Oud-werknemer Bob Jongschaap publiceerde een bedrijfsgeschiedenis van wetenschappelijke boekhandel en uitgeverij Nijhoff, dat vanuit Den Haag de wereld veroverde. Die betrokkenheid heeft voor- en nadelen.
Het moet indertijd een ouderwets bedrijf zijn geweest, waar Bob Jongschaap – vers op de arbeidsmarkt – in 1960 in dienst trad. Het eerbiedwaardige Martinus Nijhoff aan het Lange Voorhout in Den Haag deed de dingen zoals ze altijd al werden gedaan in haar toen al meer dan een eeuw omspannende geschiedenis. Symbool daarvoor was de ruimte waar de jongste bediende op zijn eerste werkdag aan de slag ging, zoals hij die beschrijft in Martinus Nijhoff N.V. 1853-2002 dat deze maand is verschenen bij Vantilt.
Dat was de boekhandel ofwel 'het sortiment'. Het plafond was vuil. De nieuwe aanwinsten lagen op een grote negentiende eeuwse tafel die ooit nog door de oprichter van het bedrijf moet zijn aangeschaft. Vanwege plaatsgebrek werden de overige nieuw binnengekomen boeken op stapels op de grond langs de kasten neergelegd. 'Het maakte op mij een slordige indruk. Ik had dit totaal niet verwacht in zo'n chic bedrijf', aldus Jongschaap. En over de foto's uit 1923 merkt hij op: in mijn tijd zag het nog steeds zo uit.
Het toppunt was de kassa. Of beter gezegd: het ontbreken ervan. 'In al die jaren, tot de uiteindelijke sluiting, is er nooit sprake geweest van een kassa. Dus ik kreeg, net als mijn collega's, een bakje van gevlochten dun metaaldraad in de bovenste lade van mijn bureau, met daarin honderd gulden wisselgeld. De verkopen werden simpelweg op een velletje blanco papier genoteerd, tegen sluitingstijd opgeteld en de daaropvolgende morgen met de opbrengst van die dag afgegeven op de boekhoudafdeling.'
Toch schreef Jongschaap zijn bedrijfsgeschiedenis uit een mengeling van nostalgie en verontwaardiging. Hij betreurt het zeer dat het 'boekenimperium' in 1970 is verkocht aan Kluwer. In weerwil van de belofte de combinatie van boekhandel, export, uitgeverij en antiquariaat ten minste vijf jaar onaangetast te laten, werd al in 1972 een begin gemaakt met de ontvlechting. Boekhandel en antiquariaat sloten na enkele jaren. Uitgeverij en export verdwenen in het grotere geheel. Nijhoff was toen alleen nog een merknaam.
Nu ook dat al een tijd niet meer het geval is, vraagt de auteur zich af wie nog weet hoe glanzend de reputatie van het bedrijf was. En dat vanaf het begin. Direct nadat Martinus Nijhoff (1826-1894) – telg uit een Arnhems boekhandelaarsgeslacht – het bedrijf in 1853 had opgericht, bezat het dankzij diens werkkracht, geheugen, betrouwbaarheid, en vermogen om relaties te onderhouden een spilfunctie als wetenschappelijke boekhandelaar. Binnen een jaar (!) was het pand waar hij was gevestigd te klein geworden.
De volgende generaties wisten het bedrijf daarna verder uit te bouwen: zoon Wouter Nijhoff (1866-1947) en kleinzoon Wouter Nijhoff Pzn (1895-1977). De eerste overtrof zijn vader in werklust en organisatietalent. Niet alleen leidde hij een zeer divers bedrijf dat inmiddels tientallen werknemers telde, ook in zijn zogenaamde vrije tijd was hij bijzonder actiever als bibliograaf of bestuurder. Zijn graf was daarom 'niet zijn laatste, maar zijn eerste rustplaats', zei later zijn zoon Martinus Nijhoff, de dichter.
Een van Wouters initiatieven was de ontginning van de Amerikaanse markt in 1901. Hij was niet de eerste Nederlander: Swets & Zeitlinger en Frederik Muller stuurden al boeken naar bibliotheken in de VS. Maar hij legde zo wel de basis voor het bedrijfsonderdeel dat door zijn neef Wouter Pzn., die in 1917 in de zaak kwam, werd uitgebouwd tot een omvangrijke afdeling. Zeker toen de studentenaantallen in Amerika drastische begonnen te stijgen, leek hun behoefte aan informatie onverzadigbaar.
Eigenlijk, suggereert Jongschaap, legden de Nijhoffs hiermee de basis voor de grote Nederlandse aanwezigheid in de wetenschappelijke uitgeverij die tegenwoordig gestalte krijgt in de concerns Wolters Kluwer en RELX. Het was dan ook de exportafdeling waarom de snelgroeiende grote uitgeverijen begerig hun handen naar Nijhoff uitstrekten. En die het langst is blijven voortbestaan: eerst als afdeling binnen Kluwer, na 1989 na een management buy-out als zelfstandig bedrijf, tot het in 2002 opging in Swets.
Dat is duidelijk. Maar waarom wilde de familie Nijhoff eind jaren zestig de boel verkopen? Daar begrijpt Jongschaap niets van. Het bedrijf had wereldwijd een uitstekend imago. De omzet steeg: van 15,4 miljoen gulden in 1966 naar 20,3 miljoen gulden in 1969. De winst na belastingen ook: van 950.000 gulden naar 1,6 miljoen gulden in dezelfde jaren. Wilden Wouters nakomelingen en hun partners, die in 1947 het leeuwendeel van de aandelen hadden geërfd, dan alleen maar cashen?
Hier wreekt zich het bekende probleem van iedere bedrijfsgeschiedenis: een gebrek aan goed archief. Jongschaap heeft zich heel aardig weten te redden, dankzij een aantal uitvoerige necrologieën en karakterbeschrijvingen, maar hij moet toch voor een deel gissen – voor de opbouw van het bedrijf net zo goed als voor de afloop. Daarbij is hij emotioneel betrokken én als historicus een amateur, die de anekdote verkiest boven een begrip van de bedrijfsgeschiedenis binnen de grotere economische geschiedenis.
Wie toch probeert Jongschaaps anekdotes te plaatsen binnen dit groter kader, zal inzien dat er wel degelijk iets te zeggen is pro verkoop. De ouderwetse aanpak, die uit alles blijkt, komt immers voort uit een onwil om te veranderen. In plaats van te experimenteren met automatisering verzette Nijhoff zich zelfs tegen de invoering van het ISBN. En ondanks de groei van de export, bleef alle post binnenkomen op één postbusnummer, waardoor het aantal klachten over trage levering in de jaren zestig exponentieel toenam.
Het kan daarom wel zijn dat de erven-Nijhoff weinig visie hadden op het bedrijf en het vervolgens maar inruilden voor 8.404.800 gulden en 35.519 aandelen-Kluwer. Maar het is ook moeilijk voor te stellen dat het met zo'n weinig open instelling voor nieuwe ontwikkelingen overeind had kunnen blijven in het tijdperk van automatisering en schaalvergroting. Op z'n minst had het zelf de concurrentie met Kluwer en Elsevier moeten aangaan om, met veel grotere omzetten, de investeringen in computers te kunnen dragen.
Het zij Jongschaap vergeven. Uit zijn beschrijving van zijn jaren bij Nijhoff blijkt zonneklaar met hoeveel liefde hij in het sortiment heeft gewerkt. De collegiale sfeer. De bijzondere klanten – tot aan president David Ben-Gurion van Israël. De wetenschap bij niet zomaar een bedrijf in dienst te zien. Zulke liefde maakt nu eenmaal een beetje blind. Maar als hij geen betrokkenheid had gevoeld, had hij ook nooit deze bedrijfsgeschiedenis geschreven. En omdat dat het lot is van verdwenen bedrijven: dan had niemand dat gedaan.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, mrt 2019)
1 opmerking:
Ik zoek een boek van Uitg Nijhof
Ernst Rodenwaldt - Die Mestizen auf Kisar,
waarschijnlijk uitgegeven 1928
2 delen ca 482 blz. Weet iemand of dat nog ergens tweede hands ligt te verschimmelen?
Een reactie posten