moet niet alleen de brontaal en de doeltaal perfect beheersen, je moet ook de culturele context van beide talen kennen. Een handleiding voor stofzuigers kun je een-op-een vertalen. Dat is rechttoe rechtaan. Een roman of gedicht vertalen gaat ook om interpretatie.”
Ze geeft een voorbeeld. Wie in het Nederlands zegt dat hij altijd boodschappen doet bij de Aldi of juist bij de Albert Heijn, zegt iets fundamenteels over zichzelf. Hoe zet je dat om in het Russisch als beide supermarktketens in Rusland onbekend zijn? Dat lukt je alleen goed als je de gevoelswaarde van Aldi en Albert Heijn kent. “Zo moet een vertaler een heel referentiekader hebben. Ook om kinderliedjes of een grap zó te vervangen dat ze in de doeltaal dezelfde associaties oproepen en hetzelfde effect hebben.”
Dat goed kunnen is van groot belang, vindt senior beleidsadviseur Martijn Nicolaas van de Taalunie. “Zonder literaire vertalingen heb je een beperkt zicht op de wereld. Journalisten kunnen je als correspondent ter plaatse wel vertellen wat er gebeurt in andere landen, maar literatuur laat zien hoe het is om dat mee te maken en daar te wonen. Daar kennis van kunnen nemen is essentieel in deze tijd met zoveel internationale contacten. Je zult minder angst hebben voor wat er over de grens gebeurt.”
Het hoort nadrukkelijk bij het beleid van de Taalunie om dat te ondersteunen – zowel de vertalingen in het Nederlands als de vertalingen uit het Nederlands. “Niemand wil dat het beeld van Nederland beperkt blijft tot de clichés van tulpen, molens en kaas. Of het beeld van Vlaanderen tot friet en bier”, zegt hij. “Wij willen met vertalingen, ook van kwalitatieve non-fictie en graphic novels, de volledige rijkdom van de Nederlandstalige cultuur uitdragen, zodat Nederland en Vlaanderen letterlijk toegang tot de hele wereld hebben.”
In 1995 ontwikkelde de Taalunie daarom een cursusprogramma om de professionaliteit van vertalers te vergroten. In 2001 volgde de oprichting van het ELV om dat beleid uit te voeren en verder te ontwikkelen. Dat richtte zich in eerste instantie op het opzetten van opleidingen. Er is een mentoraatsprogramma gestart, waarbij beginnende vertalers onder begeleiding van een ervaren vertaler aan hun eerste boekvertaling werken. Daarnaast is er met steun van de Taalunie een transnationale master gestart aan de KU Leuven en de Universiteit Utrecht.
Schelhaas: “We kijken daarbij steeds waar behoefte aan is. Dreigt er op termijn een tekort aan vertalers in een bepaalde taal? Of is er maar één toneelvertaler? We sluiten ook aan op het beleid van het Nederlands Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren, die de Nederlandstalige literatuur in het buitenland promoten. Als zij focussen op China, organiseren wij meer cursussen voor vertalers Nederlands-Chinees. En brengen we onder studenten Nederlands in China de mogelijkheid om vertaler te worden onder de aandacht.”
Dat beleid heeft goed gewerkt, verzekert ze. Er is de afgelopen jaren een duidelijke aanwas van nieuwe vertalers die steeds meer opdrachten krijgen en prijzen beginnen te winnen. Een voorbeeld is Lisa Thunnissen. Zij heeft haar vertaling van De cowboykampioen van Aura Xilonen uit het Spaans deels onder begeleiding van een mentor gemaakt, kreeg daar eerder dit jaar een nominatie voor de Filter Vertaalprijs voor – een belangrijke jaarlijkse vertaalprijs – en is nu zelf co-moderator van een online cursus Nederlands-Spaans van het ELV.
Nu er aanzienlijk meer cursussen en opleidingen zijn dan twintig jaar geleden, ook met de particuliere Vertalersvakscholen in Amsterdam en Antwerpen, richt het ELV zich meer op uitbreiding van de expertise. Er is bijvoorbeeld in Europees verband een leerlijn ontwikkeld, waardoor iedere vertaler duidelijk kan zien welke kennis of vaardigheid hij nog mist. In 2019 volgt het eerste Handboek literair vertalen. En de site van het ELV moet een verzamelpunt van kennis worden – met artikelen en een vertalersdatabase.
Het succes betekent echter niet dat er geen zorgen meer zijn. De voornaamste is het gestaag verdwijnen van talenstudies aan de universiteiten. “Vooral in Nederland”, zegt Nicolaas. “In Vlaanderen speelt dat minder. Nieuwe vertalers moeten van de universiteit komen, maar als talen niet meer worden aangeboden in het curriculum wordt dat onmogelijk gemaakt. Hoe vertaal je dan uit, zeg, het Roemeens? Via een vertaling naar het Frans of Engels. Daar gaat onherroepelijk kwaliteit verloren. Denk aan het doorfluistereffect. Ook zou het goed zijn als er op zoveel mogelijk plekken in de wereld Nederlands gestudeerd kan worden.”
De tweede zorg is de honorering. Ontvingen de winnaars van Nederland Vertaalt slechts een bos bloemen en de eer, professionele literaire vertalers krijgen ook maar 6,6 cent per woord. Dankzij de werkbeurzen van de Letterenfondsen kan daar maximaal 10,5 cent per woord bij komen. Maar weinig blijft het. Veel vertalers hebben dan ook werk ernaast. “Wij kunnen daar weinig aan doen”, zegt Schelhaas. “Wel proberen we op een studiedag vertalers ook zakelijk wijs te maken, zodat ze niet ja zeggen tegen alles wat uitgevers voorstellen.”
Al die inspanningen houden de hoop levend dat vertalers ons zulke perfecte vertalingen van Haruki Murakami, Orhan Pamuk en Elena Ferrante blijven geven dat we niet eens in de gaten hebben dat het om vertaalde boeken gaat.
Alle inzendingen van Nederland Vertaalt 2018 zijn hier te lezen. Het ELV is een partnerschap van de Taalunie, de KU Leuven en de Universiteit Utrecht, in samenwerking met het Nederlands Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren. Voor meer informatie: www.literairvertalen.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten