Met Grip schreef Stephan Enter een van de beste romans van 2011. Het meeslepende verhaal over de vraag hoe je moet omgaan met het verstrijken van de tijd verdient een groot lezerspubliek. Een kennismaking met een auteur die alles over heeft voor zijn literaire werk.
Over succes heeft de schrijver nooit te klagen gehad. Zijn debuut Winterhanden (1999) en Lichtjaren (2004) stonden op de shortlist van de Libris Literatuurprijs. Zijn werk verkoopt ook niet slecht. ‘Als je boek bij de beste zes staat, gaat er in één week een hele druk doorheen,’ zegt hij. Met hulp van een beurs van het Fonds voor de Letteren, een vertaling van Spel (2007) in het Duits en een goedkope woning in Utrecht – ‘een groot geluk’ – kan hij redelijk van de pen leven.
Maar bij wie doet de naam Stephan Enter een belletje rinkelen? Hij verschijnt zelden in de media. Hij schrijft geen columns. En tussen zijn boeken zit steeds zo veel tijd, drie tot vijf jaar, dat de herinnering aan zijn werk te ver is weggezakt om de consument te verleiden ‘de nieuwe Enter’ te kopen.
‘Laat mij maar onbekend blijven’, redeneert Stephan Enter zelf tamelijk opgewekt. ‘Ik wil niet meedoen aan het vreselijke circus waarin je vier keer in de week in praatprogramma’s opdraaft om je mening te geven over Libië of de economische crisis. Dan ben je, zoals zo veel auteurs op televisie, eerder een Bekende Nederlander dan een schrijver. Ik zou alleen komen als de belangstelling is gebaseerd op mijn werk. Daarom werk ik ook mee aan een interview als dit met BOEK.’
Het enige dat Enter ambieert is een zo goed mogelijk boek schrijven. ‘Zoals Willem Frederik Hermans in Het sadistisch universum zegt: sommige schrijvers willen zich bewijzen als mens en sommige schrijvers willen zich bewijzen als schrijver. Voor veel auteurs op televisie geldt het eerste, mij gaat het om het tweede. Ik wil een vakman zijn. Een schrijver die zich wél steeds vernieuwt en er iedere keer op uit is om een meesterwerk te schrijven.’
Er is dus niets fijners dan na een gepubliceerd boek ‘helemaal leeg te worden, te denken: wat nu? en dan weer iets nieuws te proberen. Het is heerlijk om, straks ook weer na Grip, me af te sluiten en in een cocon aan een volgend boek te werken. Daar in te groeien, daar maanden mee bezig zijn en verder niets. Als er dan, op grond van mond-tot-mondreclame meer dan 50.000 mensen mijn boek lezen, zeg ik daar natuurlijk geen nee tegen. Dat zou ik juist heel graag willen.’
Wellicht dat Enters vierde boek eindelijk de sterauteur van hem maakt die hij verdient te zijn. Het ontroerende, intrigerende en even precies als treffend geschreven Grip, over de reünie van een vriendengroep twintig jaar na een dramatische klimvakantie in Noorwegen, werd – terecht – alom bewierookt. Tot zijn verrassing volgden de kopers snel. Binnen een maand na verschijnen volgde een derde druk. ‘Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt.’
Schrijven doet Enter (1973) al sinds zijn elfde. Na een vakantie met zijn grootouders in Zwitserland, waar hij voor het eerst bergen zag, was hij daarvan zo onder de indruk dat hij intuïtief de behoefte voelde het op te schrijven. ‘Ik dacht dat als ik de vakantie vastlegde, hij voor mezelf bleef bestaan. Zoals je uit een stuk koolstof – de ruwe herinnering – een diamant kunt slijpen: iets betoverends. Of zoals een goede kok uit een aantal losse ingrediënten een fantastische maaltijd kan maken.’
Hij merkte dat hij ‘vreugde schiep’ in het schrijven. Een natuurlijke neiging die een voorwaarde is om schrijver te worden, vindt Enter – net als de aanleg om te fantaseren en een liefde voor lezen en taal, die hij allebei ook had. ‘Als ik dat eerste verhaal nu teruglees, heeft het precies dezelfde vertelstijl als de verhalen van Bob Evers die bij mijn grootouders lagen. Zo begin je: met imiteren.’
Pas toen hij aan het einde van zijn studententijd twintig verhalen en twee romans had liggen, zocht hij voor het eerst contact met een uitgever. Van Uitgeverij Van Oorschot kreeg hij binnen een paar dagen een brief van vijf kantjes met commentaar op drie verhalen. ‘Eerst een halve pagina loftuiting, daarna viereneenhalve pagina kritiek. Toen dacht ik: dít wil ik. Schrijven en een uitgever die daar echt geïnteresseerd in is. Die mijn werk ook niet klakkeloos accepteert.’
Van Oorschot heeft misschien geen enorm budget om Enters te werk aan de man te brengen, de uitgeverij steunt hem als oeuvrebouwer. ‘Ook als een boek flopt staan ze achter me. Ze geloven niet in een boek, maar in mij als schrijver. En dat is echt niet vanzelfsprekend in Nederland. Een kennis had een boek geschreven dat proza en essays mengde, maar onder druk van de uitgever moesten de essays eruit om er een makkelijker te verorberen boek van te maken.’
Het komt dan ook uit de koker van de uitgever om op de achterflap van zijn debuut Winterhanden te schrijven: ‘Hiermee presenteert Enter zich voor het eerst aan zijn lezers.’ Al die jaren later moet hij er nog steeds om lachen. ‘Het is nogal ijdel en zelfoverschattend om te zeggen dat ik al lezers heb nog voor ik ben gedebuteerd. Zo die lezers al bestaan. Ik schrijf in ieder geval niet voor een lezer, maar voor mezelf. Voor een afsplitsing van mezelf die zegt: niet slecht gedaan, Enter.’
De vier boeken van Enter zijn meer dan ‘niet slecht gedaan’. Ze zijn stuk voor stuk van een tijdloze schoonheid. De tot in de puntjes verzorgde heldere stijl trekt de lezer vanaf de eerste pagina in het verhaal. Het zijn boeken over existentiële universele thema’s die de lezer op verschillende manieren ingang bieden. De plot is intrigerend of aangrijpend, maar altijd meeslepend. Tegelijk werpt Enter veel vragen op over zijn thema, dat hij altijd diepgravend uitwerkt.
Grip is zijn beste roman. Het verhaal beschrijft de reis van Paul en Vincent naar Swansea en hun ontmoeting met Martin daar. Twintig jaar geleden beleefden ze op de Lofoten een beslissende dag samen, zonder dat ze van elkaar weten hoe beslissend die was. Nu hebben ze elkaar al jaren niet meer gezien. Enter onthult stap voor stap hoe ze tegenover elkaar staan, maar laat ook zien hoe anders ze alle drie grip proberen te krijgen op het verstrijken van de tijd.
Het knappe is dat Enter zichzelf daarbij op de achtergrond houdt. Hij geeft geen dwingende richtlijnen – zó moet je je verhouden tot de vergankelijkheid. Vincent houdt vast aan wat eens was en kan daarom niet verder met zijn leven. Paul leeft in het moment, maar kan daarom geen wezenlijke verbintenis aangaan met consequenties voor de toekomst. Martin aanvaardt het verglijden van de tijd en het onvermijdelijke einde, maar beleeft zijn leven daarom minder intens.
‘Wat is de beste houding?’, zegt Enter. ‘Ik ben er helemaal niet op uit om daar antwoord op te geven. Misschien heb ik zelf het meeste van het vitalisme van Paul, maar iedere positie heeft zijn voor- en nadelen. Dat blijkt het best uit de discussie over onsterfelijkheid waar die dag een bericht over in de krant staat en waar mijn personages steeds nieuwe argumenten voor en tegen op geven. Ik wil alleen de lezer uitnodigen om bij zichzelf na te gaan waar hij zelf staat in dit spanningsveld.’
Hij bereikt dat effect door uit te gaan van zijn personages. ‘Al mijn werk drijft op hoe personages op elkaar inwerken. Daar rijst de geschiedenis uit op die de lezer moet overrompelen. Oorspronkelijk begon ik aan Grip als een ideeënroman over de vraag: wat als we tweehonderd jaar konden worden? Maar dat genre begon me steeds meer tegen te staan. Je geeft, zoals Mulisch vaak deed, de lezer te opzichtig iets mee. Pas toen ik personages had geschapen die me interesseerden, kon ik het thema erin kwijt.’
Door drie personages aan het woord te laten, kreeg Enter ook de technische uitdaging die hij zocht. ‘In ieder boek zoek ik nieuwe mogelijkheden voor de romankunst. Lichtjaren bevat een brief van honderd kantjes. Spel is een jeugdgeschiedenis-in-verhalen die een coherent geheel moesten vormen. Nu was de vraag: hoe kan ik het boek door drie personen laten vertellen en tóch – met kleine overlappen – een lineaire lijn vasthouden. Lang dacht ik dat het gigantisch zou mislukken.’
Voor zijn literaire werk gaat Enter tot het uiterste. Zijn personages moeten voldoende van elkaar verschillen van karakter en toon én geloofwaardige vrienden zijn. De lezer behoort vanaf de eerste zin in een flow te worden gebracht en daarna als vanzelf voortgestuwd tot het einde. De symboliek dient tegelijk bij te dragen aan de betekenis van het verhaal en volkomen realistisch te blijven. En de gezamenlijke herinneringen moeten nét iets van elkaar verschillen.
Ook wil Enter dat ieder detail klopt. Er mag geen toevallige lezer voorbijkomen met specialistische kennis over bergbeklimmen, Noorwegen of onsterfelijkheid die hem op een foutje betrapt. ‘Ik vind dat heel belangrijk. Stel: je leest een spannend verhaal en opeens staat er dat ze in Noorwegen euro’s gebruiken terwijl ze Noorse kronen hebben. Dan is mijn vertrouwen weg dat de rest ook goed is. Het is alsof een hoogleraar wiskunde blijkt niet te kunnen hoofdrekenen.’
Hij gaat daarin heel ver. ‘Uit een Noorse reisgids had ik het woordje klevring gehaald, dat duidt op een lastige klim. Na de eerste proef tikte ik het toch eens in op internet. Niets. Vervolgens mailde ik naar het Noors instituut van de UvA. Het woord bestond echt niet. Wat nu? Een ander woord moet wel op “kleven” lijken, anders is de grap weg. Na lang zoeken vond ik in een woordenboek Nynorsk-Duits – Nynorsk is een van de twee schrijftalen in Noorwegen – klyve, dat klauteren betekent.’
Om dit manische perfectionisme schrijft hij ook geen columns of journalistiek werk. ‘Toen ik een keer een stuk over W.F. Hermans maakte voor Vrij Nederland, kostte me dat drie weken. Dat leidt te veel af van mijn eigenlijke werk.’ En daarom ook blijft Enter in zijn boeken dicht bij zijn eigen biografie. ‘Dat ken ik tenminste. De reünie speelt zich af in Swansea omdat een vriend van mij daar woont en ik de reis uit het boek vaak heb gemaakt. Toevallig is hij net als Martin ook bijna hoogleraar.’
De enige fouten die je in zijn werk kunt vinden zijn spelfouten als ‘sigaretterook’. Alleen: Enter ziet die niet als fout. ‘Ik hou me aan de spelling van 1995. De tussen-nregel die later is ingevoerd, vind ik onlogisch. Ik zou ook willen dat meer schrijvers zich daartegen verzetten. Juist schrijvers zijn gebaat bij conservatisme in de spelling, omdat dan hun werk zo lang mogelijk leesbaar blijft. Omdat Engeland niet aan spellingswijzigingen doet, kan iedere Brit Shakespeare nog steeds probleemloos lezen. Maar om Vondel te snappen moet je een cursus hebben gevolgd, en zelfs Couperus doet inmiddels gedateerd aan.’
Toch is zijn drang om te excelleren niet de reden dat er steeds zo veel tijd zit tussen Enters echt geen vuistdikke romans. ‘Ik heb de neiging om heel lang met een idee te goochelen. Ik onderzoek alle mogelijkheden en stel het moment om echt te beginnen zo lang mogelijk uit. Tot ik voorbij een punt kom dat ik intuïtief aanvoel: dit gaat lukken. En dan nog is het pijnlijk om te schrijven omdat je daarmee mogelijkheden afkapt. O rijkdom van het onvoltooide, noemt J.H. Leopold dat.’
In die fase – waarin Enter dit keer ook een heel jaar weinig deed, veel op vakantie ging – maakt hij veel aantekeningen in zijn Moleskine-boekjes. ‘Het is de heerlijkste staat van zijn: voortdurend nadenken over je boek, al je zintuigen open hebben staan voor ideeën en informatie die je kunt gebruiken. Die aantekeningen zet ik over pc, waar ik ze verder uitwerk. Voor Grip had ik uiteindelijk een document van zevenhonderd pagina’s. Als ik daarmee aan de slag ga, zie ik het krimpen. Indikken.’
En al heeft hij zijn boek eerst helemaal uitgedacht – ‘met een uitgebalanceerd plot, personages en alles’ – hij is geen auteur voor wie schrijven slechts het invullen van een schema is. ‘Vaak levert dat boeken op waarvan je halverwege weet hoe het afloopt. Ik wil me laten verrassen door mijn personages, in de hoop dat mijn lezers er dan net zo door verrast worden. Ik blijf ook open staan voor nieuwe, betere ideeën om het boek nog rijker te maken.’
Overigens heeft hij na Spel twee boeken uitgedacht. ‘Lang heb ik zelfs niet geweten welk boek ik eerder zou publiceren. Het is Grip geworden, maar mijn volgende boek zou daarom binnen twee jaar vanaf nu moeten verschijnen.’
(Gepubliceerd in BOEK nr. 1, 2012)Zie ook:
- Interview met Enter over Compassie (mei 2015)
1 opmerking:
De vijf boeken van de shortlist voor de gouden uil heb ik gelezen en 'Grip' met stip aangeduid als de enige verdiende winnaar.
De auteur Enter heeft een vaste lezer toegvoegd aan zijn schare bewonderaars.
Vriendelijk groeten,
Karel Van den Bergh
Een reactie posten