woensdag 5 december 2018

Jonge auteurs over Judith Herzberg: 'Zonder meer een van onze grootste dichters' (Taalunie:Bericht)


Gedicht van Judith Herzberg op een muur in Leiden

De bekroning van Judith Herzberg is volkomen terecht, vinden schrijvers van een jongere generatie. Op donderdag 29 november ontving de dichteres de Prijs der Nederlandse Letteren uit handen van koning Willem-Alexander. Ester Naomi Perquin, Jibbe Willems, Lot Vekemans en Fikry El Azzouzi buigen zich over haar vakmanschap.

'Een paar jaar geleden was ik geselecteerd voor het festival Neue Stücke aus Europa in Wiesbaden', herinnert toneelschrijver Jibbe Willems (1977) zich. 'Toen ik door de stad liep en voor een standbeeld bleef staan, tikte iemand me op de schouder. Ik draaide me om. Het was Judith Herzberg. "Hm," zei ze. "Wilhelm I." En onder die woorden klonk, of wilde ik horen, de ellende die zijn bloedlijn in gang zou zetten.'
Dat is precies de kracht van de laureaat van de Prijs der Nederlandse Letteren, beweert hij stellig: 'Die terloopse, onnadrukkelijke zinnen waaronder een wereld van lijden en schuld zit. Ze zijn poëtisch, humoristisch ook, vol overlevingsdrang, maar onder alle oppervlaktes schuilt een immense duisternis.'

Inwendige harde schijf
Willems is bepaald niet de enige bewonderaar. Judith Herzbergspoëzie is niet voor niets breed verkrijgbaar: van haar debuutbundel Zeepost uit 1962 tot de bloemlezing Doen en laten, waar er in een kwart eeuw meer dan 100.000 exemplaren van zijn verkocht. En haar toneelwerk wordt steeds weer opnieuw opgevoerd. Zoals momenteel Kras, waarmee Toneelschuur Producties dertig jaar na de eerste uitvoering in een regie van Paul Knieriem door Nederland toert.
Vele schrijvers van een jongere generatie rekenen zich tot de schare bewonderaars. Dichteres des Vaderlands Ester Naomi Perquin (1980) noemt Herzberg 'zonder meer één van onze grootste dichters'. Zij is, vermoedt ze, 'de dichter die de meeste plaats inneemt op mijn inwendige harde schijf. Bij zoveel gebeurtenissen, gedragingen en stemmingen schieten me zinnen van haar te binnen.' Ze geeft als voorbeeld deze regels uit 'Zoals':

Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor,
en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling,
zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt
en pas als je het hebt, weet wat het was

'Dat is én talig heel sterk, een hechte constructie van klanken, én het zegt iets dat je nog niet wist', concludeert Perquin. 'Iets over het verschil tussen denken en weten misschien.'

Al decennia relevant
Ook als toneelschrijver is Herzberg 'een van onze belangrijkste auteurs', vindt Willems. 'Alleenal het feit dat ze steeds opnieuw wordt "ontdekt" door een nieuwe generatie  –zoals nu De Theatertroep en Paul Knieriem – bewijst dat zij al decennia relevant weet te zijn, de tijd weet te overstijgen en toch nog iets weet te zeggen over de wereld en de mensen om ons heen. Dat is nastrevenswaardig.'
Ze is voor 'een hele generatie toneelauteurs een inspiratiebron geweest', valt Lot Vekemans (1965) hem bij. 'Ze heeft eind jaren tachtig mijn verlangen naar het schrijven van toneel gevoed, toen ik opvoeringen zag van de monoloog De Caracal, indrukwekkend gespeeld door Marion Brandsma,of Krasin de opvoering van Maatschappij Discordia. Ze deed dat zoals een brandende kaars dat doet. Houd er de lont van een nog niet brandende kaars tegenaan en het vuur wordt twee keer zo hoog.'

Een nachtje komen slapen
Die inspiratie geldt zeker ook Vekemans eigen toneelwerk. 'Herzbergs werk had op een goede manier iets verontrustends. Ik denk doordat ze haar personages in een herkenbare situatie plaatst en hen bijna vluchtige gesprekken laat voeren, die echter steeds meer zicht geven op hun ontspoorde levens. In haar toneelwerk doet leven eigenlijk altijd onbedoeld pijn, haar personages prikken voortdurend onopzettelijk in elkaars wond in een poging hun eigen wond bedekt te houden.'
Dankzij haar bewondering leerde ze Herzberg uiteindelijk zelfs kennen. 'Toen ik in 2004 samen met mijn geliefde een herberg begon, is dat vernoemd naar een gedicht van haar: "Het volle leven".Toen ik daar toestemming voor vroeg en de vergoeding wilde weten, zei ze: "Ze zeiden dat ik maar moest vragen of ik een nachtje mag komen slapen."' Het gedicht staat er nog steeds op de muur in Appelscha:

Het volle leven

Zullen we
zei ze
samen
in een groot bed
in een hotel-
kamer gaan liggen
met pyjama's
aan en
dan de knecht
taart
laten brengen?

Nooit eerlijk
Net als Vekeman kwamen de meeste auteurs al vroeg in aanraking met Herzbergs werk. Voor Perquin is ze zelfs één van de eerste die ze las. 'En misschien wel de meest bepalende, achteraf bekeken', peinst ze. 'Ik was elf, twaalf toen ik gedichten van haar onder ogen kreeg. Ik weet niet eens meer hoe. Misschien hing ze ook op de WC, daar had mijn moeder een handje van, van gedichten op de WC hangen.'
Vooral Herzbergs manier van kijken naar de mens sprak haar aan. 'Vooral dat heel precieze waar ruimte is voor eigenschappen waar grote mensen nooit eerlijk over waren. De donkerte, de narigheid, de eenzaamheid. En de ontroering over ons getob, onze pogingen. Het luchtte mij op dat er iemand was die er van af wist. En het maakte indruk dat iemand een vorm vond om al die dingen te zeggen.'

Jiddisch en Berbers
Maar ook wie Herzberg veel later las, kon niet anders dan onder de indruk zijn. Dat geldt voor Fikry El Azzouzi (1978), die enigszins beschaamd bekent dat hij als jurylid van de Prijs der Nederlandse Letteren het gedichten en toneelstukken aanvankelijk niet kende. 'Maar haar poëzie raakte me. Dat gebeurt niet vaak. Herzbergobserveert, stelt zichzelf op een of andere manier kwetsbaar op. Ik denk dat dat me raakte. Haar gedichten zijn ook grappig, hoopvol, maar soms ook bitter.'
Een gedicht dat hem ontroerde is 'Jiddisch', omdat Herzberg daarin zijn eigen verwaterde relatie met het Berbers lijkt te hebben verwoord:

Verdrietige intieme taal
het spijt me dat je in dit hoofd
verschrompelde.
Het heeft je niet meer nodig
maar het mist je wel.

Alleen het hoogstnodige
Wat steeds terugkomt in de bewondering voor Herzberg is haar taal. Eenvoudig en complex tegelijk. 'Terloops, onnadrukkelijk', zei Willems al. Ook Vekemans roemt de precisie van taal, die haar aan de compositie van een muziekstuk doet denken. 'Alleen het hoogstnodige staat op papier, waardoor de gaten tussen de woorden zichtbaar worden: dat wat niet gezegd kan worden. Dat geeft haar toneelwerk iets pijnlijks. Tegelijk is er ook altijd lichtheid en humor.'
'Wat mij opviel is het persoonlijke, de gewone dingen die ze uit het leven kiest', meent El Azzouzi, 'Haar toneelwerk gaat vaak over banale dingen gaat of ze begint met banale dingen, maar dan blijkt het het over veel meer te gaan. Ze puurt de banaliteit mooi uit zodat het die overstijgt. En uiteindelijk zit alles erin: tragedie, ontroering en humor die een diepere werkelijkheid toont.'

Maar dat eenvoudige?
Alleen Perquin vraagt zich af of je Herzberg taal wel 'eenvoudig' moet noemen. 'Knap is het zeker, maar dat eenvoudige? Daar ben ik nog niet uit. Je moet bedenken dat er definities van de mensheid in haar werk zitten. Gedragsanalyses. Grote ontdekkingen. Waarnemingen van fenomenen die je tot je het las, alleen instinctief hebt gekend. Je kunt dat heel simpel opschrijven, maar daar is niets eenvoudigs aan. Daar zit zó veel vakmanschap in.'
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:Bericht, 30 nov)

Geen opmerkingen: